DAGBOEK VAN EEN REIS NAAR DUITSLAND IN 1851 VAN JAN VAN DER HOEVEN, samen met zoon Jan, 16 jaar oud, aanvang 16.8, laatste aantekening 2.9


(schrift vaak slecht te lezen)

16 Augustus.

Reis naar Amsterdam met den spoorweg. Hier een talrijk gezelschap met weinig conversatie. In Amsterdam bezoek ik mijn familie. Diner in de Keizerskroon Kalverstraat. Jonker Salverda uit Leeuwarden met vele dames: de Heer spraakzaam, vele bekenden in Friesland. Vertrek naar Arnhem om 6 ure. Drie Noord- Amerikanen, waaronder twee langbeenige mijn gezelschap, benevens een jong zee¬officier, pas uit Indië teruggekeerd. In den laten avond kwamen wij te Arnhem aan, waar wij in het logement van den Doctor onzen interk namen.

17. Augs.

Zondag. Wij wandelen door de stad. Ik schrijf een enkel woord in mijn dagboek. Vervolgens begeven wij ons reeds om 10 ure naar de stoomboot van de duitsche Maatschappij. Deze draagt de naam van Rubens, maar veel schilderachtigs was er niet op; en ons Diner, dat wij om de menigte passagiers boven op het verdek namen, werd door een vrij hevige regen gestoord, t was overigens zoo middelmatig dat het schande was er nog iets voor te betalen. Ons gezelschap was zeer talrijk, vooral versterkt door een aantal reizigers die eenige tijd na half elf op de stoomboot gebragt werden met een van buiten en van binnen overladen Omnibus, en welke met den eersten trein uit Amsterdam waren vertrokken. Er was een Heer uit Schoonhoven met zijne vrouw, een predikant uit Gouda met zijn twaalfjarig zoontje, een Heer H Prins uit Brasilie met een jongetje van 2 jaren, eene familie Lehman, de man tamelijk geneusd, de vrouw beschaafd en van verstandig uiterlijk, fransch sprekend met een jongen van vijf jaren. Van tijd tot tijd echter spraken zij ook Hollandsch en het regte van deze lieden heb ik niet kunnen te weten komen. Sommige uit het gezelschap beweerden dat Lehman een jood was. Zij reisden naar Bazel en onder de vele pakgoederen van L. behoorden ook zeer middelmatige schilderijen of om juister te spreken gekleurde Lithographiën in mahonyhouten lijsten. Deze zaken werden als belasting verschuldigd opgegeven en gevisiteerd. Daarbij was er bij de vrouw die op eenen afstand bleef, zekere angst Ik heb naderhand gedacht of die geëncadreerde platen niet kleine hoog belaste zaken bevatten konden b.v. kant of iets dergelijks.
Van de visitatie kwamen wij vrij gelukkig af. Hoezeer ik nu en dan eenige afwisseling vond in het gesprek met eenige der passagiers, verveelde ik mij echter vrij wel. Onder de passagiers was een jong mensch die veel gereisd had, van een innemend voorkomen. Hij scheen veel lust in de schilderkunst te hebben, mogelijk was hij zelve schilder. Uit den loop van het gesprek, hij sprak beschaafd en aangenaam bleek het dat hij in Gelderland woonde. Thans ging hij den Eifel bezoeken. Er waren voorts nog Portugezen of zuid Amerikanen en een jong paar pas gehuwde lieden uit Vriesland.
Te Ruhrort vonden wij de volmaakste verwarring. Eerst moest ons goed uit de stoomboot bij de plaats waar wij uitstapten op wagens geladen worden. Er was slechts eene wagen. Van de overladene wagen vielen eenige koffers af. Nu werden nog twee kruiwagens genomen, waarvan er een onder t rijden omviel. Onhandigheid wedijverde met onhandigheid. Van verlegenheid of zucht om zich te verschoonen geen schijn. Nu weder (54 stuks bagage) op eene kleine stoomboot overgepakt, die ook onze personen opneemt. Met dat bootje bereiken wij den tegenovergestelde oever. Nu nieuwe toneelen van schromelijke verwarring. Slechts een enkele omnibus. Ik (en verscheidene anderen dachten er eveneens over) verkies te wandelen en mijn goed door eenige jongens te laten dragen, die er als om strijd op aanvallen, gelijk hongerige honden op een been.
Wij komen aan het station te Ruhrort een ware schuur. Hier mag ik mijn goed niet laten wegen, n.b. omdat ik eerst plaats moet nemen, en eene plaats nemen is een onmogelijkheid daar voor het eenige hokje van den bureaulist vijf of zes groepen van engelsche, portugese en andere aam .igte elkander verdringen. Eindelijk toch een briefje. Toen waren de vier jongens tot meerdere aangegroeid en vroegen loon voor 't dragen. Toen ook dit afgedaan was, kon mijn goed niet meer gewogen worden, en 't ging ongewogen door. Nu waren wij echter spoedig te Oberhausen. Rijtuigen van de 3e klasse nemen ons op; in die van de 2e klasse was geen plaats. In Oberhausen komen wij in een warm posthuis, eene wachtkamer, waarbij een kleiner wel beter gemeubileerd vertrek, doch waarvan de portugezen spoedig bezit nemen, de canapé bezetten en rondom de tafel zich in stoelen scharen als hadden zij het vertrek afgehuurd. Een dezer onbescheidene Heeren verlangt een pijp tabak. De kellner vraagt of ik ook bij toeval tabak bij mij hebbe. Ik geef vrijheid om een pijp te stoppen; maar nu wil men het zakje met geweld behouden van de kellner koopen enz. Ik krijg het slechts met moeite weder.
Intusschen bliksemt het fel in de verte en een hevige stormvlaag met wind trekt onze eenzame woning voorbij.
Eindelijk komt eene offïciersvrouw uit Wezel en hare twee kinderen ons gezelschap in de wachtkamer vermeerderen. De opzichter van den spoortrein, die hier vertoeft kent het knaapje van vroeger. Heet hij niet Karei? "Neen Oscar." Ach ja Oscar."- Had hij toen niet een rood randseltje? Neen dat droeg hij niet, maar hij was altijd zeer militair en levendig! Ja ja recht so. Oscarchen war ein sehr lebhafter Knabe. Komme hier Oscarchen wir sind ja alte Bekannter en zoo ging het voort. Echter was de inspector een zeer goedwillige, groote dikke kerel, wiens blaauwe uniformjas voor den omvang van het benedenlijf ontoereikend van boven toegeknoopt, van onderen de deftige figuur van den vir amplissimus niet bedekte. Een baard van blond rosachtig haar met grijs gemengd gaf van het gehele beeld een zeker individueel karakter en voltooide het geheel.
Hoe blijde was ik toen eindelijk de trein om 12 ure aankwam waarmede ik nu in een wagen der eerste klasse vertrekken kon. Ruim en hoog met alle comforts, een fraai blad, dat als tafeltje opsloeg voor mij. Jan mijn eenige reiscompagnon in de viersitzige coupé! "Wij zien even buiten Oberhausen een hoog gebouw, misschien eene kerk in lichterlaaye vlam staan; misschien was hier de bliksem ingeslagen. Daarna viel ik in slaap tot Münd
Nu moeten wij van wagen veranderen. In het stationsgebouw vind ik goede kofify en brood voor zeer geringen prijs. De wagen waarin wij nu overgingen was lang zoo fraai niet; alle verandering is ook geene verbetering. Behalve Jan, zijn nu ook nog 3 Heeren, een franschman en een jonge Deen en een engelschman (zooals hij zeide, hij had er echter niet het minste air van onze reisgenoten.

Den 18 Augs ten 6 ure rijd ik Hannover binnen. Een warm bad verfrischt ons. Na ontbeten te hebben namen wij een rijtuig voor 12 Ggr. per uur en rijden door de stad om het paleis van den Koning en vervolgens Hermhausen te zien. In de stad is een groot plein. Waterloo Platz waar op eene groote colom welke van boven een bronzen beeld der Victoria draagt. Digt daarbij is eene groote buste van Leibnitz, in eene koepelvormige monument omsloten. Het paleis nieuw gebouwd, en waarvan de koning geen gebruik maakt terwijl hij in een kleiner daar tegen over gelegen gebouw woont, bevat vele zalen van schoone decoratie, met moderne schilderijen, eene zaal, eetzaal in Fresco beschilderd door Jacobs uit Gotha met mythologische groepen, eene fraaye danszaal met fresco beelden van denzelfden; onder de schilderijen was een schoon stuk van Beaas de Lurley Sage voorstellend. Bijzonder schoon zijn de parquetten en op dat wij niet zouden schaven met onze laarzen moesten wij groote wollen sokken aan trekken, zoo dat het gezelschap veel overeenkomst had met eene processie van beeren.
In Hannover is nog een huis waar Leibnitz lang gewoond heeft en welks gevel zonderling antiek is. Profs. Krause die ik bezocht was met zijn gezin op reis naar Zwitserland. In Hermhausen is een zeer schoone botanische tuin met groote en hooge palmhuizen en kassen. Hier zag ik voor het eerst in een laag broeikastje de Victoria regia met hare bladen zoo groot als eene groote ronde tafel en bloemen van de grootte van een tafelbord. Een zeer beleefd jong mensch was onze geleider. Na den eten bezocht ik in de Neustadter Kirche, een somber gebouw het graf van Leibnitz, eene eenvoudige blaauwe steenplaat met de inscriptie Ossa Leibnizii. Den avond bragt ik gedeeltelijk door auf den Ma... Insel, waar tooneelvertooningen in de open lucht gegeven werden onder een soort van dak zaten de toeschouwers, en het tooneel was niet verlicht, zoo dat het raadselachtig was, hoe het was gedecoreerd. Vrouwen onder de toeschouwers zaten dikwerf te breyen. Voor 2 Gute Grosschen komt men daar, een spotprijs in de daad en niet tegenstaande de stortvlagen van den ganschen dag was het er vrij vol.- De kosterin der Neustadter Kirche had mij gezegd dat deze groote kerk welke wel 2000 menschen bevatten kan, gewoonlijk zeer leeg was. In protestantische Lander werden die Kirchen nicht viel besucht, zeide de Kellner in mijn logement (British Hotel). Zie hier een beeld van het volksleven in Duitschland.

19 Augs.

'S morgens vroeg verlaat ik Hannover en ga met den spoorwegtrein naar Brunswijk. Deze afstand wordt in 3 1/2 uur afgelegd. Ik neem plaats in een rijtuig der 2e klasse 't geen zeer goed is. Een oude Heer die in Frankrijk geweest is, prijst den Koning van Hannover zeer, was hij slechts een twintig jaar jonger dan kon hij zich aan de spits van Duitschland's vorsten stellen en het duitsche volk zou iets beters en duurzamere bekomen dan thans. In Brunswijk neem ik intrek in het Hotel d'Angleterre even als in 1844. Ik bezoek voormiddags het Museum waar mij eenige schilderijen vooral aantrekken van Jan Steen, van Guido Reni, van Rembrandt, alle vroeger reeds gezien. In de namiddag bezoek ik een Expositie van schilderijen in de Aegidius Kirche, waaronder zeer schoone stukken. Een groot stuk van Jacobs uit Gotha, Luther op de rijksdag te Augsburg werd juist geplaatst. Ook de Blasius Kerk met zijne naven werd weder bezocht. Groote koperen kandelaars met 7 armen. De groote Linden¬boom bij de kerk en de stijve leeuw voor de kerk, het paleis Wil...burg werden bezien (van de buitenzijde), zijn park doorwandeld, en in dit dagboek geschreven. Dr Mansfels

20 Aug.

'S nachts diarrhee, 't geen zich 's morgens herhaalt
Ik ga om 9 ure met den spoortrein naar Wolfenbüttel. Hier bezoek ik den bibliotheek onder de vriendelijke leiding van Dr Schoenemann, die blind is en aan tabes dorsalis lijdt. Dr (und Medicinalrath Mansfels) had ons aan hem aanbevolen. Het M...tr.k van Matth. Corvinus met Florentijnsche schilderijen werd bezigtigd ook aflaten en de Biblia pauper... Wij vinden de Bibliotheek (im innem) zeer gelijk aan de Radclif Library. Schoenemann interesseert zich voor munten. De inktkoker, die Luther den duivel naar het hoofd wierp zijn beker en een brief van Luther aan eene Hertogin van Brunswijk om voor haar te bedanken, en eenige te zenden.
Wij begeven ons naar Harzburg in gezelschap van eenen Profr Tuch uit Leipzig, met zijne vrouw.
In Harzburg eten wij zeer slecht. Wij klimmen op de Harzburg Eene zeer rijke en ruime Aussicht beloont unsere Mühe. Wij hebben omstreeks een uur geklommen en in 20 minuten weder naar beneden gegaan. Wij zien ten zuiden naar de Finkenheerd van Hendrik de Vogelaar en naar de Brokken, ten noorden en westen naar de vlakkere streken. Schoone boomen en een anmutiges Wirthaus versieren de top van de berg, die grootendeels met geboomte en struiken bedekt is. In de late avond toen de zon reeds onder de kimmen was komen wij in ons Gasthoff am Eisenbahn. Ik schrijf in mijn dagboek.

