DAGBOEK VAN EEN REIS NAAR DUITSLAND IN 1854 VAN JAN VAN DER HOEVEN, in gezelschap van zijn 3 kinderen Maria, oud 27 jaar, Jan, 20 jaar oud en Mat, bijna 19 jaar oud.
van 5 tot 29 augustus.


Zaterdag 5 Augustus

Op reis gegaan naar Duitsland in gezelschap der drie kinderen. 'S ochtends om 7 ure met een bijwagen van de Dilig. van Gend en Loos vertrokken naar Utrecht. In Alphen en Bodegraven gezelschap opgenomen. Van Utrecht per spoortrein naar Arnhem. Het weder klaarde langzamerhand op. In Arnhem onverwijld op de Rhiin Stoomboot der Nederl. Stoomboot Maatschappij. In de omnibus Gevers Deynoot van Rotterdam en den Hr Wolterbeek, S..der Konings voor zaken van Landbouw en Nijverheid ontmoet. Op de stoomboot groot gewoel van Engel sche jongens, die met een Instituteur Eisenbach uit Darmstadt, in Engeland vacantie waren gaan houden en nu met hem terugkeerden. Hier door hadden wij 's avonds veel last, daar al het gekrioel der zich tot slaap schikkende knapen in de overdekte tent van de stoomboot het verblijf bijkans onmogelijk maakte. 'S nachts te Duisburg aangekomen, of liever van den oever der Rivier met een omnibus naar Duisburg gereden waar wij om half ..... Wij werden echter ..... Logementhouder im Rheinischen Hofe en verkregen goede kamers.

Zondag 6 Augs.

Om 6 ure opgestaan en de stad doorwandeld. Schoone nieuw gerestaureerde protestantsche kerk, nette huizen, welvaart, hier en daar zijn in de buitenste wijken der stad zelfs vele ruime huizen aangebouwd, met smaak en zekere luxe. Vroeger had Duisburg eene universiteit, waaraan Günther en anderen waren aangesteld. Sedert de oprigting van die van Bonn is zij opgeheven. Een vigilante brengt ons naar het station van den spoorweg. Om 8 ure vertrekken wij naar Hannover waar wij tegen 2 ure aankwamen. Te Dortmund ontmoeten wij twee jonge lieden uit Amsterdam, die de vorige dag per eersten spoortrein van Amst. vertrokken waren.
Dit is voor t vervolg een goede verandering van reisroute, zoolang de spoorweg van onze grenzen noch niet in onmiddellijke verbinding met de duitsche gebragt is.
Bij Minden loopt de spoortrein door de Porta Westphalica. In Hannover komen wij tegen 2 ure aan. Wij bezoeken nog voor het middagmaal de kerk waar Leibnitz begraven ligt Ossa Leibnitzii digt bij het altaar en links daarvan onder een groote blaauwe steen. Zonderlinge inwendige verdeeling der kerk, met vele door glazen deuren afgesloten bankjes.
Na den eten rijden wij naar Herrenhausen bezien den botanische tuin. In het groote palmhuis staat eene Livinstona australis in het midden, verder in eene groep regts Scaforthia elegans van Nieuw-Holland; twee CarvstaC...gii van de Philippijnsche eilanden
Wij bezoeken vervolgens het Mausoleum, met Rauch's beeld der overleden Koningin. Na dit uitstapje bezoeken wij de Marien-Insel met zijn in een Schuur opgerigt Theater. Er zoude vuurwerk worden afgestoken, maar vermoeidheid noopte ons vroeg naar ons Hotel en naar bed te gaan.

Maandag 7 Augs.

Wij bezoeken de zilverkamers in het slot met zijn honderdtallen zilveren lepels en vorken, de groote bekers en de kostbare kandelabres en tafelsieraden; borden die in Engeland geschilderd waren elk van 7 L. Onder de tafelversiersels zeer schoon een stuk zilver gedreven door de Stunden van Lüneburg bij het huwelijk des tegenwoordigen konings. Vier figuren, akkerbouw, bijenteelt, veefokkerij en.... In de onderrand van het voetstuk geemailleerd de wapen der Luneburgsche adellijke familien.
Vervolgens het paleis gezien. Vele groote zalen, schoone danszaal in fresco geschilderd door Jacobs, concertzaal. Vele schilderijen, de Lurleifelsen van Begas (legende) zonderling schilderij van Napoleon op StHelena.- Het Theatergebouw bezocht; kan 2500 menschen bevatten. Het foyer komt op het balcon uit waar standbeelden van groote schouwspel dichters, Terenzius, Molière, Göthe, Schiller enz. op de facade staan. In dit gebouw is ook eene nette concertzaal. Na den eten om 3 ure met den spoortrein naar Brunswiik vertrokken. Wij treffen hier de Messe. Wij hadden Leiden juist na het sluiten der kermis verlaten. Zoo vervolgt ons hier deze vreugd. In het hotel d’Angleterre namen wij onzen intrek.
'S avonds bezoeken wij den Schouwburg waar wij een toneelstuk zien 't geen met veel vrijheid ontl.... was uit een engelsche roman Jane EyTe van Currer Bell. Eene actrice uit Frankfort vervulde de hoofdrol die der heldin van het stuk.

Dinsdag 8 Augustus.

Wij bezoeken 's morgens de merkwaardigste punten der stad. De Blasius kerk met aan de eene zijde een zonderling oude leeuw, op een plein 't geen door merkwaardige huizen in de ouden duitschen bouwtrant omgeven is, aan de andere zijde een lindenboom wiens krachtige stam naar mijn gissing wel 5 of 6 voet in middellijn heeft; 't inwendige werd niet bezigtigd. De schilderijen in het Museum (Zeughaus) hielden ons eenigen tijd bezig. Een groote Jan Steen huwelijkscontract Een schilderij Haman en Esther voorstellende, Esther ziet er regt als een welgevuld blond hollandsch vrouwtje uit (is dit van Rembrandt of Ferdinand Bol), een Pyramus en Thisbe van Guido Reni enz. Te huis gekomen nazien in mijnen catalogus. De vele Majolica schotels der middel-eeuwen. Door de kermis was Brunswijk vol van bezoekers en wij bemerkten menig merkwaardig klederdragt der landslieden.
'S namiddags in gezelschap van klein levendig mannetje de reis naar Berlijn per spoortrein afgelegd (van 4 ure tot half 10). Al spoedig waren wij met stand, levenswijze en huishouden van ons ijdel maar vriendelijk en met al zijn gepraat toch niet hinderlijk reisgenootje bekend. Hij was Jood had eene groote katoendrukkerij bij Weimar, leefde in Berlijn, was weduwnaar, had drie kinderen die 's zomers op de Fabriek leefden enz. Levingstein is een van dien menschenvormen, die men op reis van tijd tot tijd ontmoet om ze nimmer te vergeten Onuitputtelijk in het praten, van een rijk en vaardig geheugen voorzien wist hij geheele gedichten van Schiller b.v. te reciteren
Digt bij Magdeburg hadden wij sterke regen. Wij zagen de Plauer en Werder Zee en kwamen onder het schoonste weder te Berlijn aan.

Woensdag 9 Augs.

