Reis van Jan van der Hoeven naar Duitsland om 19e Versammlung der
Gesellschaft deutscher Naturforscher and Aertze te bezoeken te Bronswijk, van
26.8-29.9.1841, reisgenoot Dr. Salomon.
Rd
- Leiden-Kleef
- Kleef-Keveïaar-Crefeldt-DusseldorpDusseldorp-Elberfeldt
- Elberfeïdt-Hagen-Unna-Soest-Erwitte-Geseke-Paderbom-Cassel
- Cassel (Mus FridVHelsa-Witzenhausen-Heiligenstadt-Nordhausen-Eisleben-Halle
Halle (Prof. d’Alton, Burmeister, Streubel, univ.gebouw, mus.v.nat.hist.,
Monter, kabinet van Meckel, Leo, MoserVLeipzig
- Leipzig (boekverk.Weigel, E.H.Weber, Paulinum, Schwaegricher, bot.tuin,
Augusteum, GensdorfO-Dresden
- Dresden (Carus, Reicbenbach, mus.v.nat.hist., mus.v.min.en geol., an.
kab.v.Seiler, SeilerVDahlen-Torgau-Lehsen-Herzberg-Jütebog-Berlijn
- Berlijn (Lichtenstein, Froriep, Erichson, Sundevall, museum v.nathist,
Aula ac., Charité, an.kabinet, bot.tuin, Schlemm, Klug, dierentuin en
broeikassen op het Pfaueninsel, Thierarzneyschule en Greslt)-Brandenburg (Döbereiner,
Schaffgotsch, RemakVHalberstadt-Brunswiik
- Brunswijk (vStrombeck, Mansfeldt, Holscher, Weber, Germak, bilbl. te
Wolfenbüttel, Berthold, Kuerscher, Hartlaub, Leop.v.Bach, Hoeninghaus,
BisschofT, Wedekind, Blasius, Faesebeck, Haussmann, Krause, Ziegler)-
- Hildesheim- Elze-Oldendorff-Buckeburg-Minden
- Minden-Osnabrück
- Osnabrück-Bramsche-Fuerstenau-Lingen
- Lingen-Nordhom-Oldenzaal -Delden-Deventer-Leiden
26 augustus:
Wanneer men voor eene reize te doen 's nachts die reize bedenkt,
vijf kinderen te huis laat en vele zorgen, dan slaapt men niet goed al wil men
het ook en hoe meer men het wil, te minder kan men. Zoo ging het mij althans de
nacht voor de 26 Augustus en toen ik eindelijk tegen 3 ure 's morgens ingeslapen
was werd ik met schrik weder wakker slechts een kwartier tijds meer hebbende
voor het aangekondigde afrijden van de diligence, t Gelukte mij, mij te kleeden
mijne kinderen voor zoo ver ze reeds waren opgestaan te kussen en voor half
zeven naar de Diligence te stappen. Daar bemerkte ik weldra dat ik nog wel een
half uur tijds te vroeg kwam en mijne plaats genomen hebbende keerde ik naar
huis terug, dronk mijne koffij, at mijn zacht gekookt ei, poogde een droog stuk
brood met behulp van boter en koffij door de wederspannige keel naar beneden te
zenden en had nog gelegenheid, t geen mij meer dan brood, ei en koffij waard
was, al mijne kinderen één voor een een langen afscheidskus op de wang te
drukken. Nu komt de Diligence mijne woning voorbij en ik klim voor 't huis van
den postmeester Kluit, wiens vrouw mede op de diligence ging, in de voor mij
bestemde bijwagen, waar Dr Salomon reeds plaats genomen had. Naauwelijks rijden
wij in gezelschap van den Ieydschen fabrikant Zaalberg Leiderdorp voorbij, of
het gelaat mijns reisgenoot werd al meer en meer bedenkelijk; hoewel 't schoon
weder was en warm en stil daarbij werd zijn jas toegeknoopt, over tocht geklaagd
't weer misschien wel koud genoemd. In Alphen en Bodegraven en in Woerden werd
telkens uitgeklommen en in plaats van een broodje of zulk eene gewone
versnapering, fonkelwater, magnesia, liquor anodynus, arabische gom bij eiken
apothecas gemengd en met een bekommerd gelaat ingeslikt. Dedit Deus his quoque
finem. Toen wij te Utrecht kwamen was het over. Ik at te Woerden heerlijke
broodjes. Brood is zulk een panacee, en wordt dikwerf zoo slecht bereid vooral
in mijn dierbaar vaderland, dat ik elke plaats waar goed brood is, in de
schoolboeken van Prinsen of hoe dc schoolvossen anders ook heetcn mogen, aan de
lieve jeugd met groote letters wenschte te zien aangegeven. Van Utrecht naar
Nymwegen reden wij hoofdzakelijk in gezelschap van H. W.. T. ’t begon nu warm te
worden Ik reed de Grebbe voorbij en 1830 en 1837 stonden voor mijnen geest,
droevig en toch ook aangenaam. De jaren gaan voorbij gelijk de (doorgestreept:
boomen) langs den straatweg, die men op zijne reize langs rijut alles weg snelt
voor ons oog en door andere voorwerpen wordt verdrongen. Maar wij blijven in ons
leven toch met het gevoel van vorige jaren over en zien op ons gebroken
levensgeluk en verijdelde levensdroomcn met onbeschrijfelijken weemoed terug.
II.W.T. praat, waarom zou hij niet? Onverstaanbaar soms en desultonisch altijd,
meer vlug dan diep, meer mal dan geestig, S. met bijzondere gewigtigheid over
nietigheden, zelfbeklagend en alles ophalend waar uit blijktdat S. een persoon
van gewigt is of daarvoor gehouden werd. Tewater heeft een Hoofdstuk in zijn
levensberigt met het opschrift Eerbewijzingen mii aangedaan. Dat is bij TeWater
een hoofdstuk en gek genoeg; doch bij S. eene hoofdzaak en de inhoud van al
zijne gesprekken. Zegt gij wat hij zegt, hij corrigeert U of eindigt met weder
te zeggen wat gij gezegd hebt, als had hij het gezegd, 't Is best hem tegen te
spreken of te laten spreken met anderen.