21 Aug.

'S morgens vroeg rijd ik met Prof. Tuch en zijne vrouw naar Ilseburg. Onder weg wordt bij het verlaten van 't Hannoversche grondbebied onze pakkaadje nog maals gevisiteerd, 't geen op de stoep van een posthuis op de opene weg en in de brandende zon geschiedt. Vervolgens komen wij terwijl de weg langzaam opklimt en de bergen aan onze regterhand met donker geboomte bedekt zijn, in Ilseburg Een vierkante vijver met opgaande populieren omgeven aan de voet van het gebergte; een vriendelijk en net logement ligt achter een ruim plein met den achtergevel tegen den vijver aan. Ik wandel in de hete zonne en zoek eenige schaduw bij de boschrijke voet der bergen. Aan tafel (wij waren in eene groote zaal als verloren) troffen wij ook Prof. Nitzsch van Berlijn met zijne vrouw aan. Na de eten beklimmen wij het gebergte. Onder digte schaduw, terwijl soms aan beide zijden van ons pad, de sterk hellende vlakte diep onder onze voeten en hoog boven ons met statige boomen bedekt was komen wij aan den Ilsenstein naakte granietklompen van waar men naar beide zijden een ruim uitzigt heeft, vooral naar de zijde der vlakte, waar Ilsenburg met zijnen vijver ligt. Nu gaan wij weder langs een somtijds steil pad naar beneden en komen tot het dal der Use, waar een wagen met 2 muildieren ons wacht om ons boven op de blo.sberg te slepen. De Ilse aan onze linkerhand vormt eene reeks van watervallen en schuurt zich wit schuimend en bruisend een kronkelend pad over groote steenblokken. Wat verder vertoont de weg eene menigte van blokken dikwerf meer dan zes voet hoog en meer nog lang, ordeloos opeen gestapeld. Verder op verdwijnt het loofdragend geboomte de beuk, en vertoont zich niets dan naaldhout, dennen en sparren. De Ilse nu niet meer zigtbaar bruischt en kookt onder de steenblokken die haar bedekken. De boomen worden kleiner en kleiner Nu vertoont zich onder het struikgewas een digte laag van zwart veen. De Digitalis purpurea verlaat ons niet van de voet tot bijkans aan de top van den berg. Doch nu houdt ook de spaarzame groei der kleine sparren op en eene naakte slechts met mos en Geopodium hier en daar bekleeden geele grond is als bezaaid met brokken van ongemeene grootte. Na twee groote buigingen van den weg komt men eindelijk tot de platte vlakte van de top, waar het zwarte lage en met dikke muren en enge vensters voorziene Brokkenhaus ons wacht. Daarvoor staat eene vierzijdige pyramide van hout, een toren met balustrade, een soort van Observatorium. In het brokkenhuis is alles vol. Ik moet met Jan op den zolder of eene soort van schuur in eng afgeschotene hokjes logeren, welke hun licht alleen door een venster van de houten deur van de slecht verlichte schuur ontlenen. Een tumultuarisch gezelschap aan tafel. Ellendig slapen in de koude bovenlucht, zoo dat het dikke dekbed- thans eene weldaad was. (22) 'S ochtends om 4 ure opgestaan en met behulp van waschlicht mij aangekleed De zon ging achter wolken op maar schoon vertoonde zich hare halve roode schijf, toen zij daar boven doorbrak, terwijl de hooge boven den horizon hangende wolkstrepen met eenen gouden zoom aan de onderzijde verlicht waren. Nog scheen de maan zuidwaarts hoog in de lucht als een smal wit wolkschijfje. Weldra is het geheel dag, en het landschap vertoont zich als een bestemd geheel van door vorm en kleur onderscheidend deelen, uit den nevelachtigen blaauwgrijzen chaos, waarin het nog kort te voren zamen smolt.
Weldra neem ik afscheid van de Broeken, van Prof Tuch en zijne vriendelijke en opgeruimde vrouw en rijd weder den berg af, naar Ilseburg terug. Hier neem ik rijtuig naar Harzburg, hoopende van daar met den postwagen naar Göttingen te kunnen vertrekken. Een jeugdig wandelaar, die nader bleek een student der Theologie in Göttingen te zijn, werd door ons in de wagen genoodigd. In Harzburg verneem ik dat de postwagen reeds vertrokken is. Ik neem nu extrapost naar Goslar en besluit den nacht in die oude stad door te brengen. Een weg die schoon genoemd kan worden, was hij niet door geheel gemis aan schaduw in de zon enigszins lastig voert ons met het gebergte aan onze linkerhand, door Ocker over het Ockerdal, waar de zwaveldamp ons scherp tegenwaait naar Goslar. Dikke torens en dikke muren, oud duitsche huizen eene bestrating die boven alle beschrijving slecht is met groote en ongelijke steenen. Het oude Kaiserworth neemt ons op. Weldra zitten wij ons verkwikkend aan eene goede table d'hóte met talrijker gezelschap dan men hier verwachten zou.
Na den middag doorwandelen wij de stad. De kapel, het eenige overblijfsel der reeds in 1817 afgebrokene Domkerk, welke echter Sprenger van Eyk in 1828 nog op zijne reis bezocht! (bl.56) bevat een vierkant dusgenoemd Altaar van Crodo uit den tijd der Saksen. Een vierkant van geel koper (Een mengsel van koper, zink en lood zoo als men ons zeide) met ovale gaten van ongelijke grootte. Het is boven met een witten steenen plaat met een klein kruis, zoo men wil uit den tijd van Karei den Grooten, overdekt. Van onderen wordt het door vier kleine bronzen figuren gedragen. Een paar oude schedels van graven worden hier bewaard. Oude glasschilderijen een fresco schilderij van den byzantijnsche tijd; een oud houten Christusbeeld met een zeer goed bewerkt hoofd. Conraad de I. stichtte deze kerk. Op eenige afstand is de achtermuur van het oude slot nog bewaard. Daar tusschen ligt een grasperk waarop eertijds de kerk en het slot stonden. Achter de kapel is eene nieuwe gebouwde groote cazeme, waarvoor eenige militairen met gymnastische oefeningen bezig waren. Van de hoogte waarop het nog overgebleven gedeelte van het slot ligt ziet men ten noorden op de daken en torens der oude duitsche stad. In alle rigtingen doorkruisen wij die stad om hare somtijds schoone en schilderachtige oude huizen zoo merkwaardig. Den avond brengen wij op eenen hooge dikke toren aan het Noordelijk gedeelte der stad door, waar men eene restauratie en koffijhuis aantreft; vroeger was dit eene strafgevangenis Zwinger.
Van hier ziet men naar het Noordwesten op de schoonste bergstreek. In de voorgrond vertoonen zich tuinen. De blaauwe bergen van het vergezigt worden door het roozenrood-geel van een heldere hemel omgeven. Digtere bergen komen daar bruin tegen uit. Naar het Zuiden ligt de stad met hare vele torens. Naar het Westen de Andreasberg. Een zeer schoone avond stemde mij tot weemoedige vreugde.

23.