'S ochtends naar de Post, evenwel zonder vrucht, een warm bad genomen in de neue Friedrichstrasse 19 (Maciane bad/ op een zeer grooten afstand van ons hötel) Vervolgens teruggekeerd onder de Linden. Bij de aanvang dezer allee staat nu het in 1851 voltooide kolossale ruiterstandbeeld van Frederik den Groote. Boven het onderstuk van graniet dat zeer hoog is prijkt het aan den rand met en relief uitgewerkte beelden der voornaamste generaals van den ouden Koning. Frederik zit met een mantel, eenigszins aan eene zijde overhangend hoofd en de bekende driepuntige hoed op een fraai en levendig paard. De inscriptie aan het vooreinde van het voetstuk (aan de zijde van het Theaterplein) is in het Hoogduitsch en houdt in dat het door Fr. Willem de III opgerigt en onder de regering van Frederik Willem de IV voltooid is.
In de Kunstkammer, in het slot- verscheidene rariteiten gezien; costumes van Fred. Willem de III, grootkruis van den Heilige geest, costuum van Ridder van den kousenband, costuum van Doctor of Civil Law van Oxford. Op de blaauw fluwelen mantel van het kleed van Grootkruis van den heiligen geest-Orde zijn in goud kleine tongvormige vlammen gestikt. Ridderorde en kruisen gevonden in de door Napoleon bij zijn nederlaag te Waterloo achtergelaten reiskoets; een afgietsel in was van het hoofd van Fred. den groote 2 uren na zijn dood enz.
Wij bezoeken vervolgens het koninklijk Museum.
De vestibule is inwendig in fresco beschilderd. Dit was zoo ver ik mij herinneren kan in 1841 het geval nog niet en strekt mijns oordeels niet tot verfraaijing; de kleuren zijn te levendig en scherp. Binnen in de rotonde bij den ingang ziet men op de gallerij 9 tapijten naar cartons van Raphael. In de antieke verzameling, beter in die der beelden, ziet men eene schoone Hebe van Canova, en eenige beelden in Terra cotta van 't begin der zestiende eeuw, Laurens de Medicis Machiavelli enz.
De schilderijen verzameling is zeer vermeerderd. In elke zaal hangt aan de drie wanden een klein plaatje waarop de betrekkelijke plaatsing en grootte der aan die wand hangende schilderijen is aangegeven, zoo dat daarop kort de beteekenis van het schilderij, behalve den naam der schilders is aangegeven en de bezoekers geen catalogus behoeven te koopen; deze echter is wel waardig gekocht te worden en in de keurigste orde opgesteld door Prof Waagen (4e Auflage 1851)
'S namiddags bezoeken wij Charlottenburg. Het slot met zijne koepelvormige toren konden wij niet bezigtigen, daar de koning er zich thans ophield. Schoone wandelingen in het park. Langs eene digte allée van dennenboomen kwamen wij in het Mausoleum waar Koningin Louise en nu ook de Koning Frederik Willem III begraven liggen. De gedenkteekens in wit marmer beide door Rauch zijn, dunkt mij, van zeer ongelijke waarde. Het beeld der Koningin zou' mij nog beter bevallen, dan dat der Koningin van Hannover. Het gelaat, de handen en armen zijn van zeer edele uitvoering en de ligging van het beeld is zeer schoon. Blaauw vensterglas in de vestibule werpt een toverachtig licht op de beelden.
'S avonds vruchteloos Muller bezocht. Cantian Strasse.

Donderdag 10 Augs.

'S ochtends Lichtenstein bezocht en aangetroffen Hij zou weldra op reis gaan naar Zwitserland vervolgens Holland bezoeken en over Göttingen tegen 't eind van Septr. terugkeeren. Ik ontmoette hier een jong mensch uit Praag. De Heer Fritsche die een wasafgietsel van het voorste gedeelte van den kop van een dodo, die men aldaar onlangs gevonden had. Dit is derhalve het derde voorwerp van dit zonderling uitgestorven vogelgeslacht. Ik rijd vervolgens in een Droschki voor 15 Silbergr. bijkans een uur lang bezoek eerst de post, vervolgens mijn bankier (een vuile jood in de Judenst rasse), daarna von Humboldt dien ik niet te huis vond maar waar ik een briefje afgeef, vervolgens Ehrenberg. waar ik door zijne dochter werd binnengeleid. Ehrenberg was weinig veranderd 't gesprek dat wij voerden onbelangrijk.
Andermaal het schilderijenmuseum bezocht. Tehuis gekomen vond ik een briefje van v. Humb. dat hij mij om 1 ure den anderen dag wachten zou.
Van 1 tot 2 eene les van Lichtenstein gehoord. Over de systematische verdeeling der zoogdieren. Aristoteles en Linnaeus. Zonder levendigheid, niets werd getoond, gedemonstreerd of geteekend. Daar L. mij gezegd had weinig tijds meer over te hebben, bevreemdde het mij dat hij dit uur niet nuttiger besteedde Naar het Diorama gereden. Groot was echter mijne verbazing hier eene expositie van meubels te vinden, een magazijn vooral van onderscheidene stoelen en geen diorama. Deze schilderijen waren zoo als ik vernam verkocht en hier en daar verstrooid. Het gebouw diende nu tot expositie van meubels.
'S namiddags Kroll's Theater in den Thier Garten bezocht. Een groote en met smaak geomeerde zaal. Een klein theater. ’S avonds muziek in eene met gas in stervormige figuren verlichte tuin. Wij begeven ons voor het einde tegen 9 ure naar huis.

Vrijdag 11 Augustus.

'S ochtends Muller vergeefs opgezocht die reeds zijne wooning verlaten had. Bezoek in het Museum van natuurl. Historie met mijne kinderen. Hier Lichtenstein Heikel uit Weenen, Cabanis, Fritsch en Peters ontmoet, en met hem vervolgens Muller bezocht, die onder in het zelfde gebouw bij de anatomie bezig was.
Muller was weing veranderd, maar dik geworden; de ontvangst was hartelijk met eene dubbele accolade germanorum more, maar overigens was Müller stil, even als distrait of als iemand, die door aanhoudende arbeid met het hoofd vermoeid was In de osteologische verzameling rondgewandeld. Ik zie de schedels der nieuwe soort van Hystin.x van Mosambique en dergelijke van den Kaap Het skelet van Perodicticus. dat voor mijne beschrijving gediend heeft is thans hier. Zonderlinge vledermuisschedels. Schedel van Chrysochloris obn..i.hynchus. Skelet van Steolonis, Kop zwaarder dan bij Caprimulgus; doomuitsteksels der rugwervels vergroeid. (Ik verneem hier dat E.d Alton te Halle gestorven is (voor omtrent 8 dagen aan Phthisis); Müller had hem eene afteekening van dit skelet gezonden). Een schoon skelet van Manalus (door Vrolik geprepareerd), fragmenten van Zuylodon, schedel van Test.locertina en serpentina enz. Peters twijfelt of Phacochoenis Pallasii en Aeliani wel onderscheiden zijn. Ik tracht hem zoo veel mogelijk daar van te overtuigen. Vervolgens legde ik een bezoek af bij de nederl. Gezant Schimmelpenninck. Hij ontving mij zeer vriendelijk, maar zonderling kwam het mij voor dat zijne vrouw en zijn zoon het vertrek aanstonds verlieten. Over politiek werd niet veel gesproken; alleen over het door de engelsche en fransche prijsgemaakte en aan hen later weder ontsnapte schip van Harlingen. 't Gerugt dat vHall van het teruggeven van dit schip een kabinetskwestie maken zou, ook aan Sch. bekend. Schimmelpenninck is een man met kaal hoofd, eenigszins engelsch voorkomen.
Na Schimmelpenninck bezoek ik von Humboldt. Zeer vriendelijke ontvangst.
Gesprek in 't Hoogduitsch. Ehrenberg's groot werk over fossilen infusoriën; over Muller's werkzaamheid, over DuBois Raimonds proeven; onderbinding der zenuwen waarover ik Humb. niet regt begreep. (Hij verwonderde zich namelijk dat de onderbinding met welke draden ook, metalen, zijden enz. de zenuwwerking steunden, daar dit toch voor eene vloeistof, die waarschijnlijk de electriciteit zou zijn, moeijelijk te begrijpen was. Junghuhn's arbeid over Java geprezen. Blume.- De tegenwoordige keizer der Franschen doet niets voor bevordering der wetenschappen. Valenciennes toestand daardoor minder aangenaam. Napoleon bevorderde althans sommige wetenschappen. Louis Napoleon gelooft aan een over zijne levensbeschouwing heerschend gesternte - factum- veel wordt daardoor in zijne handelingen opgehelderd.- Wanneer de Keizer van Rusland hem als mon frère getituleerd had, zou hij aan Engeland zich niet tegen Rusland hebben aangesloten, maar wel getragt hebben 't overige Europa tusschen Frankrijk en Rusland in te klemmen. De De koning van Saxen heeft op de terugreis van München met een - wagen tegen een rots gestoten, is uit de wagen gevallen en heeft zijn nek gebroken: wohl das argste was einen König geschehen kann. Deze waren omtrent de topics van onze conversatie.
Ik begeef mij vervolgens naar het dusgenoemde neue Museum, waar men de antiken in antiken smaak gerangschikt heeft. Mijne kinderen waren mij voorafgegaan. Hier evenwel wilde men mij niet inlaten. Biljetten waren slechts van 12-1 ure te bekomen en het was half 2. Ik moest dus in het voorhof wachten. Ik vind deze inrigting verkeerd, omdat de biljetten verkocht worden en tot het fonds van den bouw dienen. Al wat men winnen kon, moest men dus trachten te winnen. Dat om 2 ure de geheele cas..osi..i gesloten wordt is geene reden om iemand die ten half 2 komen wil buiten te sluiten.
Wij bezochten toen mijne kinderen waren teruggekeerd, nogmaals de schilderijen verzameling.
Na den eten begaven wij ons naar het Friedrich Wilhelmstadtisches Theater, een in de openlucht opgeslagen Theater in een park. Hier zagen wij een toneelstuk, Die Karlsschüler. van Heinrich Laube een onbelangrijk en onbegrijpelijk overdreven en onwaarschijnlijk toneelspel, uitgerekt tot 5 bedrijven. Na het stuk was er muziek in de geillumineerde tuin, en van tijd tot tijd sprongen een paar fonteinen.