Van Nymwegen naar Clccf. 't Was reeds donker. Aan de pruissiche grenzen geene
visitatie, maar slechts vragen of wij iets waarvoor betaald moest worden bij ons
hadden. Intrek bij Look over 't Posthuis. Zeer goed. Vriéndelijke waardin,
beschaafd. Paspoort visitatie. Posthuis.
27.
Wij wandelen een weinig. O, hoe schoon was die morgen. Dc fraaijc lanen
buiten Cleef, de korenvelden de heuvelen en die oude trouwe zon boven ons, die
nu al zoolang geschenen en verwarmd heeft
und die Sonne Homers- Sehe! Sie leuchtet auch uns!
Doch ik mag niet lang. Reeds kwartier voor 8 werden wij in de Diligence gepakt.
Ach hoe warm! Eene dikke dame over mij, eene affreuse maastrichtsche dame met
zwarte toer daar naast en dan een eenoogige baron, lang en van middelbare jaren.
Naast mij een geprosecteerd snoeten hoofd, met een blauwe kiel, een bezoeker van
't heilig Kevelaar en daar naast mijn reisgenooten Wat er met den Heer Baron
gesproken werd, vooral toen men eenmaal wist dat het ein Herr Baron was, over
pruisische staatsinrigting, hoogvoortreffelijk, liberaal werd zij genoemd, ach
om dat het vreemd is-, ik kreeg er bijkans eene flaauwte van De dame over mij
zeide. Wie viel dort abgehandeld wird!
Wann iemand eine Reise thüt so kann er was erzahlen". Doch hier niet alleen bij
de wederkomst, maar ook terwijl men reist.
Nu kwamen wij te Kevelaar. Processiën kwamen ons tegemoet. Vervolgens reden wij
naar Crefeldt. Hier hadden wij gemeend te eten. Teleurstelling. Reeds stond het
rijtuig gereed dat ons naar Dusseldorp brengen moest. Tusschen Kevelaar en
Crefeldt hadden wij in ons rijtuig een Ier, Med. Dr. Woodrofïe, groot
bewonderaar van Gall en Spuntheims schedelleer, die mijn hoofd bevoelde. Hij
belooft mij een schedel van een echte ier te zullen zenden.
Verbeeld u een klein man, groot hoofd, naar voren gebukt, in 't zwart gekleed,
hoog rood van kleur, grijze haren. Voorts zuchtende onder de britsche kwaal van
geen syllabe te verstaan van the different jargons of the continent, smachtende
naar een glas water en buiten staat zonder mijn hulp om er om te vragen.
’S middags kwamen wij te Dusseldorp. De stad is zeer verfraaid. Wij wandelen in
de Hofgarten, na eerst in Braiderbacker Hoff bij Capellen gegeten te hebben.
28.
Terwijl mijn reisgenoot al vroeg op reis ging langs den spoorweg naar
Elberfeldt om Dr de Leeuw te Graefrath te consulteren, bezigtigde ik het Slot,
waar de Pruissische Prins, neef des tegenwoordigen Konings woont. Aan het eind
van den Hofgarten heeft men een plek digt aan de rivier waar men van eene hoogte
op den Rhijn op de schipbrug en op het westelijke langs den Rhijn liggende
gedeelte van Dusseldorp ziet. Knapen vermaakten zich met baden in eene van de
rivier afgepaste ruimte. De heldere lucht, de snelle zilveren stroom, de torens
waar op de zon scheen, hoe stemde die schoone onvergetelijke morgen mij tot
weemoedige blijdschap. - In het slot zagen wij behalve vele familie portretten,
schilderijen van de hand der princes, eenige zeer fraaije schilderijen van de
nieuwe duitsche school van Ackenbach eene fraaije onstuimige zee, van
Hildebrandt een Romeo en Julia, levensgroote figuren de balconscene, van Sohn
eene and... schilderij met twee levensgroote beelden, heerlijk van teekening
uitvoerig ook in 't bijwerk en waar. De expositie (Kunstausstel 1 ung) die reeds
in Juny geopend was en nu op het einde liep, bedekte de schilderijen van het
Museum. Hier was veel middelmatigs. Ik heb van deze tentoonstelling een
catalogus medegebragt, gelijk ook van acquarell teekeningen, die in een vertrek
achter het museum hingen, en op de geschiedenis der oude Italiaansche kunst
betrekking hadden.
Aan de publieke tafel in eene nieuw gebouwde zeer groote zaal vele Hollanders,
een Heer en Mevr. van Maren, de Heer was lang in O. Indiën geweest, de Heer
Fabius met zijne familie uit Amsterdam enz.
Met den spoorwegtrein vertrok ik 's namiddags ten half 3 ure naar Elberfeldt;
nog is de spoorweg niet geheel geopend, en van Vohwinkel af wordt men door
omnibussen naar Elberfeldt gebragt. Elberfeldt is sedert 1830 veel aangebouwd.
Ik logeer in ’t zelfde logement als toen. Fraaije Sociteit of Casino in
Elberfeldt, met een groote tuin daarachter, waarin wij zonder bijzondere
introductie toegelaten worden.
29.
Wij wandelen 's ochtends auf den Haardt. Jammer dat nevelen in het Wupperdal
veel van het schoone uitzigt benemen. Een inwoner van Elberfeldt heeft hier een
aardige tuin met een toren of soort van observatorium, vanwaar men het ruime
uitzigt in de heerlijke streek ongestoord genieten kan. Zuidwaarts lag voor onze
voeten de bedrijvige stad met hare witte huizen achter ons bergen en korenvelden
als een tapijt uitgebreid. Wij gingen daarop naaar de kerk, waar wij een
predikant Künzer over de woorden Ik ben de weg voor eene groote schare vrij
piëtistisch en orthodox hoorden prediken. 'S namiddags vertrokken wij om half
vier uren naar Paderbom met de diligence. Eerst 's anderen daags tegen de middag
kwamen wij daar aan. Te Hagen vonden wij een goed avondeten, namen een gebraden
haantje en een flesch beyersch bier; men kan in eene groote plaats geen beter
onthaal verwachten. 'S nachts reden wij door Unna, kwamen tegen de morgen te
Soest (wordt Soost uitgesproken) een stad, ook het groote dorp in Westphalen
genoemd, en reden toen langs Erwitte en Geseke naar Paderbom, waar wij in den
morgen of tegen den voormiddag aankwamen.
30 Augs.
Er zijn hier vele Salinen of zout water bronnen in de omstreken.
Paderbom is eene zeer oude en daarbij morsige stad met 7000 inwoners,
grootendeels catholisch. De hoofdstraat heeft eenige nieuwere gebouwen Aan het
eind van dezelve ziet men het stadhuis een oud gothisch gebouw. In 't midden der
straat is een klooster, vroeger eene kerk waarin 16 monniken. Wij treden erin,
beschouwen de cellen en spreken met eenige dezer Franciscaner die barrevoets, in
een bruin gewaad met een koord om 't middel en met aan de slapen afgeschoren
hoofd door dit gebouw wandelen. Een hunner eleganter in gang, spraakzaam en
innemend, Guslar thans broeder Henricus. was vroeger lutheraan en had een
regterlijke' post. Waarom hij catholiek en monnik werd, weet men niet. Later
vernam ik dat hij tot de orde der Jezuiten zou behooren, doch dit is bij
Protestanten een zeer gewoon zeggen omtrent alle catholieken, die men rede heeft
om te vrezen. Wij bezoeken de Cathdrale. waarin groote rijkdommen van zilver
vaatwerk en de zilveren en vergulde kist van Liborius onder het altaar. Ik werd
door Paderbom en zijne vele Gothische gebouwen zijn Catholiek Seminarium b.v.
aan Oxford herinnerd. Rondom de stad is eene niet onaardige wandeling aangelegd.
'S avonds om 8 ure vertrokken wij verder naar Cassel. waar wij 's anderen daags
om 6 ure 's morgens aankwamen.
31 Augustus.
Wij bezoeken 's morgens het Museum Fridericianum met zijne
verzameling van uurwerken, antiken modellen van Romeinsche gebouwen van chichi,
naturaliën enz. S namiddags maken wij een toertje naar de Wilhelmshöhe. De
waterwerken zijn er sedert 1736 zeer in verval geraakt. Van daar gaan wij naar
de Caffé Mühle een tuin op een hoog terras buiten de stad, waar vele menschen
verzameld waren, tabak rookende, bier drinkende, de vrouwen breijende.
1 Sept.
'S morgens om 9 uren begaven wij ons op weg naar Halle met de diligence
over Heisa, Witzenhausen, Heiligenstadt enz. Te Witzenhausen kwamen wij tegen de
middag aan. Op een steenen brug over de Herra heeft men een schilderachtig
uitzigt naar beide kanten, op de bergachtige oevers van den snelvlietenden
stroom. Eene koele berglucht woei ons tegen. Te Heiligenstadt kwamen wij tegen
den avond. Deze vrij groote stad, heeft eene ruime regte straat, met vrij
aanzienlijke gebouwen. Aan de oostzijde even buiten de stad waar wij een van een
oogenblik vertoeven dat der diligence gebruik makende, heen wandelden, zagen wij
eene schilderachtige waterval, die zich omtrent 20 voet hoog tusschen eng
afgebrokkelde en in lagen verdeelde roode steenmassa's (Muschelkalk) naar
beneden stort. Nordhausen (Het Schiedam dezer streken, door zijn
brandewijnstookerijen) bereikten wij in middernacht.
2 Sept.
In de morgen van den 2
Sept. kwamen wij te Eisleben en verzuimden niet het huis waar Luther geboren
werd te bezoeken. Een boekje de merkwaardigheden optellende, die wij daar
ontmoetten, werd door ons ter herinnering medegenomen. De lezenaar van
Luther een witgeschilderde houten zwaan, handschriften, penningen enz. werden in
haast bezigtigd. Tegen den middag van den 2 Sept. kwamen wij te Halle eene
groote, doch niet fraaije stad, waar wij zur Stadt Zurich logeeren. Hier
bezochten wij 's namiddags Profir. d'Alton. die buiten de stad woont in een
nieuw volgens een plan van Rauch uit Berlijn zijnen schoonvader gebouwd huis.
Hij was ongelukkig niet in de stad, maar de Erzieherinn seiner Kinder had de
vriendelijkheid ons zijn huis, waar van de muren der gangen en portalen met
fraaije basreliefs bedekt zijn, te laten zien.
In de net versierde kamers zijn schilderijen en platen opgehangen, het schoone
portrait van d'Altons vrouw van Rauch beide in olijverw enz. Het huis was in een
woord een klein paleis De werkkamer van d'Alton komt op een balcon uit, van waar
men uit de hoogte een fraai uitzigt op de omstreek heeft. Wij bezoeken
vervolgens Burmeister die even min te huis was, maar 's avonds van eene reize
naar Parijs en Londen werd terug verwacht. Zijn assistent bij het Museum van
nat. Geschiedenis Streubel geleide ons door de stad, liet ons het nieuw gebouwde
universiteitsgebouw zien, waar van het portaal van groote ruimte met eene langs
de wanden opgaande breede trap en van boven eene gallerij onder het koepeldak
eene trotsche vertooning maakt. In de bovengallerij is het museum van nat.
Historie. Ik zag hier een fraai mikroskoop van Pistor. De vogels zijn bijzonder
goed. Overigens is het museum niet rijk. Streubel zoekt voor ons Dr. Münter op,
die als bewaarder van het kabinet van Meckel. ons derwaarts vergezelde. Hij
verhaalde ons veel bijzonderheden van Meckel. van het uit de verzameling van
vader, zoon en kleinzoon zamen gestelde kabinet, van Meckel's eerzucht,
losbandige levenswijs enz Hij vertoonde ons een schoon preparaat van het
vliezige labyrinth bij een roofvogel, pas door hem vervaardigd.
'S avonds bezochten ons nog Prof. Burmeister en Leo. Burmeister een jong, blond,
welgevormd man, was zeer vriendelijk.
3 Sept.
'S morgens vroeg gingen wij andermaal met Münter naar het kabinet van
Meckel. Nu eerst zagen wij regt hoe onordelijk die verzameling was. Boven op een
zolder waren al de skeletten thans bij een gebragt, met stofbedekt. Meckel heeft
door een groot vermogen geholpen veel bijeen gebragt. Zijn prosector Dr. Moser
scheen een onordelijke, ziemlich lockerer Busche te zijn. Wij bezoeken
vervolgens nog het nieuw gebouwde akademische ziekenhuis, waar wij door eenen
assistent vriendelijk in de zindelijke zalen werden rondgeleid. Halle heeft
thans weinig studenten (ik meen slechts 390).
Van Halle vertrokken wij langs de spoorweg om 9 ure 's morgens naar Leipzig,
waar wij voor 10 ure aankwamen. Wij namen onzen intrek in het Hotel de Baviëre.
Ongemeene drukte heerscht hier, zoo als ook op de straten. De huizen zijn
colossaal en bijzonder hoog. Wij bezoeken den boekverk. Wei gel, een jong
vriendelijk mensch die ons zijn magazijn liet zien. Vervolgens gingen wij naar
E.H.Weber. den beroemden ontleedkundigen. Een groot helder oog, vriendelijk open
gelaat, breed voorhoofd, lange zwarte regte hoofdharen. De man leeft voor de
wetenschap. Hij toonde ons in het Paulinum, waar hij woont, een spijszaal waar
250 onvermogende studenten, eene vrije tafel hebben.
Hij verhaalde mij dat Oberhauser in Parijs thans een mikroskoop vervaardigd had
van ongemeen groot gezigtsveld, waarin men de voorwerpen niet omgekeerd maar
regt zag en t geen tot ontleding onder het mikroskoop bijzonder was ingerigt.
Onder een mokroskoop met platina a tombillonf?) zagen wij de fraaije insectien
van pars foetalinf?) der placenta, die in Wagner's Icones phvsiobegicuef?) zijn
afgebeeld. Insectien van het pars intemia(?) met een stuk van den uterus
doorgesneden, groote netten van venae. eene insectie van huid venae door de
arteria iliame(?) opgespoten, de omgekeerde huid even als een handschoen van een
geheel cadaver.
'S namiddags zoeken wij Schwaegricher op, dien wij niet vinden, bezichtigen den
botanischen tuin, rondom een vijver gelegen rusten in een prieel, voor een
steenen tafel, wandelen op de fraaije aanleg rondom de stad en bezoeken daarop
het Aueusteum of het nieuwe akademische gebouw met eene ongemeen prachtige aula;
de bibliotheek waardoor Gensdorff ons geleidt, met vele portraitten. Luther en
Melanchton na den dood door Cranach geschilderd, bijzonder schoon was het gelaat
van Melanchton. zachte rust (bona conscientia Paradisus) portretten van Emesti.
Gellert. Moses Mendelszoon; kaarten in basrelief voor de bergketens in Dresden
vervaardigd (N:B: bij Weigel informeeren waar zij te koop zijn en hoeveel zij
kosten) ook handschriften zijn hier verzameld, waarvan ik er een opmerkte van
Voltaire en Gotsched gedeeltelijk in het hoogduitsch geschreven. Wij brengen
vervolgens een uurtje door in het Café francais aan de Grimmapoort op de
Augustus Platz. Bijzonder trof ons in Leipzig de markt, met het oude raadhuis,
waar achter de beurs op een plein gelegen is.
4 Sept.
’S ochtends om 6 ure vertrokken wij met de stoomwagentrein naar Dresden,
waar wij tegen 10 ure aankwamen. Een gedeelte van den weg 800 ellen lang loopt
door een tunnel; ongeveer eene minuut duurde hier de volkomenste duisternis
langzamenrhand ontstaat weder morgenschemering tot men in het daglicht
wederkeert. In Dresden begaven wij ons terstond naar het museum van schilderijen
en bleven tot 1 ure. Ik kan den indruk niet wedergeven die deze rijke
verzameling op ons maakte Onvoldaan over den te korte tijd, moest ik door het
vallen der gordijnen als veijaagd worden. Na den middag wandelen wij naar het
Bruhlsche terras en zien op de elbe, de lange steenen brug, de vriendelijke over
de rivier liggende Neustadt en de schoone bergen aan weerszijde naar het noorden
en zuiden langs de oevers van de Elbe. Wij bezochten vervolgens Carus in zijne
afgelegene woning in de Bomstrasse. wederom inwendig zeer elegant. Carus is een
Weltmann; van lange statuur bleeke geelachtige kleur, blaauwe diepliggende oogen,
korte grijze haren, in een gekleede zwarte jas, wit pikee vest, zwarte das, een
ware Hofrath und Leibartz. Hij vertoonde ons een voorbeeld van Graviditas
interstitialis (in substantia uteri).
Ik zag bij hem een afgietsel van den schedel van Schiller, een masqué van
Tallevrand. van Napoleon. Walter Scott enz. Hij sprak over een nieuw stelsel van
cranioscopie op de drie schedelwervels berustende. Overigens was de ontvangst
zeer verschillend van dien wij gisteren bij Weber hadden. 'S avonds ging ik naar
het Hoftheater, een prachtig gebouw, met ruime omgangen. Een schoone hoog
hangende kroon met gaslicht verlicht het inwendige gebouw. Elegant gekleede
dames vervullen de loges. Het gebouw is niet tegenstaande de drukkende hitte tot
opproppen toe met menschen gevuld. Vijf gallerijen boven elkander omgeven het.
Schoone decoraties. Lucia van Lammermoor van Donizetti. Gastrollen worden
vervuld door Signore Ungher en Signore Moriani oostenrijksche kamerzangers. In
het foyer ontmoette ik den jongen Michaheller. met wien ik in London in de
Bedford place gewoond had. Toen wij het theater wilden verlaten regende het na
een verfrissend onweder, vrij hevig. Wij moesten bijkans nog een half uur
wachten en vonden eindelijk een draagkoetsje, waarij wij opgepakt en bijna
stikkende statig naar ons Hötel de France werden tehuis gebragt.
5 Sept.
'S morgens regen. Van ons plan om een uitstapje naar de Sachsische
Schweiz te maken komt dus niets. Wij beginnen den dag met schrijven in ons
dagboek (ik was bij onze aankomst te Cassel 31 Aug. blijven steken). Daardoor te
lang opgehouden komen wij te laat om de muziek in de hofkerk te hooren.
Ik ga Prof. Reichenbach, Dr. Salomon gaat Seiler opzoekeiL Met Reichenbach
spreek ik af 's namiddags het museum van nat. Historie te zien. Reichenbach is
een man van ruim 40 of bijna 50 jaren, tamelijk lang, met groote aan het eind
dikke en roode neus,
wijde mond, die scheef getrokken is, zeer complimenteus en beleefd, korenblaauwe
rok met koperen knoopen.
Na den middag bezochten wij het museum van Nat. Hist. in de Zwinger, een gebouw
in 1711 opgerigt, hetgeen bestemd was tot voorhof en ingang van een nieuw en
trotsch paleis, ontworpen door Augustus 2, maar nooit verder gebragt. In een der
vleugels van dit gebouw, 't geen eene groote ruimte met orangeboompjes versierd
insluit, zijn de verzamelingen geplaatst, geologie en mineralogie in
halfsmaanswijze gangen en de dieren in zalen. Ik zag hier eene bijzonder groote
Pentacriniet. Onder de mammalia is het opgezette paard van August der 2, met
bijzonder lange staart en manen. Ik zag een Bos die mij voorkwam B. Ami te zijn,
maar uit Cafferland afkomstig zou wezen. Op eene kattensoort uit Portugal
vestigde R. nog bijzonder mijne aandacht. Het was een lynx (auric.pemicillatis)
grootte van een huiskat, hooge pooten, grijs van kleur met zwarte streep op de
voorpooten. Is het eene nieuwe soort? Er bestaat hier eene goede verzameling van
Lepidoptera en vooral van microlepidoptera. Aan vogels is de verzameling
tamelijk rijk. Skeletten zijn hier niet maar in het anatomisch kabinet van
Seiler Directeur der chirurgisch-medicinische Akademie en daarmede verbondene
Thierarznev-Schule.
Seiler te bezoeken was onze tweede bezigheid. Reichenbach geleide mij derwaards.
Hier vond ik een man van 50 jaren, van middelbare grootte eenigszins gezet groot
hoofd, kort rosachtig bruin haar, langzame gang en spraak, geheel in 't zwart
gekleed met een witte das even als een hollander. De anatomische verzameling,
voor zoo ver de korte tijd en reeds vallende duisternis ons toeliet te zien, is
niet alleen uitgestrekt, maar ook wel bewaard en keurig. Verscheidene
menschelijke skeletten waren ten behoeve der kunstenaars in bekende attituden
van antiken geplaatst. Vele pleisterkoppen dienden tot opheldering van Gall's
stelsel. Ik zag hier bustes van verscheidene beroemde mannen uit verschillende
natiën. Hier zag ik ook fraaije preparaten der hersenen naar Gall's methode. Ook
Seiler denkt naar Brunswijk te komen.
'S avonds gaan wij naar het Theater waar de opera Belisario van Donizetti wordt
uitgevoerd, schooner nog en treffender dan de vorige waarin de rol van Antonina
door Ungher,. van Alamiro door Moriani vervuld werd. Het waren de laatste
gastrollen dezer kunstenaars en Ungher nam tevens afscheid van het tooneel daar
zij een rijk huwelijk zoude doen. Er werd nog een allegorische bekoo..ing en
toespraak door twee actrices na het einde der opera tot haar gehouden. Dit
beviel mij minder.
6 Sept.
Men had ons in den waan gebragt dat men over de spoorweg tot Dahlen
rijdende, dan nog tijdig genoeg naar Jütebog kon vervoerd worden om 's avonds
laat te Berlijn aan te komen. Wij vertrokken dus met de stoomwagen 's morgens om
6 ure uit Dresden, en kwamen kwartier voor 9 te Dahlen aan (langs denzelfden weg
te rug die wij den 4 waren gereden). In Dahlen vonden wij bij een stalhouder een
slechte wagen, een mand met een kap overdekt, waarin de banken schommelend waren
opgehangen. Wij gingen hier door zand en heide tot Torgau. eene vesting, waar
wij van een vertoef van korten tijd gebruik maakten om de stad te doorwandelen.
Vrij groote markt. Slechte straten. In het logement waar ons de koetsier gebragt
had, beviel het ons niet; nu meenden wij ons middagmaal wel op eene volgende
plaats te kunnen nemen en kwamen te Lehsen, waar wij in een boerenherberg,
rondom welke het van buiten krioelde van kinderen en waarin het vol vliegen was,
niets dan slecht bier, slecht brood en uitgedroogd rundvleesch vonden. Van daar
naar Herzberg hadden wij beter weg en van Herzberg tot Jutebog waren wij op de
straatweg. Vele gelijkheid van deze streek met sommige partijen van de Veluwe en
van de provincie Utrecht. Wij hadden onder weg nieuwe paarden gekregen, maar een
van dezen was aan een der voorpoten lam, en dit werd onder weg nog erger zoodat
wij onder het
gestadig klappen der zweep eindelijk tegen middernacht te Jutebog aankwamen.
Hier vonden wij in den zwarten Beer alles in rust. Wij hadden moeite na de
vermoeiijenden langen dag een paar gekookte eijeren wat brood en wijn te bekomen.
Wij moesten eene vochtige kamer beneden in de nabijheid van het stal voor lief
nemen.
7 Sept.
Juterbog een stadje zoo men ons zeide van 5000 inwoners (Murrav geeft
slechts 3000 op), beviel ons bij een vluchtig gezigt vrij wel. Dat in de St
Nicolaaskerk alhier het aflaatkastje van Tetsel. 't geen hem door een
ridderlijken roover bij zijne terugggreize, vol met goud ontnomen was bewaard
werd, zag ik eerst toen ik het stadje reeds lang verlaten had. Om 8 ure
verlieten wij langs den spoorweg door den damp voortgevoerd dit stadje en
doorsnelden de heidevelden en dorre streken tot dat wij tusschen 10 en 11 ure in
Berlijn kwamen. Hier vonden wij brieven van de onzen. Wij namen onzen intrek in
den Koning van Portugal, een logement omtrent midden in de stad tegen over het
slot aan de Spree gelegen. 'S avonds bezochten wij de Opera onder de Linden,
waar wij de Norma van Bellini evenwel over 't geheel zeer matig zagen uitvoeren.
Het gebouw is grooter dan in Dresden, maar niet zoo fraai. Men verhaalde ons dat
het thans 100 jaren oud was.
8 Sept.
Vele van de beroemde mannen welke wij hier gaarne hadden leeren kennen,
waren thans uit de stad Wij bezochten vruchteloos Muller (Contianstrasse 51 ook
Link. Ehrenberg (Ritter vernamen wij dat niet in de stad waren). Bij
Lichtenstein (Französische strasse 33) werden wij zeer vriendelijk ontvangen;
hij beloofde ons om 12 ure in 't museum rond te geleiden. Wij gingen
ondertusschen naar den jongen Froriep. die hier zonder tractement den titel van
Prof. heeft, en aan de Charité Professor is (Behrenstr.65). Hij is een man
tusschen de 30 en 40 jaren, met roshaar, eenigszins vooruitstekende onderlip.
Wij vernamen van hem menige inlichtingen over Berlijn en de levenswijze aldaar.
Van daar gingen wij naar het Museum de linker vleugel van het
Universiteitsgebouw aan de aanvang van de Linden gelegen. Hier ontmoette ik
Erichson en Prof. Sundevall uit Stockholm, die mede naar Brunswijk komen zal.
Erichson met eene scherpe neus, vooruitstekende onderlip scherpe kin, nog jong,
blond, zeer zware wenkbrauwen met lange haren. Sundevall lang, blond mager, zeer
langwerpig gezigt. Wij zien de asterien, de Reptilien em mollusken.
'S middags eten wij in eene restauratie bij Trotchot onder de linden, Café
national, dronken onze koffij op het balcon bij Kranzler in eene groote
conditorei.
'S namiddags gaan wij zum Hofiager een tuin bij de Thiergarten op een kwartier
afstand van de stad, waar veele burgers uit alle standen aan kleine tafeltjes
bier, wijn, koffij drinken, rooken en naar muziek luisteren. Wij hadden hier
Tyrolers die vrij goed met hun natuurtalent onderscheidene stukken op een klein
orchest uitvoerden, maar wij bleven niet lang.- Ik had dien dag ook Hirschwald
opgezocht, een boekverkoper die zich bijzonder op second hand books in 't
medische vak toelegt.
9 Sept.
Nu eerst kan ik Berlijn eenigermate beoordeelen. Het is eene schoone
stad, vooral enkele gedeelten zooals onder de Linden (dit herinnerde mij
eenigszins aan de laan langs het park te Londen), de omstreken van het slot, het
daar achter liggende museum, waarvoor eene groote vaas uit graniet van 22 voet
diameter.
Wij bezochten de Bibliotheek, die echter thans door verbouwing niet voor 't
publiek toegankelijk was, maar die men ons echter vergunde door te wandelen. (Luchtpomp
en maagdennburger bollen van Qtto Guericke. 30 paarden die daaraan trekken,
plaatje) Dezelve ligt mede onder de Linden door een groot plein van de Opera
gescheiden. Wij zagen hier eenige portraiten vooral van fransche schrijvers;
bijzonder trok Comeille met zijn schrander oog en helder gelaat mijne aandacht.
Wij zagen de Aula academica eene met veel gouden krullen versierde zaal (de
Universiteit alhier in 1809 verplaatst, verkreeg tot haar gebouw een zeer
uitgestrekt
voormalig paleis) waar in de bustes van Fr. den grooten, Fred. Wilh. den 3den
van Schleiermacher Fichte, Hafeland en Rudolphi prijkten. Achter de catheter is
een zwarte plaat in de muur waarop de namen der studenten zijn opgeteekend, die
in de bevrijdingsoorlog van 1813 voor hun vaderland zijn gesneuveld. Daarna
bezochten wij het museum van nat. Hist. andermaal, zagen de welgeordende
Hegelverzameling de zoogdieren enz., (op naastliggende blz: Psittacus
hyacinthimus bij Mucus nieuweezoponis met roode kop Pel.frontatus Nieuw Holl) en
beklommen met Lichtenstein het asphalt. dak. Daarna gingen wij met Froriep naar
de Charité een gebouw waarin somtijds over de 1000 kranken worden verpleegd Een
bezoek bij den Ambassadeur Pesponcher, dien wij niet aantroffen nam het overige
van de voormiddag weg. 'S avonds bezochten wij het Schauspielhaus (op de
Gendarmenplaats), waar de Götz van Berlichingen van Goethe werd uitgevoerd. Het
theater is kleiner dan de Opera-zaal, maar de decoratiën zijn fraaijer en
frischer. Ook zaten wij in onze Sperrsitze in het Parterre wat minder eng dan in
de Opera.
Gruz vervulde de rol van Götz met veel natuurlijkheid, Gem de naive rol van Hans
van Selbitz; vooral meesterlijk bij zijn eerste optreden als hij uitgeplunderd
bij Götz aankomt. Ook werd de scene van Wanzenau als hij eene tent voor zich
laat opslaan zeer goed uitgevoerd, en in het geheel was veel eenheid (een goed
ensemble)
10 Sept.
Wij bezoeken onzen Ambassadeur (Wilhelmstrasse) andermaal en werden
zeer vriendelijk door hem ontvangen. Hij is een reeds oud wordende man met
scherpe trekken, lang, lange neus, spitse kin. Vrede van Europa afhankelijk van
het leven van Louis Philippe. Oordeel over Orleans. Een man met een kop moet aan
t hoofd van Frankrijk staan. Wij bezoeken het Museum. Schoon inkomen wanneer men
de breede trappen is opgeklommen in eene ronde koepelvormige zaal, waarin eene
zeer groote vaas uit malachiet gearbeid in het midden staat en die in de rondte
met antique beelden versierd is. Antieke beelden in verscheidene zalen, ook
moderne (een standbeeld van Napoleon b.v.). veel aardenwerk uit de middeleeuwen
Italiaansch. Kop van Laurenz de Medici en Machiavelli uit gebakken steen en
gekleurd, levensgrootte. Majolica: quid? Geschilderde glazen van de 16 en 17de
eeuw. Beneden in het gebouw is eene uitgestrekte verzameling van munten,
penningen gemmen, archeologische voorwerpen van grieksche en romeinschen
oorsprong en vooral van zeer vele en schoone Assirische vasen.
Wij bezigtigden vervolgens het anatomisch kabinet. Hoezeer uitgestrekt, voldeedt
het geenszins aan mijne verwachtingen. Het is morsig en vele preparaten zijn
slordig, niet door de onheldere spiritus te bezigtigen. Ik zag eene fraaije
kwikinjectie van den arm door den Kopenhaagschen Prosector Ibsen. Voorts een
paar fraaije zenuwpreparaten van d'Alton van het vijfde paar bij lenden, een
zeer goed gelukte insectie der oppervlakkige arteriën van den kop van Schlemm.
doch verre weg het grooste gedeelte was (voor de bezigtiging althans)
onbruikbaar. Onder de pathologische preparaten, merkte ik een volwassen skelet
van eenen microcephalus fSohn uit de nabijh. van Thom) op, benevens
afteekeningen van hem en zijne broeder, beide volwassene menschen. De
stupiditeit van deze hoofden was afzigtelijk. Onvoldaan over 't geen ik zag
verliet ik deze verzameling. Zij staat in de regtervleugel van het
Universiteitsgebouw, waarvan het kabinet van nat. Gesch. den linkervleugel
inneemt. Na den middag reden wij naar Charlottenburg. De weg derwaarts uit de
Brandenburgsche poort is zeer fraai, breed met schoone boomen, eerst door den
Thiergarten, eene soort van Champs elvsées gelijk Murray zeer wel zegt. Men
rijdt omstreeks 1/2 uur tot Charlottenburg. Ongelukkig werd het graf van
Koningin Louise gerestaureerd. Wij konden dus het monument van Rauch slechts in
een gypsafgietsel zien, 't geen ons echter veel voldoening gaf. Rustig, kalm en
edel in een wijd kleed, waarvan de plooijen met bevatligheid en zonder manier
bewerkt zijn ligt daar het
beeld als eene schoone slapende vrouw, met op de borst gelegde handen.- De zalen
van Charlottenburg zijn met fraaije vazen sommige van buitengewone grootte uit
de fabriek van Sevre versierd. Achter het slot is eene wel aangelegde wandeling
en eene lange rei van fraije orangeboomen.
11 September
Ik begaf mij 's ochtends op weg naar Dr.Froriep in de Behrenstrasse,
waar ik de behandeling van verlammingen bijwoonde (eene hemiplegie ten gevolge
van apoplexie en eene paraplegie ten gevolge van eene beleediging door een val
op den rug) door middel van electriciteit. De machine waarvan Fr. zich bediende
was die van Saaton, waarin door eene rond draaijende magneet de galvanische
stroom wordt voortgebragt. Door middel van langzamer draaijen en het opzetten
van een anker dat de poolen van de magneet verbindt, kan hij de werking naar
willekeur matigen. De eene geleidraad was in een kuip op de grond gebragt,
waarin de voet gedompeld was De andere geleidraad liep naar een koperen buis met
een knop van hars, en deze buis was met water ter helft gevuld en met een nat
leder omgeven! Hier mede raakte F. in 't eerste geval onderscheidene
spierpartijen aan en 't was merkwaaardig te zien hoe daardoor onwillekeurig die
bewegingen geschiedden, die door de aangeraakte en geprikkelde spieren
uitgevoerd moesten worden. In het tweede geval was de tweede draad in verbinding
gebragt met een platina naald, van de grootte eener gewone speld, die onder de
crista ilii in en glutalus(?) omtrent 1/2 duim diep regt werd ingestoken.
Froriep zeide nog dat James in de Gazette médicinale daarover iets gepubliceerd
had (ook in Fr.Notizen).- Ik bezocht vervolgens de schilderijen verzameling in
het museum.. De orde is voortreffelijk en de catalogus van den Direkteur Waagen
leerzaam en in de beste orde geschreven. Bijzonder beviel mij een zeer goed
bewaard en frisch schilderij van Melze Vertumus en Pomona (N 248 1ste Abth.) 351
1ste Abth. een schilderij van Giov. Girolama Savoldo een vrouwelijk beeld met
een sluijer vol bevalligheid en in zeer schoon coloriet. 450 1ste Abth. van
Pietro Liberi, Diana met hare nymfen. 461 een zeer goed schilderij van Ch.
Lebrun. 474 Portr. van Maria Mancini door Mignard. In de tweede afdeeling der
schilderijen van vEvck 56 een zonderling schilderij van Lucas Cranach 91 portr.
van Karei V door Armberger (Karei de 5 had eene te lange onderkin, de onderlip
steekt ver boven de bovenlip uit) 233 fraai vrouwenportret van Paul Moreelze
237. opwekking van Lazarus door Rubbens 278. een Terborgh door platen zeer
bekend. 307 een schilderij van A.van Dijk. 317. Jordaens (ook een dergelijk te
Dresden) 334 David Teniers.
Wij bezochten dien morgen ook het Diorama van Gropius. waar twee tafereelen te
zien waren, het een das Wetterhom in der Schweiz aus einer offener Feme in Ober-
Haschi Thale gesehen gemalt von Biermann. het andere der innere Hof des Klosters
St. Franzesko vos Assisi. beide vol efffect vooral het eerstgenoemde. Ook zagen
wij daar een magazijn van Steinpappversiersels. beeldjes, basreliëfs, kroonen,
candelabren enz. 'S namiddags bezigtigden wij de botanische tuin omtrent 25
minuten buiten de Potsdammer Poort gelegen, deze tuin kost jaarlijks 14000
Thalers aan onderhoud en bezoldiging der aangestelde bedienden, terwijl
Lichtenst. mij verhaald had dat hij voor het zoolog. museum slechts 300 Th.
jaarlijks had. Ik zag hier voor 't eerst de zonderlinge bloem van Oncidium
Papilio onder de vrij staande planten eene fraaije Tropaeolum uit Amerika.