's morgens aan de .... Mu te Frankf. a/M. geschreven. Jan gaat weder tekenen bij het Slot.
Wij vertrekken op een smoor warmen dag tegen het middaguur naar Nordheim met de postwagen. In de wagen was een zeer beschaafd jong mensch, koopman uit Leipzig, die uit Göttingen afkomstig was. Hij wist veel bijzonderheden van Professoren en scheen meer belang in wetenschappelijke menschen en zaken te stellen dan kooplieden anders gewoon zijn. Op den bergachtigen weg zien wij weder menig schoon uitzigt, somtijds gaat de diligence langs een vrij steilen afgrond en over de andere zijde langs eenen hoogen berg. Met onze reiscompagnon maken wij een uitstapje uit den wagen omtrent 1/2 uur buiten Goslar naar een groote Schiefer-groef. In Clausthal drinken wij een bijzonder soort zoet bier. Tegen den avond komen wij te Nordheim. In dit stadje is weinig te zien. Na eenig zeer middelmatig avond-eten genomen te hebben gaan wij met extra-post naar Göttingen waar wij 's avonds over 10 ure aankwamen en in het Logement zur Stadt Londen onze intrek namen.

24.

'S ochtends was het mijn eerste werk na ons gekleed te hebben, Jan naar de post te zenden. Hij kwam met 2 brieven terug, 't geen mij zeer veel genoegen deed, en ging ik naar de Jacobi Kerk, waar eerst een bijbeloefening gehouden werd uit de Handelingen der Apostelen Paulus voor Festus, vervolgens om 1/2 10 ure de preek begon over het verbond van den Doop naar aanleiding van de woorden van Petrus, die den doop met den zondvloed vergelijkt. De predikant heet superintendent Hildebrandt en scheen vrij algemeen voor eenen der beste predikanten gehouden te worden.. De kerk was langwerpig, met eene gallerij voorzien en had een krachtig orgel. Het getal der aanwezigen was vrij groot, hoezeer de kerk niet overvuld was.
Hoogst ongelukkig was ik in 't opzoeken van Professoren, die ik vroeger gekend had of met welke ik kennis wenschte te maken, en waarmede ik na den eten (de table d’hdte is hier 1/4 over 12 ure) een aanvang maakte. R. Wagner, die ik 't liefst van allen zou ontmoet hebben, was naar Triest Berthold. dien ik van vroegeren tijd kende, Grisebach. dien ik in Stockholm had leeren kennen waren ook op reis, en hetzelfde was het geval met Ruete en Hausmann. Alleen Bergmann vind ik in de stad, maar hij was wederom niet te huis. Vermoeid door de vergeefsche pogingen en grootelijks verontmoedigd, besluiten wij om toch iets te doen den botanischen tuin te bezoeken. Deze treft ons door zijne kleinheid en onbeduidenden omvang, is voor een klein
gedeelte binnen de stad, maar over een groter daarbuiten, terwijl gangen onder wallen gaan gelegen. De paden zijn eng. Tegen de stadtmuur loopt de tuin in een punt uit, hier is een boschachtig plekje. De boomen dragen meestal namen; eene schoone Tilia grandifolia wordt door ons opgemerkt. Achter in den tuin zijn de niet hooge kassen, die wij niet binnen gaan. We wandelen vervolgens langs de hooge wallen der stad, die met firaaye lindenboomen beplant zijn en van waar men op de stad en op de heuvelachtige omstreken een dikwerf zeer schilderachtige uitzigt heeft. Hier lag ook het Theatrum anatomicum op onzen weg. Het is een niet zeer ruim gebouw, met het auditorium in het midden en eenige kleine vertrekken aan beide zijden. De dissectie- kamer is klein hoewel in een vorig jaar zoo als de vrouw die ons rondgeleidde zeide hier 200 cadavers gedisseceerd waren. Onder de Praeparaten ziet men vele van Laneenbeck voor de arterien, zeer schoone preparaten van neurologie van den Prosector, ik meen Pauli genaamd (nervi cerebrales, verd van den minus, verbinding met de overige zenuwen, oorsprong der zenuwen fraaye preparaten van het gehoor enz.
Onze wandeling door de stad brengt ons ook voorbij het nieuw Akademie-gebouw in 1837 door Willem de IV, gesticht. Zijn standbeeld staat teregt voor dat gebouw. Het is eenvoudig en niet bijzonder ruim. Op de plaats waar het staat ligt het Gymnasium er juist tegen over.
Nog in den laten avond terwijl de zon reeds bijkans onder was, wandelen wij buiten de stad, naar een op eene hoogte aangelegde tuin, Rohn's Garten. buiten de Albani- Thor. Hier drinken wij eene flesch bier. Het hooge geele huis, was ons reeds van de stadswallen in het oog gevallen.- Wij begeven ons dan vroegtijdig naar bed.

25

'S ochtends bezoek ik Bergman een klein, jong, bleek eenigszins gezet mensch, met rond gezicht en donker haar. Wij zijn spoedig in orde. Ik ga de Bibliotheek bezoeken, 't geen mij echter door de vacantie op dezen tijd niet mogelijk was. Na bij het gebouw der Bibliotheek, waar tegen over het vroegere Akademische Gerigtshof ligt, lang heen en weer gewandeld dan weder op de steenen trappen gezeten te hebben, ontmoeten wij B. weder die met ons hier in het museum ging. Een Giraffe staat aan de ingang; wat hooger op de trap twee struisvogels met een ei. Het museum zelve is zeer onbeduidend; slechts het ornithologische en amphibiologische gedeelte is eenigszins beter. Van Le...iden zag ik slechts Stenops iavanicus. Onder de nesten en woningen van insekten zag ik twee van Cteni.a, welke in de Ann. des Sc. nat. beschreven en afgebeeld zijn. Ik zag een opgezette Monsdon ...noceros, een groot exemplaar (waarschijnlijk slechts een balg) van Crvptobranchus iaponicus, een groote
Alligator Op de dieren (boven op den rug) zijn de etiquettes gestoken 't geen zeer weinig elegantie verraadt.
Wij gaan vervolgens naar het physiologisch instituut, en doorlopen de verschillende kamers. Hier wordt ook de physiologische lessen gehouden. Nobert's glasplaten met fijne strepen onder een mikroskoop van OberMuse lossen zich tot de vierde groep op B. verhaalt mij dat zij met het nieuwe mikroskoop van Oberh., met zijdelingse spiegel zich tot den 10 de groep oplossen, 't geen tot nog toe door geen mikroskoop mogelijk was. Blumenbach's schedelverzameling wordt doorlopen. Wij zien vele zigeuner schedels. Wagner zou welligt wel eenen dezer schedels willen ruilen.
Na den eten bezoek ik de Bibliotheek en blijf omstreeks een uur in deze groote zalen. Ik zie er eene zeer schoone buste van Soemmerring door Launitz, een van Blumenbach, Heyne J.v.Müller enz.
Wij bezoeken vervolgens Prof. Baum, Prof. der Chirurgie die vroeger in Greifswald geweest was en sedert 3 jaren hier is aangesteld. Met hem bezoeken wij het nieuwe Hospitaal, ingerigt voor 200 bedden. Het heeft bij de oprigting 100.000 Thlr gekost en jaarlijks worden er 15000 Thls aan de kosten gelegd. Ik zag eene kunstneus, die pas even gemaakt was; na lupus die echter reeds 6 jaren genezen was. Bij een knaap was na wegnemen van een gezwel op de wang, 't geen onder den mass.1.. doordrong een
fistel van den d..tus stenonianus overgebleven. Het pa tiden vocht toonde eenen andere reactie, dan het speeksel; misschien is het sc der gl. sect manillanis en linguolis verschillend.
Wij bezoeken vervolgens de Rohn's Garten andermaal. Wij staan hier op eene heuvel van muschel kalk en gaan naar de steengroeve. Stukken met Tarebratulen en Ammoniet worden opgeraapt. Door een lang pad in de laagte langs eenen beek keeren wij naar de stad terug. Baum noodigt ons in zijn schoon versierde woning. Hier drinken wij in gezelschap van zijne vrouw, die wij met hare dochter aan de piano vinden thee. Baum is een zeer beschaafd man geen vriend van de nieuwe duitsche rigting; van Vogt en dergelijken. Onder het spreeken over het Hospitaal zeide hij mij van de besmettelijkheid der cholera stellig overtuigd te zijn: vroeger was hij anticontagionist. In Göttingen had zich in 't vorige jaar de cholera enkel tot het Hospitaal bepaalt, waar hij uit een bezoek van eene plaats waar choleralijders waren, terwijl de studenten een lijk ontleed hadden, het door patienten uitgeworpene en ingewanden had medegebragt.
In de woning van Baum zijn de schoonste gravures naar schilderijen van Rafael en anderen Ik zie hier de de schoone plaat van Leonardo de Vinci's avondmaal de carton's van Rafaël, de platen der Sextische Kapel uit het Vaticaan enz.- de wanden versieren.