12 Augustus.

'S ochtends vroeg naar het paleis van Willem den I, na eerst de Gensd'armes plaats bezocht te hebben, waar het Theater tusschen 2 kerken, die Neue Kirche u. Französische reformierte Kirche in staat. In het paleis, vroeger eigendom der Koningen, thans van Prins Frederik de Kamer bezocht en de stoel waarop de Graaf van Nassau in Deer 1843 gestorven is. Een met groen leer bekleede schrijftafel, een met rood leder bekleede stoel (geen fauteuil) In de kamer hingen portretten van den tegenw. koning van Pruissen en den Prins van Pruissen in pastel; een schilderij, stadsgezigt uit Berlijn enz.
Vervolgens naar het universiteitsgebouw waar ik van 10 ure tot half 2 bleef. Ik zag de zoologische verzameling door, wij behoeven die niet te benijden. Klug die zeer vriendelijk was toonde mij 't een en ander uit de keurige entomologische verzameling. Ik doorliep de Sphinges en zag eenige laden met Coleoptera.
Met Muller en Peters doorliep ik vervolgens de vergelijkende anatomische verzameling; het was mij aangenaam veel bevestigd te zien van 't geen ik in mijn Handboek had aangenomen, zoo als b.v. de Identiteit van Polvdon en Spathularia. Muller toont mij vele fossile Echinodermen; ook fossile visschen van Glans. Van Peters vernam ik, dat de dusgenoemde pharyngealia saperiora niet sponsachtig gekronkeld zijn bij de Pisces labyrinthici; maar dat deze bladvormige beenwoekeringen tot de eerste kiewboog, (het pleureale superius van Geoffroy) behooren. Hij toonde mij zulks in verschillende preparaten van versch. geslachten.
In mijn logement word ik onder tafel nog door Peters bezocht Hier verhaal ik hem wat er voor vete tusschen Schlegel en mij bestaat, en hoe onaangenaam mijne verhouding tot het Museum is. Met hem ga ik vervolgens naar zijne kamer; hij toont mij de platen voor het vervolg zijner Reise nach Mosambique. vogels, visschen en Insekten.
In de namiddag bezoek ik het anat. kabinet, zie het een en ander van de schedels, schedels van Guanches 3, twee Japansche schedels 2 onderk. verscheidene russen,
bewoners van Sitka enz. het schoone preparaat van Schl van de arterien, een fraai
gedroogd preparaat van het mesenterium, met opspuiting der lymphatische vaten en klieren (zeer schoon). Zonderlinge annonce in het museum bij de publieke bezigtiging. Ein Jeder hftte sich fur Taschendiebeni
'S avonds wandelen wij door de Thiergarten zum Hofjager, een tuinhuis en restauratie op een half uur afstands van de stad. Het bosch dat men Thiergarten noemt is vrij uitgestrekt; de boomen zijn echter in grootte en krachtige ontwikkeling zelfs in de verte niet met die van het Haagsche bosch te vergelijken. In de Hofjager vinden wij het smeerig en het bier slecht.

13 Augustus.

Deze dag- een zondag was tot het bezoek van Potsdam bestemd. Ik begin den dag met aan Broeder Comelis eenige regels te schrijven. Wij begeven ons naar het spoortrein station waar zeer veel gedrang is en waar ik door de overhaasting een Thaler verlies bij het betalen. In den trein ontmoeten wij twee Noorweegsche Heeren Dr Wisbeck uit Christiania met zijne dochter en Joachim M. Egde, Obergerichtsassessor uit Bergen met zijne vrouw. Deze Heeren hadden zich lang te Wiesbaden opgehouden en keerden thans over Stettin naar hun Vaderland terug. Ik verzoek mijne groeten aan Ras..; wij blijven dezen dag in elkanders gezelschap en reden in twee Droschki's eerst naar Papelsberg, waar wij een zeer schoon uitzigt hadden over de Havel en de aan de oever liggende heuvels. Charlottenhoff in den smaak van een huis van Pompeji, met kleine kamertjes. In een der vertrekken lag eene teekening met de pen, eene schets van Landschap door den Koning geteekend op zijn schrijftafel. Dergelijke schetsjes maakt hij voortdurend, als hij ledig zit of iets aanhoort, het Marmorpalast aan de Heiligen See, met eenige schoone beelden van Canova en een van Thorwaldsen. Wij rijden vervolgens naar het nieuwe paleis door Frederik den groote na den 7 jarigen oorlog gebouwd en passeeren de Russische kolonie met zonderling uit hout gebouwde en met krullen versierde huizen. In Sans Souci springen de fonteinen. De middelste zou 180 voet hoog zijn. De kamer van Voltaire konden wij niet zien omdat de koningin die voor toiletkamer gebruikt Het paleis is laag, de eetzaal is koepelvormig verhoogd: regts en links gaat eene kromme gallerij met kolommen, die van voren zich bijkans tot een cirkel voor den gevel vereenigt. Het paleis ligt op een hoog terras. Ik herinnerde mij nog veel, toen ik het weder zag; het beeld van Venus met de buste van Karei XII aan hare voeten enz. Wij rijden naar Potsdam terug, eten tamelijk slecht in eene restauratie bezigtigen voorts niets meer en keeren met den trein van 5 ure weder naar Berlijn terug. In den Schouwburg (Opemhaus) zagen wij een groot Ballet satonella met fraaije decoratien, waarin Mad. Taelioni grooten bijval oogste.

14 Augs.

'S ochtends bezoek ik het Museum der Mineralogie en Geologie waar Profr Weiss een mager oud man met lange neus mij aan een inspector aanbeval. Met dezen zagen wij eerst de Geologische verzameling. Het meeste is in laden verborgen. Men kan op deze wijze veel meer bergen dan op de alles uitstallende en alzoo meer ruimte wegnemende wijze van het Leidsche Museum. Schoone platen met voetsporen van vogels Crussacea van Graaf Munster fossile visschen rijke verzameling Trilobithen,
een encrinus van den Heimberg met uitgespreide armen waaraan de nog zigtbaar waren van vSchlotheim; Tetracaulodon, zeer groote beerenkoppen (Ursus spalaeus), Elephas primigenius enz. In de mineralogische verzamelingen zien wij duidelijk goudkristallen (ruitvlakkig dodecaedrum) groote stukken platina enz. Zeer groot stuk Barnsteen, opalen, smaragden enz.
Ik bezoek vervolgens het zoogenoemde Neue Museum, een gebouw dat nog onvoltooid is, maar waarvan de kolossale aanleg bewondering wekt, terwijl het reeds voltooide in de daad smaakvol is. Groote breede marmeren trappen, vloeren in gekleurde steen mozaikachtig ingelegd, de wanden, zolderingen in fresco beschilderd; afgietsels van de fraaiste antiken; waaronder een mij nog onbekende groep van vier figuren met een stier. Beneden is de Egyptische gallerij. Verscheidene papyrusrollen enz. achter glas. De wanden beschilderd met schoone gezigten op oude Egyptische monumenten. (Insel Philae. Pvramiden van M.... Groote Pvramiden van Memphis. M...on statue zu Thebe, Ramesseum zu Thebe enz.)- In het midden der eerste zaal staan twee beelden even als die voor het Ramesseum. In de daar achter volgende zaal vindt men de papyrusrollen in de daarnaast liggende andere oudheden, terwijl hier de wanden met copien van egyptische schilderijen uit de koningsgraven enz. geheel overdekt zijn.- Nu reeds is dit gebouw verwonderlijk; het zal als het voltooid is een der grootste sieraden zijn van de groote stad die ik thans verlaat.
Wij begeven ons tegen half twee naar het station van den spoorweg naar Dresden.
Hier ontmoeten wij eenige (spoorweg beambten of) militairen van ongemene lengte, of men deze lieden, die zich werkelijk konden laten bezigtigen uit eene aardigheid hier bij een gebragt heeft weet ik niet. In ons rijtuig was een jong engelsch man die in Oxford gestudeerd en zeer veel gereisd had, en een jong advocaat uit Bremen, beiden aangename menschen. Weldra zijn wij met beide bekend. De engelschman is Sclater. die zich reeds als ornitholoog door kleine bijdragen heeft bekend gemaakt: innemend, vrolijk en van aangenaam uiterlijk; de advocaat uit Bremen heet Motz. Tegen den avond kwamen wij te Dresden aan, wandelden nog in den donker, aten in ons hotel een weinig a la carte en begaven ons vroeg ter ruste.

15 Augs.

'S morgens namen wij een bad. Jan, Mat en ik, (Alberts Bad. Ostra Allee); dit badhuis is zeer goed ingerigt.
Wij wandelen vervolgens naar de gallerij der schilderijen, waar wij van half 11 tot 1 ure vertoeven. Onder de schilderijen die mij bijzonder bevallen is in de eerste zaal (fransche meesters) no 31. Claude Lorrain. in de tweede verscheidene schilderijen van Canaletto waaronder vooral 99 en 100, gezigten uit -verona.
Verder 187 Landschap van Ruysdael Inden Kirchhof; bloembouquet van J.vHuysum 220., A.dr.van der Werf. no 224 Abraham Hagar wegzendend. Verscheidene schilderijen van Teniers een schilderij van Teniers B... en Venendael 209., drie schilderijen van van der Neer 287-289,334. Pieter de Hooghe, 350 de Heem vruchten enz. 354 Bathseba van Rubbens 377 van Lenz. het oordeel van Paris een klein schilderij; van Dijk 404 Maria met kind.
Onder de ouden 451 Quinten Matsijs verscheidene portretten van Lucas Cranach, 530 Holbein Tizian 631, De penning. H Christo del. Meneta.
639 Venus
De valsche speler van Michel Angelo 852 916 Carlo Cignani Joseph.
1020 Madonna de San Sisto.
1024 copie nar Raphael van van Mander.
1049 Battone's Magdalena.
1080 en 1381 Correggio’s
1072 Dolcce de heilige caecilia enz.
De groote Paul Veronese no 730 enz De menigte schilderijen van Wouwerman enz.
Zeer vermoeid en evenwel onvoldaan verlieten wij de zaal en begaven ons naar eene conditorei. Met veel moeite zag ik vervolgens het ornithologisch kabinet; het overige zoologische kabinet is in 1848 verbrand; men was thans druk bezig met het verbrande gedeelte van den Zwinger weder op te bouwen. De custos van het museum, die mij rondleide bragt mij bij Reichenbach, die op een' tamelijk groote afstand in een afgelegen gedeelte der stad bij den botanische tuin woont. Hier zag ik bij een der broeikasten het kolibrikabinet. Reichenbach had namelijk in kleine kastjes de meeste soorten van kolibri's van het museum hier geplaatst; in elke kastje eene soort met eene papieren imitatie van een Amerikaansche plant uit die streek, waarin die soort van colibri gevonden werd.
Na den eten wandelen wij naar het Brühlsche terras. Hier zagen wij onzen vriend Sclater weder. Tot in den laten avond bleven wij daar onder eene ongelooflijke menigte menschen die den optogt over de Elbebrug wilden zien, welke het lijk des Konings dat in de stad aankwam vergezelde. Op den grooten afstand waarop wij stonden, konden wij slechts de vlammen der duizende waschkaarsen zien, die als eene lange lichtstreep over de brug zich uitstrekte, de flikkering van het licht in de rivier was schilderachtig en toen het geheel duister geworden was, toverachtig en phantastisch. Allerlei brochures, in der haast opgestelde Biographien enz. des höchstseeligen Königs. Programma's over het begraven der Hohe Leiche. enz. werden voor eenige Silbergroschen verkocht. Gelukkig dat de regen niet doorging, die op den gloeijend heeten helderen dag gevolgd was, na dat zich van alle kanten onweerswolken zamentrokken.

16 Aug.

'S ochtends naar de Post vervolgens naar de schilderijen waar wij bij slechts weinigen konden vertoeven. Om 11 ure met den spoortrein naar Wehler of liever naar en over Wehler aan de andere Elbeoever liggend plaatsje, van waar men met een bootje oversteekt. Een guide draagt onze bagagie. Eerst gaan wij door een dal dat de Ottawalder Grund heet, de zonderlinge vormen van bergen als kolommen naast elkander (zandsteen)
Das Thor Steineme Haus Teufels Küche
In deze streken is eene kleine wirtschaft, waar men gekleurde glazen verkoopt.
'S middags tegen 3 ure kwamen wij op de Bastey, vanwaar men een ruim uitzigt heeft op de Elbe. Stoute, steile bergmassa's staan aan de andere zijde; een fraaije steenen brug, vereenigt van elkander gescheidene rotsmassa's. Aan de Bastei nemen wij een wagen. Hochstein met het stadje Hohnstein voor ons. De Wolfsschlucht Wij komen tegen half 8 ure te Schaudau aan, nemen onzen intrek im Dampfschiff.
Het logement heeft aan de markt en aan de rivierzijde kamers; aan de rivierzijde een terras, met een bloementuin Onbeleefde kellner, zoo als nergens.

17 Augs.

'Sochtends om 5 ure opgestaan en reeds vóór 6 op een rijtuig naar de dusgenoemde Wasserfall gereden, om vervolgens den geheelen dag bijkans te wandelen en te klimmen.
De Kuhlstall werd het eerst bezocht zoo noemt men de berg op welks top de rots is uitgehold, en een natuurlijke grot vormt, waarvan de uitgang een zeer ruim uitzigt aanbiedt. Langs smalle trappen in eene enge bergspleet klommen wij van de Kuhstall naar beneden en wandelden door vele dennen boomen naar den vrij steil te beklimmen Kleine Winterberg en van daar naar de Grossen Winterberg, wiens top basalt is. Boven op dezen berg ligt een logement, waar men een torentje bij gebouwd heeft en na het opklimmen van 68 trappen een zeer ruim uitzigt heeft over de geheele omstreek. Het huis zelf is in Zwitserse trant gebouwd. Van den grossen Winterberg. waarop fraaije beuken groeijen die men anders in deze streken niet ziet, wandelden wij naar het Prebisch Thor, een zeer groote ruime grot of liever natuurlijke Poort van rots, waarop echter het gezigt schooner is dan wanneer men er onder staat, ’t geen men daar de rotsen zeer hoog zijn en de dwarse verbinding of zolder slechts smal niet bespeurt voor men naar boven ziet. De vergezigten zijn hier uitmuntend; achter het Prebische Thor ligt tusschen de rotsen weder een klein Gasthaus en eene restauratie naar de zwitsersche trant gebouwd. Er werd gemusiceerd en gezongen. Langs een gedurig hoekig omwendenden bergpas en gedeeltelijk langs trappen klimt men nu weder naar beneden terwijl zich gedurig nieuwe tooneelen voor het oog vertonen.
Men komt eindelijk langs een vlakken weg in een schilderachtig dal, waar een beek, die Kamptsbache een viertal houtzaagmolens in beweging zet. Langs deze beek komt men aan de Elbe te Himischkraetschen een klein plaatsje waar wij ons middagmaal namen en vervolgens naar de andere oever van de Elbe lieten overzetten om na van onzen te Wehlen medegenomen guide afscheid genomen te hebben per spoortrein naar Bodenbach te vertrekken. Hier moesten wij van wagen verwisselen, en onze passen werden ons afgevraagd
Meer dan een half uur verliep met die formaliteit. Wij werden vervolgens in een wagen, die wel uitwendig uit verschillende coupé's scheen te bestaan, maar eigenlijk een doorloopende ruimte was voor welligt 80 menschen met een middeldoorgang voor den conducteur, die onophoudelijk heen en weer wandelde, t welk, daar de ruimte niet overgroot was, zeer hinderlijk was. Eerst met den donker kwamen wij te Praag. De vorm der bergen aan mijne regterhand trof mij; vele waren duidelijk kegelvormig en scheenen de gedaante van den Etna of den Vesuvius en Monte Somma voor te stellen. Het landschap was over t geheel fraai. In het ruime stationsgebouw moeten wij lang naar onze koffers wachten, die weder onderzocht moeten worden. Wij nemen onzen intrek zum blauen Stem een ruim Hdtel in de buurt van het Stationsgebouw.

