Dwingeloo, Hervormde kerk

De Hervormde kerk van Dwingeloo met zijn opvallende uivormige torenspits rijst boven het geboomte uit. In de volksmond wordt de toren "de Siepel" genoemd, de Drentse benaming voor ui. De huidige torenspits dateert van na de grote brand van Dwingeloo in 1923. De vorige spits was veel ranker en was in 1630 gebouwd. De toren behoort tot het bekende Drentse type (vergelijk Beilen en Rolde) met aan elke zijde een slanke spitsboognis, echter met dit verschil dat de hoogopgaande onderbouw gesloten is, uitgezonderd de ingangspartij aan de westzijde. Omstreeks 1500 werden de traditionele torenspitsen vaak vervangen door elegante peervormige bollen met open ornamenten, die later vaak dicht gemaakt werden. Waarschijnlijk is de peervormige torenspits in Dwingeloo gebouwd in 1631, nadat een jaar tevoren de torenspits naar beneden was gekomen en dwars door het dak van de kerk viel.

Het tijdstip waarop de kerk in Dwingeloo is gesticht is niet bekend. Men neemt aan dat het kerkgebouw in 1388? tot stand is gekomen, toen Johan de Vos van Steenwijk als bewoner van het leengoed Batinghe te Dwingeloo in de Dwingeler kerk een altaar stichtte ter ere van Maria.  De kerk bestaat uit een schip, een versmald driezijdig gesloten koor en een kapel aan de noordzijde. Kapel en koor hebben een stenen gewelf, waarvan het laatste bij de restauratie van 1923 is hersteld. Toen herkreeg de kerk ook zijn stenen venstertraceringen. De westelijke travee van het schip heeft aan noord- en zuidzijde een korfbogig poortje binnen een spitse nis waar de waterlijst rechthoekig omheen loopt.
In 1923 werd de kerk door een zware brand geteisterd: alleen de muren bleven staan. Bij de restauratie is het muurwerk volgens de mode van die tijd als schoon werk behandeld, d.w.z. dat de muren niet weer wit gepleisterd werden( vergelijk Roden). Het interieur heeft hierdoor een somber karakter, wat nog versterkt wordt door de bankenblokken in de hele kerk. Onder de vensters zijn grote korfbogige nissen aangebracht. In de noordmuur van het koor zit de (gedichte) sacramentsnis, terwijl ook het nisje in de noordoostmuur van het schip een liturgische functie gehad zal hebben. De ribben van het koorgewelf rusten op goed gebeeldhouwde kraagstenen met verschillende koppen. Bij de restauratie zijn de fundamenten gevonden van een aanbouw ten oosten van de kapel, waarschijnlijk de vroegere sacristie.

Voor de kerk staat het beeld van de juffer van Batinghe, de hoofdfiguur uit een gefantaseerd verhaal dat door J. Poortman is geschreven. Op de koperen plaat is de volgende tekst te lezen: "Toen de St. Nicolaas kerk werd gebouwd, reed elke dag de juffer van Batinghe voorbij. Ze lachte de bouwheer toe, waardoor die zijn gedachten niet meer bij zijn werk kon houden. De berekeningen en tekeningen van de nieuwe toren kwamen niet gereed. De Drost van Drenthe sprak met de heer van de Havezathe Batinghe en deze met zijn dochter. Zij wilde niemand anders dan de bouwmeester. Haar vader begreep dat en zond haar weg. Maar voor ze ging, reed ze nog eenmaal rond en toen de maan tussen de bomen scheen te hangen, zag zij de nieuwe torenspits voor zich. De juffer zag de bouwmeester aan het werk, stapte van haar paard en vertelde wat ze gezien had en hoe mooi het leek. Daarna ging ze op reis. De bouwmeester had die avond zijn ontwerp klaar. De Drost keurde het goed, ook al leek het in het geheel niet op iets dat in Drenthe gebruikelijk was. Een Jaar ging voorbij en de Sint Nicolaaskerk had zijn bekroning. Toen de juffer voor de wijding terugkwam, zegende de Drost de beide jonge mensen zonder wie er niet zulk een schoon bouwwerk verrezen zou zijn".