26.

Ik schrijf hier een brief des konings van Hannover af, dien ik reeds in de couranten gelezen had, maar nu ook aan het universiteitsgebouw aangeplakt vond en die hij na zijn bezoek aan den akad. Senaat geschreven had.
Magnificent Herm Professoren!
Es thut mir Leid dass ich nicht noch eine Gelegenheit hatte, ihnen meine völlige Zufriedenheit zu bezeugen über Alles was ich in Georgia Augusta sah, wo als junger Mann ich hatte können viel profitieren, aber Jugend hat keine Tugend und statt meinen Zeit gut zu benützen, förchte ich, ich habe vieles verloren. Ich sehe an die grosse Ordnung, Ruhe und Sittsamheit zwischen der Jugend dort gftnzlich als eine Folge von der Wachsamheit und die guten Lehrer von Ihnen Meine Herm. Ich danke Ihnen alles daför und hofïe: Gott wird noch femeren Segen bringen der Georgia Augusta.
Dieser Brief soll der ganze Universitat bekannt werden indem ich wünsche Sie mogen, das O. gen sein meine Zufriedenheit zu bezeugen auch an alle Studenten die dort sind und die mir so viele Beweise gaben von ihrer Anhanglichkeit Ich verbleibe Euer Magnificus und der Herren Professoren Hannover Wohlgeneigter
9 August Ernst August
1851
SrMagnific....
Dr. Briegle.
Pr der Universitat
'S ochtends schrijf ik in dit dagboek en bezoek daarop met Prof. Bergmann het Physiologisch instituut. Ik zie preparaten van vergelijkende anatomie skeletten enz.
Bij een phacochoerus Pattasii in de onderkaak regts, twee kiezen naast elkander maar de kaak was uitwendig beledigd. Schoone preparaten van het zenuwstelsel van Tospudt.
De ..k van het ovarium heeft eene opening bij M..tela. Electriek orgaan van Mo sus
Schedelverzameling van Blumenbach. Bijkans elke schedel wordt in de hand genomen.
Na den eten bezoek ik het nieuwe universiteitsgebouw. De Aula is een deftige vierkante hooge zaal met eene gallerij De plafonds zijn fresco gekleurd: Willem IV en een ander portrait hangen aan het eind. De promotie zaal is klein en men moet deze doorgaan om tot de Aula te komen. Beneden zijn de vertrekken voor het akademisch Geregtshof en bevindt zich ook de Carcer. Er is in het universiteitsgebouw nog eene verzameling van schilderijen, waaronder een fraai portret van Rembrandt een jeugdig man, een Moucheron die veel geleden had. Een nieuwe schilderij van Prof. Oesterley Christus met twee engelen, die de hostie uitdeelden, en eenige aan weerszijde gegroepeerde beelden zeer correct van teekening en zeer dun geschilderd, zoo dat de nerf van het doek geheel zichtbaar bleef Verwonderlijk in effect was het licht dat ver achterin op de beelden viel. Beneden zijn ook pleisterbeelden en eenige antiken Assirische vazen enz, doch van weinig beteekenis.-
Met Profr. Bergmann en Baum ga ik vervolgens wandelen, wij begeven ons naar Profr. Herbst, die zich sedert jaren met de Pacinische ligchaampjes bezig houdt. Wij vinden hem in een pels voor een schrijftafel zitten, een man van 50 jaren, mager en tamelijk lang. Hij toont ons verscheidene teekeningen van deze ligchamen. Tot nog toe vond hij ze alleen bij vogels en zoogdieren. Bij vogels liggen zij langs den bek, en bij velen in de tong. Bij vogels en zoogdieren in de membrana intererossea van den radius en ulna en ook tusschen .ibia en fibula. Bij een konijn toont ons Herbst deze deelen onder een mikroskoop van OberhSuser waar zij onder het foramen nutsitian van den radius in de membrana interossea zeer talrijk zijn.
Met Herbst wandelen wij over de Muschelkalkbergen (Ha. inberg) weder naar Göttingen terug. In het huis van Baum worden wij zeer vriendelijk ontvangen; hier vond ik ook de jonge vrouw van Bergmann. Wij drinken thee en gebruiken eenig brood.; vervolgens worden nog een paar flesschen Rudesheimer Hinterhaus met smaak geledigd. In het gesprek dat vrij levendig was, blijkt mij meer en meer de uitgebreide kennis van Baum, die ook met de grieksche litteratuur bekend is en met de arbeid van Ermerins hoog loopt.

27.