18 Aug.

Verjaardag van den jongen Keizer van Oostenrijk en daardoor 's ochtends vele kanonschoten. Ik bezoek Profr. Nikerl, die mij zeer vriendelijk ontvangt en verscheidene zijner insekten toont. De naam van den Sphinx van Guinee, die ik beschreven heb en die Sph. accentifera in het Berlijns museum genoemd wordt, hier oningevuld gelaten. Ik zal te Leiden deze zaak nazien (zoo ook den naam van een Petaurus groot, grijs, de rug zwart, zijden zwart met witten rand, borst wit, staart aan 't eind donkerder- deze in het universiteits-Museum). Daarna ga ik naar het Museum van het Bohemisch gezelschap in de Kolowratsstrasse. Hier vond ik den Heer Fritsch, die van zijne reis naar Berlijn was teruggekeerd. Eene groote menigte fossilen en schoone Boheemsche mineralen doen deze collectie eere aan. In de groote stam van
een Calamiet een fossile Scorpioen zeer platgedrukte Lycopodr schoone stukken
meteorisch ijzer. Verscheidene beenderen van Dinstherium giganteum gevonden te Altsdorf bij Böhm. Tünbeus in Bohemen toonen duidelijk aan dat dit dier tot viervoetige Mammalia evenals de Tapir, en niet tot de Cetacea behoorde. In de zoologische verzameling toont mij Fritsch een G..s leucogebanus; nazien of wij die te Leiden hebben.- Manis van Afrika met kater breeden staart als Manis tricuspis gedetermineerd; (nazien welke het zijn kan: en schrijven aan Fritsch zoo ik Sundevall werk over Manis dubbel heb- dat zenden)
In dit Museum zijn vele voorwerpen van Sans uit Bergen, die men voor fossilen geruild had.
In deze verzamelingen vind men ook nog vele oudheden, ook steenen werktuigen uit de Steenperiode des noordsche oudheidskenners Een vijl van vuursteen, steenen met een gat doorboord enz.- Uit latere perioden, gouden draden, die als een spiraal opgewonden, misschien afgeknipt werden om als ruilmiddel of eene soort van geld te dienen.- Onderscheidene oude wapens enz.; het zwaard van Gustaav Adolph; een klein geweertje waarmede Joseph II had leeren exerceren enz. In de kamer waar wij 't eerst inkwamen, zagen wij onderscheidene curiosa van handschriften en oude drukken ook eene afbeelding van Praag uit 't begin der zeventiende eeuw, achter glas tegen de muur.- Onder de handschriften ook een latijnsch geschrift, dat Johannes Huss aan de universiteit had doen aanplakken.
Na den middag gaan wij met Nickerl naar het universiteits-museum. Hier vind ik Limulus longispina (nazien de ....ele verscheidenheden en schrijven). Wij reden vervolgens naar Stradschin. Voor wij de brug over de Moldau. die door de stad vloeit en in een grooter en kleiner deel afscheidt over reden, zagen wij het monument van Karei den IV. Op de brug verscheidene beelden aan weerszijde, waaronder dat van de Heiligen Nepomuck met zijne vijf sterren; wij rijden de Nicolaaskerk voorbij. Langs een zeer steile en in zigzag opklimmende straat komen wij op de Hradschinplaats. Hier zijn onderscheidene gebouwen; het Czemische paleis die standische Gallerie, de Koninklijke burgt, de residentie van den Aartsbisschop en de oude Domkerk, door Karei den IV gebouwd, maar niet voltooid; het had een koniskerk moeten worden; alleen het altaar gedeelte was voltooid. Rijk versierd met boheemsch marmer, met zilver en goud is deze kerk somber en verdient niet dat men een gulden voor hare bezigtiging betaalt, gelijk men van ons vorderde. Hier is een graf van de heilige Nepomuck met groote zilveren figuren en een zark in zilver, die zijne beenderen bewaart, en die om de 50 j aren geopend wordt. Eene kapel (die Wenzelkapelle) is geheel met geslepen steenen als grofmozaik aan de wanden bedekt, groote agaten, chrysoprasen vloeispaath enz.
Van de Hradschin-plaats heeft men een ruim uitzigt op de stad, aan de regterzijde ziet men een gedeelte der kettingbrug, die tusschen de nieuwe stad en het Schutzeneiland in de Moldau ligt; het andere gedeelte van dit eiland tot het kleiner gedeelte waar boven Hradschin zich verheft is aan het oog onttrokken. Bergen achter de stad begrenzen de gezigtseinder. Wij reden over de brug terug langs Franzen- waar men een Monument voor Keizer Frans met fonteinen omgeven heeft opgerigt; wij besluiten de dag met het Theater, waar wij in twee kleine stukjes een' acteur Marr, Direcreur van het Theater te Weimar groote proeven van zeer veelzijdig talent zien geven.
Het theater gebouw is net en eenvoudig, groen geverfd met goud versierd. De ruime zaal was slechts voor een klein deel gevuld.

19 Augustus.

'S ochtends ga ik met Fritsch naar Purkvnè (Purkinje), die thans reeds bijkans 70 jaar oud is; de ontvangst was zeer vriendelijk en de man zonder eenige pretensie; ik vernam van hem dat de bekende Rudolphi zijn schoonvader was geweest. Bij hem trof ik een' jongen zweedschen Doctor aan, die in Praag de hospitalen wilde bezoeken. Purkinje is omringd met witte ratten, waarvan hij reeds het vierde geslacht opkweekte, kleine egels loopen over de grond. In het physiologisch instituut worden thans glazen geslepen. Pr. wil op die wijze trachten zijne studenten van goedkoope mikroskopen te voorzien. Verscheidene waschpreparaten voor de ontwikkeling; die van den kikvorsch uit Freiburg (van Dr Ziegler Assistent aan het anatomisch Theater). Ik bezoek vervolgens met den assistent van het anatomisch Theater, de ontleedkundige verzameling der universiteit, waar vele preparaten zijn, ook van het beenig labyrinth, (welligt van Hystl); schedels slechts weinige. Wij zien vervolgens het Jodenkerkhof, waar echter sedert de tijd van Joseph II geene lijken meer begraven worden. Oude monumenten van de 9 eeuw tot de 18. Rabbi Loew en anderen, steenen met twee opgeheven handen afstammelingen van Aaron, Leviten met een kruik op den steen enz.
Op den weg hadden wij de Tein Kirche bezocht waar Tvcho Brahé begraven ligt; twee pleinen overgewandeld de groote Ring en de Kleine Ring op de groote staat het Stadhuis, waarvan de voorgevel nieuw in gotische bouwtrant is opgetrokken Vervolgens wandelen wij over de Moldau langs de Kettingbrug, waar men een schoon uitzigt op de Hradschin heeft. Met Fritsche bezoek ik ook nog de lithographie waar zijne platen over Europische vogels in kleuren gedrukt worden.
Na den eten begeef ik mij naar zijn werkkamertje, waar hij mij een boomstamstuk toont dat bij het skelet van Dinotherium gevonden werd en waarvan hij mij een stukje medegaf.
Na den eten bezoeken wij Hradschin te voet; een flinke wandeling; Wij klimmen thans langs 190 trappen op het terrass. Daarna bezoeken wij het Theater waar de Fidelio van Beethoven gegeven werd; eene Frl. Mever vervulde de rol van Fidelio en zong zeer goed. De ouverture no. 3 in C hoorden wij niet, daar wij daarvoor te laat kwamen.

