Zuidlaren, Hervormde kerk


Foto Wikimedia

Voor uitgebreide informatie zie de website Oude Drentse kerken in beeld

De kerk bestaat uit drie duidelijk te onderscheiden delen, nl. toren, schip en koor, die uit verschillende tijden dateren. Het oudste deel is het schip, uitgezonderd het stuk dat bij het koor aansluit. In de noord- en zuidmuur van de beide traveeën zijn nog de moeten van oude rondboogvensters te zien. Dit schip behoorde bij een kerk die voor 1264 gebouwd is en een koor had dat bijna even lang was als het schip, naar uit opgravingen is gebleken. Bij de restauratie (1972-'74) is de zuidingang hersteld naar het voorbeeld van de (gedichte) noordingang.

Omstreeks 1300 verrees aan de westzijde van de kerk de toren, eveneens in baksteen, op de hoeken versterkt met grote platen natuursteen. De toren is versierd met een muizentandfries (schuingemetselde stenen) en hogerop een fries van elkaar kruisende spitsboogjes. Aan de oostzijde is te zien dat de hoogste galmgaten oorspronkelijk rond waren. De toren is in de 15de eeuw in kleine steen verhoogd.
In de 15de eeuw werd het Romaanse koor afgebroken en verrees een nieuw gotisch koor. Het kreeg hoge spitsboogvensters waarvan de stenen traceringen bij de restauratie opnieuw aangebracht zijn. Blijkens een gedenksteen werd het koor hersteld in 1648. Het kreeg toen opnieuw een stenen gewelf. De kerk was nl. in verval geraakt tijdens de krijgshandelingen in het laatste kwart van de 16de eeuw. Nog in 1622 had de kerk geen dak, zolder en banken en 1626-'27 bivakkeerden soldaten in de kerk die er hun eten kookten en bedsteden timmerden.

De kerk bezit een fraaie inrichting, met name door de goede opstelling van het tamelijk rijke meubilair. Bij de restauratie werd de vloer van het schip verlaagd tot de oorspronkelijke hoogte en werd de gehele kerk voorzien van uit het gebouw zelf afkomstige plavuizen. De preekstoel behield zijn plaats tegen de zuidzijde van de triomfboog. In het schip bleven de banken staan; in het koor werden zij door stoelen vervangen, waardoor het totaalbeeld wat speelser en luchtiger werd en ook een goede liturgische werkruimte ontstond.
De preekstoel uit 1675 (jaartal op baretschild) heeft panelen met siertrossen en vertoont overeenkomst met de kansels in Rolde (1677) en Norg (1678). Hij werd vervaardigd nadat de inrichting van de kerk in 1672 verwoest was door de soldaten van de bisschop van Munster. Restanten van het ca. 1940 gesloopte doophek zijn tegen de westwand opgesteld.

De kerk bezit drie fraaie herenbanken. Tegenover de preekstoel in het schip staat de Van Selbach-bank uit het einde van de 17de eeuw met een geschilderd wapen. De overhuifde bank tegenover de preekstoel in het koor is de De Drews-bank uit het begin van de 18de eeuw (gesneden wapen: De Drews Tjaarda-Nauta-Folkers). De Van Heiden-bank met gebogen overhuiving en gesneden wapen dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw. Deze banken weerspiegelen de invloed van enkele aanzienlijke families in wereldlijke en kerkelijke zaken, vooral de bewoners van huize Laarwoud: Van Selbach (ca. 1600-1750) en Van Heiden en nageslacht (1750-1915). We vinden hun namen ook op sommige zerken terug.
Een bijzondere herinnering aan deze geslachten is het memoriewapen boven de adelsingang in het koor voor Alexander Carel van Heiden, drost van Drenthe, overleden in 1776. Het beschilderde stucwerk toont de wapens Van Heiden-Kettler met in het midden een hartschild met zwarte adelaar. Het wapenschild is omhangen met de keten van de orde van Pruisen en heeft als schildhouders twee griffioenen. Het geheel rust op diverse krijgsattributen, zoals kogels, lopen van kanonnen, een helm en trommels.

Bronnen: Dr. Regn. Steensma Lang de oude Drentse kerken (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn)