Mejuf Vr. M. en MC. van der Hoeven
adres Prof. J. van der Hoeven Breedestraat te Leiden Holland.
(stempels AUG 1850 en over Rotterdam 4 8)
1 Augustus. Edinburgh
(in ander handschrift 1850)
Lieve Kinderen!
Ik schrijf u hier aan een keurige schrijftafel gezeten op eene canapé op mijne
slaapkamer ten huize van Prof. Goodfir, waar ik met Jan ben ingekwartierd. Wij
kwamen hier dinsdag den 30 aan doch namen toen onze intrek in een Logement.
Weldra echter werd ik verwittigd dat Prof Goodfir mij zou herbergen en deze kwam
mij dan ook gisteren van mijn logement afhalen. Ik ben in eene kamer, waarin die
van Jan uitkomt, en wij hebben het hier excellent. Voor Jan is het
allermerkwaardigst en zeer geschikt om hem in 't Engelsch te doen vorderen.
2 Augs. Gisteren avond ontving ik uwen brief, waarna wij lang verlangd hadden.
Ik tref het hier goed met het weder, beter dan te Londen, waar het altijd
regende.
Edinburgh is eene schoone stad en daarom vooral om dat de natuur zoo veel gedaan
heeft om er iets schilderachtigs en bijkans toverachtigs aan te geven.
Een gedeelte ligt op een heuvel en de nieuwe, zeer regelmatige stad ligt over de
oude waarvan door eene engen vallei afgescheiden, waarin weinig huizen zijn,
maar waar in thans de spoorwegen naar Glasgow enz. uitloopen, terwijl een brug
over die diepte loopende de nieuwe met de oude stad verbindt.
Er zijn in die onmiddelijke nabijheid der stad basaltische heuvels, waaronder de
Arthur-Hill met loodregte steile wanden een zeer zonderling voorkomen heeft; op
eene andere heuvel ligt een kasteel in de oude stad, op eene andere het
observatorium en wat verder Holyrood.
Ik heb nog weinig van Edinburgh gezien omdat de bijeenkomsten veel tijd wegnemen.
Het anatomisch Museum en het Kabinet van natuurlijke Historie zag ik met Jan
eergisteren. Heden moet ik er Diner bij wonen van de Roval College of Phvsicians.
Vele vreemden zijn hier niet. De voor mij meest belangrijke kennismaking onder
die vreemden is die van Prof. Hyrtl. een Prof van Weenen, wiens naam gij te L.
wel eens gehoord zult hebben.
Owen is hier en Spence. maar anders veel minder Londensche geleerden, dan ik
verwacht had
Uit uwen brief heb ik wel gezien dat er veel gedrang was bij den jachtclub, maar
niet of gij u wel geamuserd hebt en of het vuurwerk mooi was.
Wanneer gij nu dezen ontvangen hebt, moet gij mij niet meer naar Edinburgh maar
naar Londen schrijven en gij kunt dan de brieven adresseren aan W deKevser.
Royal Hotel, Black-friars Bridge, waar wij gelogeerd hebben en ook weder denken
te gaan logeren.
Waar ik hier van Edinburgh heen ga, weet ik nog niet ook niet wanneer ik terug
kom. Hoezeer ik mij zeer wel gevoel en ook zeer te vrede ben met de wijze waarop
men mij hier ontvangt verlang ik toch naar huis.
Ik hoop dat ik met nieuwen lust zal kunnen beginnen. Wel zal er veel op mij
wachten.
Groet Oom Kees van mij; als ik eenigszins kan sluit ik hier een briefje voor hem
in dat gij hem dan op den 13 Augs. geven kunt ingeval ik dan nog niet terug ben,
't geen niet waarschijnlijk is.
Want hoe wij ook van Edinburgh henen gaan, wij zullen in Londen nog wel een paar
dagen vertoeven.
Ik hoop dat het kriezeltje verkoudheid van Matje weder over is. Zij moet mijne
complimenten maken aan de poes, die ik hoop dat aan onze geverwde trappen niet
is blijven kleven.-
Wat zal het vreemd zijn als wij allen weer te huis zijn; wat zal Mat veel te
vertellen hebben. Jan wandelt hier in Edinburgh met een hoed, die wij gekocht
hebben daar hier niemand zulke mutsen draagt als bij ons. Gij zoudt over zijne
deftighied vreemd opzien
Nu moet ik eindigen. Ik heb nog veel te schrijven en moet morgen naar de
bijeenkomst gaan die reeds om 11 begint.
Hartelijk groet ik u beiden, terwijl ik mij als altijd noem
Uwen liefhebbenden Vader
JvanderHoeven