20 Augs.

Reeds om 10 ure vertrokken wij van Praag naar Leipzig, waar wij 's avonds ten half 10 ure aankwamen. Eene reis waaraan men vroeger dagen besteedde! In minder dan 12 uren doorrijdt men een groot gedeelte van Bohemen en verplaatst zich naar het noordelijkste gedeelte van Saxe. Het was op den langen weg bedroefd slecht weder: de regen scheen met ons mede te reizen; tusschen Praag en Dresden viel er vooral veel regen; en toen wij 's avonds te Leipzig kwamen werden wij weder door de regen begroet, die echter daar eerst kort geleden had aangevangen.
Bij het snelle reizen van den tegenwoordige tijd komt mij somtijds de gedachte niet onnatuurlijk voor dat alles slechts een droom is. Dat Praag dat ik in weinige uren van Dresden bereikte, dat ik nu wederin 12 uren voor Leipzig verwisselde is het wel het zelfde Praag, het echte Praag en geen geschilderd dioramatisch stadsgezigt?- Wij namen onzen intrek in het Hötel de Bavière, en aten zeer smakelijk a la carte voor wij ons ter ruste begaven. Dat was een geheel geklim naar de derde étage. Wij treffen het veelal zoo, dat wij bijkans in de wolken logeren,. Overal schijnt het vol te zijn

21 Augs.

Ik ontwaakte verkwikt en niet verschrikt door de lastige gedachte aan Cimex lectularius die met ons in der Blauen Stern te Praag logeerden en van welke Dr. Fritsche mij zeide dat zij aldaar in alle huizen zijn; de Keizer zelfheeft er in zijn paleis. De dag begint goed; de blaauwe lucht zoo ver ik door de enge gang over mijn kamer zien kan en het lieve zonlicht begroet ons.
Ik wandel 's morgens vroeg naar het postkantoor, waar ik brieven vond die tot 17 Augs. liepen.
Vervolgens nam ik met Jan een warm bad in de Rosenthalgasse (elk bad voor 6 Silbergroschen!) om het stof der Sachsische Schweiz af te wasschen. Wij verrigten eenige boodschappen.
Bezagen de Bibliotheek in het universiteits-gebouw, waar vele portretten in olyverf, een portret van Luther op zijn doodsbed, een portret van Gellert, van Emesti; van Heimann, Rosenmüller, Heyne in zijne jeugd, Gotsched en zijne vrouw enz. Onder de Manuscripten een brief van Voltaire aan Gotsched uit Gotha met twee of drie regels hoogduitsch in den aanvang verder fransch; brief van Erasmus oude drukken, oud Manuscript van de vertaling der Septuaginta, de hebreeuwsche Manuscripten enz. Daarna bezocht ik Leop.Voss op zijn kantoor. Hij verhaalde mij dat hij galvanoplastische copien der platen van mijn Handboek aan de engelschen Boekhandelaar gezonden had; scheen zeer naar het slot mijns werk te verlangen. In Engeland verkocht hij vele exemplaren, 't geen nu zoo als hij meende zou ophouden, als de engelsche vertaling uitkwam.
Ik bezocht daarna Weber. die in de Inselstrasse een nieuw aangebouwde straat in de buitenwijk der stad bij de Dresdener Strasse woont. Zijn ontvangst was zeer hartelijk en ik moet beloven met mijne kinderen 's avonds terug te komen.
In ons Hotel eten wij met een talrijk gezelschap a la table d' höte ten een ure, onder veel g...uisch; eene hollandsche dame met hare dochter (Mevr. van der Bruggen uit Utrecht) zat tegenover ons. Ik ontdekte al spoedig dat het Hollanders waren.
Na den eten wandel ik naar den Heer Lucke, aan wien ik een credietbrief , en
neem er 130 Thaler op. Vervolgens rijden wij naar het slagveld van den 18 October 1813, waar Napoleon's leger geslagen en de vrijheid van Europa gewonnen werd. Een uitgestrekt veld met aardappelen en granen bedekt overal aangebouwd. Zonnige weg. Monument voor den Vorst Carl von Schwarzenberg dem Führer der fur Europa's Freiheit streitende Heere door zijne vrouw en zijne zonen opgerigt, (een eenvoudig vierkantigblok Syeniet, door een hek omgeven) een ander pyramidaal gedenkteeken uit gegoten ijzer in de nabijheid. Plaats waar Napoleon 3 dagen gestaan had om het gehele leger te overzien en zijne bevelen te geven. Terugrijden naar de stad.
Ponia....ski's monument in een tuin aan de Elster plaats waar hij viel; eenige reliquien in de Elster gevonden (van weinig waarde, een verroest geweer enz.)
Schoone nieuwe gebouwen rondom de stad, bloeienden stad.
Bij Weber een' aangenamen avond doorgebragt, met zijne familie. Hij begeleidt ons met zijne oudste dochter naar huis.

22 Augs.

'S ochtends wandelden wij met Profr Weber naar het observatorium, waar wij den Prof. der Astronomie Moebius (een oud mannetje met weinig grijs haar) ontmoetten. Tweehonderd twee en zeventig trappen. Een achtvoet dikke muur van den toren, boven op het plat ruim uitzigt op Leipzig en het slagveld van de Volkensberg waar de twee armées in eenen 3/4 cirkel tegen over elkander stonden). Hartelijk afscheid van Weber.
Wij meenden om 12 ure te vertrekken maar onze Wascherinn war nicht fertig mit der Wasche. Wij moesten dus met een latere trein vertrekken en nog te Leipzig ons middagmal nemen. Wij komen te Halle onder een onweder, en nemen onzen intrek Zur Stadt Zurich. Hier hebben wij (voor het eerst bijkans) goede kamers, d.i. ruim en niet te hoog. Het logement bij de markt gelegen. Schijnt sedert 1841 zeer vergroot. Wij bezoeken de Marktkirche zoo als Marray die noemt, Marienkirche volgens 't geen ik hier hoorde; eene ruime kerk net gedecoreerd, met bogen die hemelsblaauw met wit geschilderd zijn. Voor het altaar (de kerk is eene evangelische is een schilderij van Cranach waarop eigenlijk vier tafereelen zijn daar het eene aan weerszijden beschilderde kast is, die om een spil draaijen kan en van binnen met drie deuren opent, men heeft dus vier beschilderde oppervlakten. In het eene inwendige schilderij is Maria Magdalena, Ursula en in de andere in het Midden Maria met het kind, waarvoor een hoog geestelijke geknield ligt; terwijl aan de eene vleugel een gehamasd neger een de andere een gehamasd ridder die zijn voet op een voor hem nedergeworpen vorst zet?? Ik kon uit de koster geene redelijke explicatie krijgen. Daarover bij het koor hing een modem schilderij (zoo als ik later vernam van Bendemann) Christus leerende "de leliën des velds arbeiden niet en spinnen niet", goed van teekening doch eenigszins mat van kleur en gemaakt. Eenige lieve kinderfiguren; Johannes aan de regterzijde (op het schilderij) nedergeknield bij eene lelie; Christus in het midden.
Vervolgens Burmeister bezocht (Schulgasse 133); hij was zeer vriendelijk; sedert zijn beenbreuk in Brazilië heeft hij een stijf been en gaat daardoor als een invalide, waarbij zijne stem iets hards en luids heeft, als van een militair. Hij toont mij zijn werk over krokodillen dat hij met den overleden d’Alton (die niet aan Phthisis maar aan ulceratien der darmen en perforatie aan de gestorven was) bewerkt had; verder fraaije gezigten van Brazilië enz. Hij geeft mij een exemplaar van zijn verhandeling over ,e...s
Onder regen gaan wij vervolgens, mijne twee dochters en ik naar het Waisenhaus van Franke: wij zien hier het groote gebouw, of liever de straat van gebouwen die naar achteren hoog op loopen, waar een metalen standbeeld van Franke tusschen twee kinderen staat, door Rauch te Berlijn met het onderschrift Er vertrauete Gott. Wij zien de kerk of de zaal van het gebed, met portretten aan de wanden; wij zien het avondeten van een gedeelte der jongen bevolking, t geen zeer schielijk afloopt.
De regen was nu tot een stortbui geworden; over de straten stroomt het water in breede beken. Wij legden den tamelijk langen ...weg naar ons Hotel onder die onaangename omstandigheden met geen opgeruimd gevoel af en bereiken het door en door nat. Jan, die een bad genomen had en het eerst buiten de stad (Das Soolbad Wittekind) had kunnen vinden kwam nog na ons, toen reeds de duister gevallen was te huis. Wij eten voor t eerst met elkander afzonderlijk op onze kamer; en dronken daarbij een goede flesch Rudesheim Hinterhaus.