Ik moet Göttingen verlaten Ik neem afscheid van Bergmann en Mevr. Baum, Baum was naar het hospitaal, en neem vervolgens plaats op de postwagen naar Cassel. Wij rijden eenen schoone bergachtigen weg. Buiten Munden wandelen wij een eind weg over den berg. Jan vindt hier eenen rups van Bombyx Carpini. 'S namiddags komen wij in Cassel. Een warm bad verfnscht ons. Na den eten bezoeken wij het Theater waar de verlichting veel te wenschen overliet. Een paar kleine stukjes werden uitgevoerd en een paar Balletdansen. Reeds voor 9 uur is de vertooning geeindigd.
28. Een aanhoudende dichte regen was het eerste wat ons begroette bij ons ontwaken. Na dat wij vruchteloos op eenige verbetering van het weder gewacht hadden moesten wij tot het besluit komen om van het bezoek aan Wilhelmshöhe voor dit maal af te zien.- Wij bezoeken het Museum op de Friederich's Platz maar hoezeer dit voor het publiek open stond wilde men ons 1 Thlr daarvoor laten betalen. Wij moesten echter nog een uur wachten. In deze verlegenheid besloten wij liever de schilderijen verzameling in de Frankfurter Strasse te gaan zien. Ik herinner mij niet of ik die Gallerij in een paleis, vroeger bewoond door de keurvorstin (moeder van den tegenwoordige keurvorst) reeds gezien had; maar mijne verwachting werd overtroffen ofschoon een goed gedeelte der schilderijen door reparaties aan het paleis niet te zien was. De zaal met de schilderijen der vlaamsche en hollandsche school bevat fraaije schilderijen van Rubens, van Dijck, een groote Teniers, een boerenfeest, een groote Potter met vele figuren, een zeer groote Hondercoetter, dierconcert met een uil als concertmeester. Ik zag hier ook een fraai portret van de vrouw van Admiraal van Galen, in een blaauw satijnen kleed van Abraham van Tempel. In de Italiaansche Gallerij was een Io van Correggio volkomen gelijk aan die van de Gallerij van Berlijn. Eene geboorte van Venus door Treco Visani; het hoofd van Venus is verwonderlijk; eene heilige Cecilia van Carlo. dolce een groot schilderij van Palma Vecchio Andromeda zeer schoone vrouwen figuur; van Paul veronese een levensgroot portret zijner (zeer leelijke) dochter; van denzelfden een klein schilderij de onthouding van Sapio zeer fraai. Eene stervende Cleopatra van Guido Reni en eene van Titiaan, de eerste reeds met de doodskleur overtogen, schoone vormen het hoofd achter over gebogen, krachtig van bruin, de laatste nog levend en met frische verven, veel minder schoon doch meer bevallig; in die zal was ook een eene biddende vrouw, het hoofd van Ribera Spagnoletto. In een lager vertrek waren fraaije groote dierportretten van Rosa genoemd Tivoli.
Wij bezochten vervolgens nog de Orangerie, met het marmerbad onder onze parapluie. Van de orangerie hadden wij een schoon uitzigt op Wilhelms-höhe. Het Marmerbad is een groot koepelvormig gebouw, met vele beelden van Monot en basreliefs in carrarisch marmer. De koepel is beschilderd in het plafond. Deze prachtige stichting is oorspronkelijk van den landgraaf Karei en werd in het laatst der 17e eeuw voltooid. Vele beelden van Monot dragen het jaartal 1692. Men roemde zeer eene dansende bachante, rustende op een voet enz.
Om 1 ure verlieten wij Cassel zonder het museum gezien te hebben, met den spoortrein naar Frankfort. Wij reden langs heuvelen en velden over Wabem naar Marburg waar wij 's avonds aankwamen en in een nieuw logement Ritter onze intrek namen. De op eene berg gebouwde stad werd door ons doorkruist. Bijzonder herinnerde ons de Caseme aan het Kaiserworth van Goslar. Langs een weg die men Pilgrimsstein noemt en waar wij links beneden ons de botanische tuin zagen, terwijl aan onzen regterhand meer dan honderd voet hoog de huizen der stad op den top der helling zich verhieven wandelen wij naar Prof. Herold, der verreist war."
Vervolgens bezochten wij aan den Katzerbach. eene straat langs eene gracht met kleine Acacia boomen beplant Prof. Fick wiens vrouw ons berigtte dat hij niet te huis was en eindelijk den Geheime Medicinal Raad Prof. Heusinger, die ons in een chamber cloak op den trap zijner woning ontmoet, ons door een labyrinth van kleine kamertjes met boeken en slecht verslotene spiritusfleschen met preparaten naar zijn donker en laag studeervertrek voert, waar wij in een menigte van loketten en planken onder den last van papieren buigende naauwelijks een ruimte vinden om ons neder te zetten. Heusinger is grijs, met een groot hoofd en vriendelijk helder oog. Hij verhaalde mij in 1813 als officier van Gezondheid in Holland geweest te zijn. Van hem vernam ik voor t eerst den dood van den jongen v.d.Bosch uit Zeeland, die hier in Marb. in 't vorig jaar onder zijn behandeling overleden was.
Marburg, de Keurvorstelijke Hessische Land's Universitat telde in het zomer Semester van 1851 262 studenten; van deze waren 236 uit het keurvorstelijk Hessen Slechts 27 waren vreemden. Onder dezen waren er 14 voor geneeskunde
Van de 236 Hessen waren 73 Theologen, 70 Regtsgeleerden en alwetenschappen
beoefenende, 46 voor Genees- en Heelkunde. Er zijn in Marburg 4 gewone Prof der Theologie 1 buitengewone en 1 Privaat docent, in de regtsgeleerde faculteit zes gewone Professoren, en buitengewone en vijf privaat-docenten; in de geneeskundige faculteit (waartoe echter ook de Professor der botanie en zoologie behoren) 7 gewone,
3 buitengewone en 2 privaatdocenten.
In de philosophische faculteit (mathesis, physica, chemie, Geschiedenis Philologie Philosophie) 13 gewone Professoren 9 buitengewone en 5 Privaat-docenten.
Voegt men hier nog 6 onderwijzers in kunsten, teekenen muziek, in schermen en dansen bij dan staan de 63 docenten in eene zeer vreemde verhouding tot de 262 studenten.

29 Augs.

'S ohtends schrijf ik in dit dagboek. Vervolgens bezoeken wij de Elisabeth Kerk. Deze oude kerk welke voor ons logement in het lage gedeelte der stad ligt, met twee spitse torens is eene der oudste gedenkstukken van duitsche bouwkunst begonnen in 1235.
De grond was door een wolkbreuk 3 Augs 1847 geheel beschadigd en de kerk daardoor thans buiten gebruik. Men zou haar echter herstellen en weder in ouden toestand brengen, waarmede een honderd duizend daalders gemoeid zoude zijn. Men vindt hier in eene kapel de koperen zark van de heilige Elisabeth, versierd met edelgesteenten die echter grootendeels zijn weggenomen Nog was een groote parel en een amethyst over. In de kerk zijn altaren beschilderd door Albert Durer en door Lucas Cranach die echter veel geleden hebben. Vooral de laatsten. Binnen in de deuren zijn uit hout gesneden figuren
Heinrich das Kind; seine Mutter Sophie Herzogin von Brabant, alteste Töchter der Elisabeth.
Schoon is de aanbidding der wijzen en het sterfbed van Maria van A.Durer.
Ik bezie vervolgens de Anatomie een schoon nieuw gebouw aan het eind van den Ke...bach. Prof. Fick is hier en geleidt mij vriendelijk rond. De verzameling is zeer groot vooral voor normale menschelijke anatomie. Onder de skeletten is een groot skelet van St.thio Camelus. Het groote skelet van Anton. 8 voet en eenige duimen. Ik kom naauwelijkss tot aan de lendenwervels. Os van Anton zzo groot als os ten..is.
Van het gehoor orgaan zeer fraaije preparaten. Gedroogde hersenpreparaten van Fick. Profr. Fick belooft mij twee Hessische schedels
Vervolgens zien wij het op den hoogste top der stad gelegen slot, van waar men een schoon vergezigt heeft op de stad en omstreken. Het slot dient tot strafgevangenis voor de tot de ijzers veroordeelde misdadigers. Wij zien den Ridderzaal waar Luther met Zwingli getwist hebben over de transsubstantiatie.
Vervolgens wandelen wij door de stad. Aan den palysinstein ontmoeten wij Prof. Heuringer die met ons naar den botanische tuin gaat. Deze is rijk aan boomen Slechts eene broeikast met weinig ruimte. In ons logement vinden wij een talrijk gezelschap aan de table dliöte. Na den eten bezoeken wij de Bibliothek bij den Barfusser Thor; een gebouw dat vroeger een klooster was. Deze ontvangt jaarlijks 3000 Thllr. tot aankoop, eene voor eene zoo kleine universiteit vrij belangrijke som. Het zijn twee verdiepingen boven eene groote zaal, onder kleine vertrekken, doch beiden laag. In een matig klein vertrek beneden staan de boeken der natuurlijke wetenschappen: voor welke gedeelte weinig gedaan schijnt te zijn, hoezeer ik toch een en ander goed werk, zoo als Cuvier en Valenciennes Poissons en Agassiz Poiss.fossiles aldaar in der haast opmerkte. Ik ontmoet hier Profr. Gildemeister, een oude bekende uit Leiden, waar hij zich voor 10 jaren eenigen tijd ophield.
Met den spoortrein van 3 ure vertrekken wij naar Giessen, langs bergen, somtijds tusschen bergen, roode zandsteen.
Giessen heeft in het zomersemester 1851 409 studenten, welk getal 4 minder bedraagt dan het voorgaande wintersemester.
In de theologie zijn voor de katholieken l student voor de protestantsche evangelische 61 Voor dezen 1 katholieke geeft de oprigting van eene theologische school in Mainz opheldering. In de regten studeren 100; in de medicijnen 88 in chemie en pharmacie 52; de philosophie en philologie 31 de overige studeren Cumeraldswissenschafït enz. 332 zijn uit Hessen Darmstadt 77 zijn buitenlanders; van deze bedragen de chemici en Pharmaceuten 35, 't geen zeker aan Liebig is toe te schrijven.
Akademische leraars zijn
5 gewone Professoren der Theologie Protestantsch
4 gewone Professoren der Theologie Katholiek
regtsgeleerde faculteit 3 gewone Professoren 4 privaat-docenten
Geneeskundige faculteit 7 gewone Professoren 1 honorair Professor 2 buitengewone,
2 privaat-docenten
Philos. faculteit 12 gewone Professoren 1 honorair Professor 12 buitengewone Professoren 1 Repetitor 4 Privaatdocenten De Muzijk-directeur H Hofman is leerar der Muzijk
Prof. Bischoff, eene oude bekende wordt door mij opgezocht, "der Herr Professor B. ist verreist”. Vervolgens bezoeken wij Profr. Leukast een zeer jong jong mensch, die im oberste Stock woont buiten de stad, doch op vrij elegante kamers. Zijne vreugde mij te zien, was ongeveinsd en hartelijk, maar daar ik van hem vernam dat zijne vrouw gisteren eerst hem een dochtertje geschonken had, wilde ik hem niet lang ophouden. Hij zeide mij thans het eerste stuk mijns tweeden deels gereed te hebben. Van hem vernam verneem ik dat ook Tiedemann op reis is, en wel met Bischoff naar Milaan. Dezen zal ik dus wederom niet aantreffen te Frankfurt, gelijk ik hem tweemaal misliep in Heidelberg.- In het voorbijgaan wijst men mij het groote laboratorium van Liebig, het nieuwe Akademiegebouw, de Bibliotheek en het Ziekenhuis. Hoe veel doen toch deze kleine duitsche staten voor hunne kleine Universiteiten!

30 Augs.

Wij bezoeken met Profr. Leuckart 's ochtends de Anatomie een schoon nieuw gebouw. Bijzonder doelmatig is de dissectiezaal en eene inrigting waardoor men het cadaver uit de kelder door een luik op de tafel naar boven opwindt.
De verzameling van Soemmering is hier. De afdeeling der pathol.anat. hebben wij niet gezien, maar ons bepaald tot het zoologisch kabinet, 't geen in het zelfde locaal is, tot de en physiol. anatomie. In het zoologische museum was een Scvllaca aals Tritonia door Sars gedetermineerd: de insekten zijn zonder beteekenis. Voor zoogdieren is meer als te Göttingen. Onder de mollusken vele exemplaren van Solpa embryona van Torpedeo met nog afgezonderde vinnen. Gymnet.us ...di..rranens enz. Een schoon polypterus van Rüppele In de vergel. anatomie is de verzameling voor vergelijkende oskologie vrij aanzienlijk, ook vele preparaten van de hersenen. De menschelijke anatomie beslaat nog slechts uit naar vergelijking der ruimte weinig zalen.
Wij bezoeken na den eten met Dr. Hempel het Chemisch Laboratorium van Liebig, vrij morsig. Wat is Helicin? Een gele zalf digheid eene geheeele flesch. Er wordt in gewerkt, dit kan men zien. Vele lansen. Daarna gaan wij een afscheidsbezoek aan Leuchart brengen, wiens vrouw zich in bedenkelijke toestand bevindt.-
'S avonds om 6 ure verlaten wij Giessen. Wij rijden naar Langgöns met een omnibus en van daar terwijl reeds de donkerheid ons belette iets te onderscheiden met den spoortrein om 8 ure naar Frankfurt, waar wij tegen half elf ure aankwamen en vergeefs, in Waiderbusch logis gezocht hebbende, nu in Weissen Schwan daar tegen over onzen intrek nemen.

31 Aug.

'S ochtends beginnen wij onzen dag met naar de post te gaan Vruchteloos evenwel vragen wij daar naar brieven. Wij wandelen vervolgens om de stad in de schoone aangelgde wandelingen. Der Sorgfalt und den Schutz des Publicums werd Alles und Jedes empfohlen. Wij komen langs den Main en zien op die rivier en de lange brug en het tegenover de stad liggend Sachsenhausen. Vervolgens brengt ons onze wandeling toevallig langs eene protestantsche kerk, waar wij eene korte doch goede predikatie hooren over de woorden in den brief van Jacobus. Niemand zegge dat hij van God verzocht wordt enz. Daarna wandelen wij naar de Allee digt bij ons Logement tegen over het Theater waar wij de groote bronzen statue van Goethe beschouwen. In de regterhand houdt de dichter een rol, in de linker die naast het lijf nederhangt een krans. Het voetstuk is met bas-reliefs op scenes uit Goethe's Schriften, Herman u. Dorothea, Alterthum, Faust, Tasso enz. betrekking hebbende versierd. Betmann's tuin bij den Friedberger poort wordt opgezocht Ariadne van alle kanten bezien, voeten handen, de geheele ligte als zwevende gedaante, vol van leven en jeugdige kracht bewonderd.
Het Museum Senckenbergianum bezoeken wij. Onder de zoogdieren zien wij verschillende exemplaren van Felis maniculata.
Felis Eyra van Azara Pa..gudae. (afgeb. Weme..ai Soidtg vol.in tab. 10) geelachtig, ros, lange staart grootte van Felis catus (fel..s) slank, was mij onbekend. Mus minutis, Nest met jongen uit weilanden in de omstreken van Frankfort Macacus gaelades. Bradypus julasia synoniem met cuculliger Wagt. een zwarte streep langs de rug Onder de visschen een groote gedroogde Polyodon foli..m. Polyodon maculatum Rüppeler Schneider Bloch 62.f.2.
Lept.... gigas een fossiel (Loligo)?
Het ethnologisch gedeelte is in het bovenste van het gebouw. 50 Schels, drie musnia.. Dunne regenmantels in vel Rumlaida van de Aleutische eilanden.
Na den eten bezocht ons Sr Soemmerring. Met hem zien wij de Pauls kerk; de vergaderzaal der Nationalversammlung De plaats waar Robert Blum gezeten had was uit heilige eerbied met messen aan stuk gesneden terwijl men stukjes hout als reliquiën had medegenomen. Zoo ook van eenige andere democraten. Een schilderij Germania eene groote vrouw, met opgaand licht. Duitsche kleuren zwart rood geel versieren den koepel in draperiën.
Wij bezoeken vervolgens den daartegenoverliggenden Römer met de Keizerszaal en de vele op doek geschilderde afbeeldingen der duitsche keizers. Onder de meesten staat eene latijnsche spreuk. Een schilderij van Salomo's eerste oordeel is in het midden. De Reichsverweser Johann hangt in moderne klederdracht als vreemdeling in deze zaal.
De oude Domkerk, met het graf van Gunter wordt door ons bezocht, de plaats waar de Roomsche keizers gekroond werden ook die keizer Frans de laatste van allen (hij vervulde het laatste ook van den Keizerszaal en meer ruimte was er niet) die na zijne krooning, de kroon van Karei den grooten niet lang kon torsen en prophetisch zeide Sie ist mir zu schwer.
De groote markt achter de Römer had thans een bont en vreemd aanzien door de vele met de Mes opgeslagen kramen.
'S avonds bezoeken wij het Theater waar ons Hassel een zeer goede comicus uitmuntend bevalt.

1 Septr.

vruchteloos informeren wij naar brieven: ook om 4 ure's namiddags.
Wij bezoeke de Heeren Mumon & co waar wij f 100 opnemen. (Grosse Gallus-gasse op den hoek van de Rossmarkt). De ontvangst was zeer schraal. Het kantoor was niet zeer druk De persoon die ons ontving (Mumon zelve?) was een dik blond duitschertje, die met zijne aufgedünsene figuur ons niet beviel.
Vervolgens brengen wij onzen tijd tot den eten (1 ure) in het StSdelsche Kunst.
Institut door. Hier ontmoeten wij den bekwamen Schmidt von der Launitz. die aan het Guttenbergsche monument eene groep van 3 figuren werkte. Hij maakt deze figuren door galonas-plastike. Wij zien in zijn atelier busten van eenen neger uit Dasfoes, Dongola een marabou-Arabier, een zigeunermeisje enz. 7 busten voor Anthropologie, die te zamen omstreeks 80 Gulden kosten.
In het museum bevalt ons zeer een Paul Veronese, Mars en Venus, een groot schilderij van Aschenbach Storm op de kust van Noorwegen. Na den eten bezoeken wij met Ruppell andermaal het Museum Senkenbergianum. Hij toont ons als een nieuw geslacht door hem Sca..do. genoemd, een exemplaar van een visch uit Java Calliodon con.petoo.
De tanden zijn hier achter in den mond boven en onder tot eene plaat vergroeid Eene aft. van Lophuis piscalonus in jeugdigen toestand toont dien visch als zamengedrukt, even als Antennarius of Chironectes
Launitz heeft de statuen vervaardigd die den uit groen graauwe zandsteen opgetrokken gevel van het nieuwe beursgebouw versieren. Zij zijn zeven. Op eene zijde is de Landhandel; een arabier met een kameel, op de andere de zeehandel, een zeeman in regenmantel met een anker, daar tusschen vijf vrouwelijke figuren met attributen. Het gebouw staat op dezelfde plaats als de paulskerk, tegen over de Römer Ruppell plaatst Chionis bij Tot.o, Opisthoco .us bij Musophaga en cosvthrai.
’S avonds hooren wij Weber's meesterstuk den Freischütz op het Theater uitvoeren Voor Agathe speelde eene nog zeer jonge Actrice, Tomala met eene zeer zuivere en klare stem.

2 Sept.

Dit is eene donkere dag op mijne reis; 's morgens werd ik evenwel op de post verrast door een' brief van Maria waarop ik bijna de hoop had opgegeven. Spoedig werd nu nog naar Mat geschreven. Vervolgens op mijn kamer 11/2 uur gewacht naar schoon linnen, 't geen ik eindelijk gedeeltelijk nog vrij nat te huis kreeg. In aller ijl de rekening betaald en plaats genomen op den spoortrein naar Wiesbaden waar wij tegen 1 ure aankwamen. Wiesbaden was mij van vroeger bezoek bekend. Ik wilde na den eten eene wandeling maken naar het schoone jagtslot die Platte. Maar de regen die reeds 's ochtends aanving, werd onder de wandeling zoo flink dat ik het moest opgeven. Langs eene ruischende beek gedeeltelijk onder beplanting der boomen voert ons een kronkelend wel gezand voetpad naar de oude ruine boven het dorp Schonenberg. Het werd zegt men door Adolph van Nassau gesticht Slechts eene kleine kamer is nog over. Men heeft hier een ver uitzigt zelfs tot den Mont- als de lucht helder is; nu bedekte regen en nevel al wat niet in de onmiddellijke nabijheid lag. Druipnat kwamen wij niet tegenstaande ons Reeenschirm weder in de Vier Jahreszeiten terug. Hier heeft men ons Ebner Erde aan het eind van het binnenhof eene groote kamer gegeven of eigenlijk zaal, donkerrood behangen, met twee kristallen kroonen versierd en met 4 bedden.
Jan voelde zich onwel en klaagde over hoofdpijn; reeds sedert eenige dagen was hij verkouden. Wij namen daarom een bad, 't geen men hier in huis hebben kan; reeds als men de rtrap afklimt komt ons de warmte tegen welke de uit warme bronnen afgeleide baden aan de lucht mededeelen. Het bad zelve is afgekoeld tot 27 o; boven op het water ligt een vlies of schuim dat bij het baden verdwijnt. Verkwikt door deze thermen keeren wij naar onze slaapplaatsen terug; tot een niet geheel dolce far niente veroordeeld drinken wij thee en gaan zoo vroeg naar bed, dat ik als in mijn kinderjaren verplaatst word.-

3 Septr.

einde van dit dagboek
/