De heren van Batinghe waren de stichters van de Dwingelose kerk. Ze hadden niet alleen het collatierecht, het benoemen van de predikant, maar mochten ook de kerkvoogden en de schoolmeester, die in die tijd ook koster, organist en voorzanger was, aanstellen. Van 1622 tot zijn dood in 1668 was Rutger van den Boetzelaer bewoner van het huis Batinghe en Drost van Drenthe. Hij schonk de kerk in 1661 een zilveren avondmaalsbeker en in 1665 een compleet orgel met daaraan beschilderde panelen en twee zilveren avondmaalbekers. Dit orgel deed dienst tot 1887.Verder kwam zijn naam ook voor op de panelen van een vroegere preekstoel en op een steen boven de ingang. De met engelen beschilderde panelen werden er toentertijd afgehaald. De kerkvoogdij van Dwingeloo gaf de zijpanelen terug aan de familie van Boetzelaer. Zondag 7 juni 1998 bracht de adellijke familie de panelen weer terug naar de kerk van Dwingeloo en kwamer weer een stukje verleden terug in de St. Nicolaaskerk. Na restauratie zijn de panelen te bezichtigen. Rutger van den Boetzelaer was ook degene die de opvallende torenspits liet aanbrengen. De toren onder de Siepel heeft lange tijd dienst gedaan als gevangenis. Hier werden niet alleen zwervers en bedelaars opgesloten, maar ook lieden die op feest- en marktdagen te diep in het glaasje badden gekeken. Het aantal 'overnachtingen' kon soms hoog oplopen. Om ontsnappingen te voorkomen kregen de gevangenen in 1882 een ijzeren beugel met slot om het lichaam. Een wel erg drastische maatregel.
De kapel aan de noordzijde was eeuwenlang eigendom van de bewoners van het huis Batinghe en had tot 1923 een aparte ingang.  Vele herinneringen aan deze en andere adellijke geslachten zijn in de Franse tijd opgeruimd, zelfs de meeste zerken zijn toen uit de kerk verwijderd en verkocht. Enkele zijn geheel of ten dele op boerderijen teruggevonden. Het huidige meubilair dateert van 1923/24. Op de panelen van de preekstoel zijn in eenvoudig snijwerk vijf bijbelse verhalen uitgebeeld: de Zondeval, Abrahams offer van Izaäk, de Verkondiging aan de herders, de Kruisiging op Golgotha en de Opstanding.

In veel Drentse dorpen worden de kerkklokken niet alleen op zondagmorgen geluid maar ook bij speciale gelegenheden. Bij de torenbrand in Dwingeloo in 1923 zijn de uit l444 en 1449 daterende klokken zo beschadigd dat ze moesten worden vervangen. Beide klokken hadden meer dan vierhonderd jaar in tijden van vreugde, verdriet en gevaar geluid en het volk op de hoogte van het wel en wee in Dwingeloo. Tijdens een raadsvergadering in 1892 werd besloten om met ingang van januari 1893: "Bij gelegenheid van sterfgeval, verkoping, verhuring of kerkgang door de ingezetenen zal mogen worden geluid met de groote torenklok, terwijl zoo dit noodig geoordeeld wordt vooraf met de groote of kleine klok zal worden geklept. Bij brand, oproer of versperring der wegen (bijvoorbeeld door sneeuw of omgewaaide bomen) zal met beide klokken tegelijkertijd worden geluid". Tijdens de Duitse bezetting werden de klokken naar Duitsland afgevoerd en gebruikt voor de oorlogsindustrie. De van Wou-klok werd na de oorlog opgespoord en in de toren teruggeplaatst. In 1960 werden drie nieuwe klokken, die de gemeente had laten gieten, door de schooljeugd van Dwingeloo in de toren gehesen. De mannenklok met de Van Wou-versiering, de vrouwenklok en de kinderklok met als randversiering aan de bovenkant musicerende engeltjes en aan de onderkant engelenkopjes. Aan het luiden van de klokken kon men horen of er een man, vrouw of kind gestorven was.

Aan de zuidelijke buitenmuur is een zonnewijzer aangebracht, met de letters K van het Griekse Karios (=tijd) en de H, de beginletter van Helios (=zonnegod) bij de oude Grieken. Bij het afstellen van de juiste tijd van het nieuwe uurwerk op de toren moest men eerst de zonnewijzer raadplegen. Een advies uit 1846 luidde: "liever vijf minuten vóór dan één na de tijt".

Interieur:
Bij de grote brand van Dwingeloo in 1923 ontkwam ook de kerk niet aan de vlammen. Het interieur stamt van na de catastrofale brand. Het schip heeft een houten tongewelf met een beschilderde kleurige rand. De eikenhouten preekstoel is voorzien van een aantal uitgebeitelde bijbelse voorstellingen, namelijk Adam en Eva in het paradijs, Abraham offert zijn zoon Isaäk, de blijde boodschap aan de herders, De Kruisiging en de Opstanding.

Grafzerken zijn er in de kerk niet meer te vinden. Ze zijn in de Franse tijd verwijderd of vernield, evenals de gebrandschilderde ramen. Van de grafzerken zijn slechts fragmenten teruggevonden. Op het terrein van de voormalige havezate Oldengaerde bevindt zich de grafzerk van Cornelis baron Van Dongen en Johanna Angnis van Wijenhorst.

De zerk die in 1969 in de berm voor de pastorie gevonden werd heeft een plaats gekregen in een van de spaarbogen aan de noordwand van het koor. De laat 18e eeuwse gietijzeren sponningen zijn na de brand vervangen door nieuw raamwerk bestaande uit een gemetselde stenen naald met daartussen glas-in-loodramen.

De 'Kapel van Batinghe' is een 'heerlijk gestoelte' dat was bestemd voor de heren van de havezate Batinghe, waarin zij plaatsnamen om de dienst bij te wonen. Een van de bewoners van Oldengaerde liet in het begin van de vorige eeuw in de westelijke muur van de kapel een eigen ingang maken. Tijdens de restauratie na de brand van 1923 werd de muur dichtgemaakt en de oorspronkelijke vorm in ere hersteld.

Bronnen: Dr. Regn. Steensma Lang de oude Drentse kerken (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn)
Drentse Courant 2000/2001 Serie kerken in Drenthe