23 Augs.

Met schoon weder verlieten wij Halle en kwamen na ruim 3 uren op den spoorweg doorgebragt te hebben te Weimar aan. De weg derwaarts is niet zeer opmerkelijk over Merseburg enz., gedeeltelijk echter bergachtig. Het station (der Bahnhof) is van Weimar nog zeer verwijderd. In de Droschki gezeten om naar Weimar te rijden ontdekken wij dat een reiszak gemist werd die onder een bank der Diligence geborgen ons oog ontsnapt was bij het uitklimmen. Jan gaat uit de Droschki naar het stationsgebouw, laat telegrapheren en ontvangt berigt dat de reiszak reeds gevonden is en voor 2 ure te Weimar terug zal zijn. Wij bezigtigen voor den eten eenigermate de stad, doch zien niet veel, dan een bronzen statue van Herder, opgerigt door duitschers van allerlei landen. Hij staat in een mantel met een rol papieren in de hand. De inscriptie vermeldt zijne geboorteplaats en de dagteekening zijner geboorte 1744 gelijk ook van zijn sterven 1803. Het groothertogelijk paleis, wederom een zeer ruim gebouw, kan voor ons middagmaal niet van binnen bezigtigd worden.
Terstond na den eten verlaten wij Weimar om naar Jena te rijden. De weg derwaarts loopt eerst langs heuvels met korenvelden begroeid, vervolgens langs vrij naakte bergen, en is zeer ongelijk en gesllingerd; overigens breed. Twee kleine dorpen liggen in het begin; overigens is de weg eenzaam, de streek spaarzaam bewoond. Bij het inrijden der in een dal liggende kleine Akademie stad, houden wij stil voor het huis van Huschke. dien wij niet te huis vonden; alle pogingen om hem aan te treffen mislukten. De grootste plaats in Jena is de Eichenplatz met kleine Acacia-boomen bedekt. Hier had men het borstbeeld van Oker willen oprigten, dat echter niet had plaats gehad; de bronzen buste stond nog in het huis van Profr. Kieser en zou nu te Zürich worden opgerigt. Wij dronken goede koffij im Deutschen Haus eene nette herberg (niet de voornaamste 't geen die Sonne is). Wij wandelen in eene fraaije laan, waar in een nieuw gebouw vriendelijke kinderbewaarschool. De kerk is oud groot en zwart van buiten met veel steensnijwerk aan de deuren. Onze reis was mislukt, die ik alleen om Huschke te ontmoeten ondernomen had. Laat in den avond komen wij te Weimar terug (Men rijdt naar Jena in ruim 2 1/2 uur)
De mantelzak was nog niet in ons Hotel; men bragt een verkeerde. Zeer ontstemd, meer dan betamelijk ontevreden, ging ik naar bed.

24 Augs.

'S ochtends vroeg ging Jan naar het stationsgebouw; hij was echter nauwelijks vertrokken of de verloren reiszak werd mij binnen gebragt. De gedienstige Huisknecht had dien nog den vorigen avond in het Telegraphen bureau opgespoord en ging nu Jan weder achterna, dien hij spoedig inhaalde.- Ik schrijf in dit dagboek over de dag van gisteren.
Ik bezocht vervolgens Froriep die sedert eenige jaren hier woont, waar hij de zaken van zijnen vader v.Froriep (en vroeger Be . ch) had overgenoemen het Geographisch Instituut en Industriekantoor, doch die in 1841 door mij in Berlijn als arts en buitengewoon Professor bezocht was. Hij ontving mij zeer vriendelijk in zijne vriendelijke woning, waarachter zich een tuin met grooten vijver uitstrekt terwijl men het vergezigt heeft op de bergen der omstreek. Weldra werd het plan gemaakt om ons te vergezellen. Wij begeven ons naar het Logement, terwijl zijne oudste dochter een lief en vriendelijk meisje ons vergezelt Hier ontmoeten wij twee Heeren uit Berlijn, Geheimrathe. waarvan een Stiel uit het Kissinger bad kwam. Deze was een bekende van Froriep en nu veranderde eenigszins de vriendelijkheid van dezen, of liever ik trad in de schaduw, 't geen ik niet kwalijk kon nemen, wanneer het slechts niet zoo duidelijk getoond was. Als Lohnbedienter zoo als Froriep zeide, vergezelde hij nu het talrijk geworden gezelschap naar het slot. Hier zagen wij de dusgenoemde Dichter Zimmer. nieuwingerigte vertrekken in de regter vleugel van het paleis, voor Herder Wieland Goethe en Schiller. De wanden zijn in Fresco geschilderd met eenige motiven uit de bekende werken dezer mannen, bij Wieland allen uit de Oberon. In de tusschenkamer tusschen Goethe en Schiller lag een in bruin t....sch leder gebonden album, met ivoren wapenschilden van Saxen Weimar op het plat des boeks. Hier in An den Sternen der Vergangenheit was eene MS. voorrede van A. von Humboldt eigenhandig geschreven en niet scheef zoo als anders, verder eene lijst van de personen die op het slot gelogeerd hadden plaatsen uit dichters over verschillende vorstelijke personen vooral uit de Saxen Weimarsche familie met initiale letters in arabesken geteekend door de Princes van Pruissen. Ook de kapel, net en eenvoudig doch klein werd bezigtigd. Op de trap staan in de vestibule eenige busten.
Wij wandelen vervolgens in het park, bezien uit de verte het Gartenhaus van Goethe en daar tegen over het lommer, tegen de bergen aan eene zijde aansluitend een houten hokje met twee kamers met boomschors bedekt, waar de vriend van Goethe Carl August als regerend Groothertog jaren lang de zomermaanden doorbragt, met slechts eene enkele bediende. Het was niet schoon noch anmuthig: maar kinderachtig romanesk, gelijk in de smaak der vorige eeuw. Naast deze vorstelijke hut was een steenen bank en kleine ruimte. Hier werd 's morgens om 4 ure staatsraad gehouden! !- In een klein Gothisch gebouw in het park had men in een zomervertrek provisioneel eene kolossale marmeren statue van Goethe (zittende eene imitatie van Jupiter Olympius geplaatst) Het beeld van Steinhauser (?) vervaardigd was 130 centenaars. Ik vond het niet fraai, vooral niet de kleine statue van een op een lier tokkelende en voor Goethe's kniën staande genie. De voeten waren te groot enz. Ubi pleura nitent zeide de geheimrath Stiel, maar ik dacht hier niet aan paucae macalae, en hoorde eigenlijk ook niets prijzen dan de plooijen van het kleed.
In de stad bezoeken wij nog het huis waar Goethe gewoond heeft, d:i: wij wandelen op de trappen, want Goethe's vertrekken en zijne verzamelingen zijn afgesloten. Op de trap in de vestibule der eerste etage Castor en Pollux in brons gekleurd pleister enz. In den tuin die thans een verwarring want een regt laantje door heggen omgeven waarin Goethe op en neer wandelde (zijne gewoonte). In het huis van Schiller woont thans een koopman in pleisterbeelden. Een blaauw bordje boven de deur draagt met gouden letters het opschrift Hier wohnte Schiller.
De kamer die hij bewoonde, waar hij schreef en waar hij stierf is nog met het zelfde ameublement voorzien. Een piano met zwarte toetsen; daarop een guitar. Op zijn bedde-tafeltje een kopje en schoteltje, en een ronde snuifdoos. De schrijftafel met een lessenaar die door een windas schuinser of lager kan worden geplaatst. Het bed waarin hij stierf. Eenige brieven en andere handschriften; een paar platen van de Etna en van Palermo, bleek was de kleur en bruin houten lijstjes.
Met de dochter van Froriep wandelden wij nog een weinig door de stad; een bezoek aan Tiefort zou ons, daar wij niet dadelijk een’ wagen konden bekomen te veel hebben opgehouden.
Froriep, die ons onderwijl verlaten had, verhaalde mij veel van Schleide, van mislukte pogingen tot zelfmoord kort voor dat hij naar Jena beroepen was enz.
Hij herinnerde mij aan Oscar Schmidt te Jena, waaraan ik bij mijn bezoek dier Universiteit niet gedacht had, en dien het mij nu leed deed niet bezocht te hebben. Froriep denkt er aan om na zijn Geschaft te Weimar verkocht te hebben, een kunstig tropisch klimaat voor zwakken en borstlijders op te rigten; waarschijnlijk te Frankfort an der Main, en groot glazen-paleis (Cristall palace) dan behoeven de teringlijders niet meer naar Italië of Madera te gaan. Hoezeer vHumboldt dit idee zeer toejuichte, geloof ik dat de uitkomst niet aan de verwachting beantwoorden zal. Ik houde het voor eene romanesken inval.
Na den eten gaan wij naar den spoortrein om naar Cassel te vertrekken. Een beeldhouwer de Heer Hover met wien ik den vorigen dag te Weimar aan de tafel kennis gemaakt had, een colossaal man met regelmatig gelaat en kaal hoofd en een groote baard, komt daar hij heden niet aan tafel geweest was, nog naar het stationsgebouw om afscheid van ons te nemen, eene groote en verpligtende beleefdheid.
Door Erfurt, de vesting.- en Eisenach, deze zoo het schijnt schoone stad, rijden wij terwijl aan de gezigtseinder links hooge bergen ons oog trekken langs bosschen, korenvelden en heuvels naar Cassel, waar wij terwijl het reeds lang donker geworden was in den laten avond aankwamen, Intrek bij Lang Römischen Kaiser.

25 Augustus

'Sochtends wandelen wij even door de stad om de twee groote pleinen en het uitzigt bij het marmerbad te hebben. Wij vertrekken vervolgens in een gehuurde wagen naar Göttingen. Een hevige regenbui op de hoogste bergrug van 't begin van de weg overvalt ons en dwingt ons de wagen te sluiten. Wij komen tegen de middag te Münden, waar wij eenigen tijd vertoefden zoo wel op de brug waar de Werra en Fulda zamenkomen als op het tot wandelplaats aangelegde eilandje aan de andere zijde. 'S namiddags kwamen wij ter half 5 ure te Göttingen aan, en namen onzen intrek weder Zur Krone bij Bettmann. Baum was in dat Logement om over een plan te spreken om de zaal van dat gebouw met die van het daarnaast liggende te verbinden, 't geen bij de bijeenkomst der Naturforscher, die 18 Septemb: beginnen zou zeer gewenscht werd. Hij neemt ons terstond vriendelijk met zich naar huis. Wij begeven ons naar Wagner.
Deze beantwoordde niet volkomen aan 't geen ik mij van hem had voorgesteld, 't Scheen moeijelijk om het gesprek ongedwongen aan de gang te houden. Wagner is geelachtig bruin van kleur, groote neus, vrij lang, mager; een gouden bril. 'S avonds ontmoeten wij daar nog Dr. Meissner een jong mensch die zich onder Wagners en Siebold's leiding gevormd heeft en reeds door zijne mikroskopische-anatomische studiën bekend is.

26 Augustus.

Met Meissner bezoek ik Berthold. Mevrouw B. dringt zeer op mijn langer verblijf in Göttingen aan, waaraan evenwel niet te denken valt. Met Meisner wandel ik vervolgens naar het Instituut der Physiologie, bezie Blumenbach's schedelverzameling zie eene verzameling van anneliden, eenige preparaten enz. en bezoek vervolgens Wagner die in dat zelfde gebouw voor een gemengd gezelschap van Heeren en Dames,de ontwikkelingsgeschiedenis van het hoenderei demonstreerde. Zwarte schotels, penselen, horlogie-glazen Eenige mikroskopen gezien.
Mijne rekening in het Hotel betaald. Vervolgens een weinig in en om de stad gewandeld. Diner bij Baum. met Heule. Berthold en Meissner. alleraangenaamst, ongedwongen en hups. De vriendelijke hartelijke ontvangst van Baum vergoede rijkelijk het 6 uren heen en weder rijden. Wij keeren tegen 4 ure naar Cassel terug. In Münden overviel ons de duisternis. Het eerste gedeelte van den weg na Münden is boschachtig en daardoor nog duisterder. Daarbij is de geheele weg bergachtig. Laat in den avond (tegen 11 ure) kwamen wij in Kassel terug..

27 Augustus.

Ik schrijf in dit dagboek. Wij gaan vervolgens in de Martini Kerk over ons Hotel waar wij uit de Evangelie de gelijkenis van den Pharizeer en den Tollenaar hooren voorlezen en vervolgens eene preek hooren over Jezus ontmoeting met de schare na de wonder-spijziging aan het meer van Tiberias. Het kerkgebouw is inwendig zeer net modem verguld en licht blaauw geschilderd. Voor de predikatie werd een wierookvat door de kerk gedragen.
Wij vertrokken tegen de middag met den spoortrein naar Hamm. De weg tot Hamm was aangenaam. Hier en daar bergen en bosschen, nu eens Salinen, bij Greberstein oude muren en torens enz. Salzkotten.
Weg van Hamm naar Duisburg. Tegen de avond, de duisternis was reeds gevallen komen wij te Duisburg aan, en nemen wederom onzen intrek zum Rheinischen Hof. Wij waren letterlijk flaauw van den spoortrein en verlangden naar voedsel en rust.

28 Augs.

’S ochtends vroeg opgestaan en geschreven. Vervolgens nog eens in de stad rondgewandeld, de schoone kerk bezien, die zoo fraai gerestaureerd is. Een dikke mist omgaf ons in den morgen even als op den 6 Augustus. Met een omnibus rijden wij naar de rivier. Hier ontmoeten wij eenen protestantschen pastor uit de omstreken, wiens naam naar wij later vernemen Wolff te zijn en die naar Holland reisde. De nevel wordt tot regen maar klaart echter op. Aan de plaats waar de stoomboot aanlegt om ons op te nemen worden wij door honderden wespen vervolgd. Jan had er gelijktijdig zes of zeven in zijn haar; zij loopen over onze dassen, overhemden enz. Eenige daarvan brengen wij aan boord met ons op het stoomschip, die daar groote verwarring veroorzaken. Op de stoomboot gemengd gezelschap gelijk gewoonlijk; veel verveling slechte tafel. Het weder wordt zeer schoon. Te Arnhem moesten wij geruimen tijd op den spoortrein naar Amsterdam wachten; die eerst 's avonds half 8 vertrekt.
Ten einde onzen tijd wat te korten loopen wij een der cingels om en keeren langs de huizen aan de stadsgracht weder naar het station terug.
Wij vertrokken met den schoonsten heldersten avond van onze geheele reis naar Amst. waar wij tegen half 11 aankwamen en in het Hotel des Pavs-bas. Doelenstraat onzen intrek namen, zeker na mijne ondervinding het beste Hotel van Amsterdam.

29 Aug.

En zoo zit ik nu na eene afwezigheid van 24 dagen weder 's morgens vroeg in eene vaderlandsche stad behouden met de mijnen teruggekeerd in dit dagboek te schrijven. Voor alle gekende en ongekende gevaren beveiligd, gezond en behouden keeren wij terug en danken er God voor.
t Geen ik met sierlijke gekleurde en gouden letters achter glas als een sieraad in een arme herberg tusschen Münden en Kassel las
Der Herr hat geholfen
Der Herr hilft noch
Der Herr wird weiter helfen.
blijve mij een onvergetelijk woord van vertrouwen en bemoediging. Met lust hervatte ik mijn werk en ondervinde van deze reis voor mijne gemoedsstemming en gezondheid weldadige gevolgen.