Trop.Moritzianum. De kast voor de palmen is een groot huis 45 voet hoog, 70 voet
lang. Wij wandelen zeer langzaam naar de stad terug.
12 Septr.
Wij wonen de vroegpredikatie in de Neukirche op de Gendarmenplaats bij
onder 't gehoor van Hofsbach. die men ons als een navolger van Schlevermacher
had aanbevolen. Het was eene zeer eenvoudige preek, zonder warmte of zalving
over de woorden des Heilands vreest niet voor de geenen, die het ligchaam kunnen
dooden, maar vreest veelmeer voor hen die ligchaam en ziel beiden kan verderven
in de hel.
Te huis gekomen schrijf ik in dit dagboek en aan een' brief aan mijne kinderen.
Daarna gingen wij naar de Domkerk achter het slot, waar wij de Agenda zagen
uitvoeren, met al het daarbij behoorende gezang waartoe behalve een
formuliergebed, eene voorlezing uit den bijbel, het onze vader en de twaalf
artikelen des geloofs behooren. Vervolgens predikte de heer Ort een jongman over
de woorden van Jezus des menschen zoon is niet gekomen om te verderven maar om
te zoeken en zalig te maken wat verloren is, met meer warmte dan de vorige
predikant, maar streng orthodox (l.Tot wie is God's zoon gekomen 2. Hoe is hij
gekomen. 3. Waartoe is hij gekomen). Ik bezocht daarop den Prof. Schlemm
Oranienburgerstrasse; de man is zeer doof; een grof gelaat. Hij toonde mij zijne
reeds in 1830 uitgekomen plaat der oppervlakkige arteriën van den kop.
Vervolgens aten wij in de Restauratie van Jager No 23 unter den Linden. Het
resultaat was dat de restauratie van Meinhard van deze drie de beste is. 'S
namiddags begaven wij ons naar het odeum eene uitgestrekte tuin tot opentlijk
vermaak in de Thiergarten, op den weg van den Hotjager, waar honderden menschen
verzameld waren en aan kleine tafeltjes koffij, bier of wijn dronken. Wij
bezochten vervolgens het Opemhaus. waar eene ongemeen talrijke schaar bijeen
was, en waar wij eene farce Der Verstorbene met veel luim zagen uitvoeren, en
daarop een groot ballet met fraaije decoratiën Der Seerauber naar Corsair van
Bvron in drie acten. De dans met het klokkenspel waar kleine jongens mutsen met
klokjes op hadden, waar tegen op de maat geslagen werd, enkele dansen van
Taglioni. eene europeesche vermaardheid behaagde ons, hoezeer wij de ongemeene
uitgaven niet kunnen billijken, die aan deze voorstellingen door de Koning
besteed worden. De vorige koning (wie zou het van zulk een' emstigen man
verwacht hebben), was een groot liefhebber van balletten.
13 Septr.
Ik bezorg mij eenige Dissertatiën bij Hirschwald (Burgstrasse no 25)
maar vind evenwel de prijs wat hoog, zoo dat ik mij tot weinig bepaal.
Vervolgens ging ik naar het Museum van natuurl. Hist.; bezag de vogels wat
naauwkeuriger, sprak een geruimen tijd met Troschel, die mij twee exemplaren van
zijne Dissertatie beloofde; en met hem zag ik ook de Limuli na (niets nieuws er
schijnen geene nieuwe soorten in de Europ. Musea voorhanden). In de entomol.
Verzameling ontmoette ik Klug. een oud, vriendelijk man met heldere blaauwe
oogen, grijs haar en kale kruin. Hij toonde mij onder de Lep. ook een exemplaar
van de soort, waarvan Dr. Dalen mij eene afteekening had doen vervaardigen, doch
dit voorwerp was zeer verkleurd. Het was uit China afkomstig. Ook eenige
insekten werden uit andere orden als specimina bezigtigd. Een entomoloog uit
Praag die naar Brunswijk reist, was in de verzameling met Klug bezig.
Wij bezochten vervolgens met Froriep de werkplaats van Rauch. waar wij eene
menigte bustes van groote mannen, van vorstelijke personen bovenal, en een
groote verzameling van beelden in model of onder behandeling aantroffen. Een
ruwe klomp marmer lag nog grootendeels ongevormd naast een gypsbeeld, 't geen
eene Victoria moest voorstellen. Dat "hervortreten eines bestimmten aus einem
unbestimmten bestimmbaren" heeft iets zeer aantrekkelijks voor onzen geest -
Twee kinderbeeldjes om naast een altaar te plaatsen; een lezende, wonderschoon
groot paard vol voortgang in de beweging voor een monument van Fred. den grooten.
Buste van Rauch voor Pieck.
Wij gingen vervolgens dineeren bij den graaf Perponcher . Mevr. de Perponcher
was zeer net in ’t wit gekleed; zij moet eene schoone vrouw geweest zij. Hare
gestalte is rijzig en edel. Perponcher heeft de eenigszins ruw schorre stem van
een oud militair. Wij ontmoetten hier Mevr. d’Ohson, een' russischen secretaris
Ozerof met zijne schoone vrouw. Bijzonder snel werd bediend. Niets dan een
plateau en eenige zoetigheden stonden op tafel. Muscaat lunel werd als
Dessertwijn voorgediend. Koffij en hollandsche anisette besloot alles. Wij
ontmoetten hier behalve Lichtenstein ook
de naauwelijks ais hollander herkenbaren jongen Dr. Hendriks, die te Berlijn
gestudeerd heeft.
14 Septr.
Deze dag besteden wij aan het bezoeken van Potsdam en Sans Souci. Wij
gaan naar Potsdam met de Spoorweg, 8 uren afstand, die men voor 40 jaren over
een zandweg in een dag naauwelijks afl.de en thans in 45 of 50 minuten doorsnelt.
Van Potsdam namen wij een rijdtuig naar de Pfauen Insel. Men heeft hier eene
schoone heuvelachtige streek, die mij aan vele schoone partijen van de veluwe
herinnerde, en die nagenoeg dezelfde physiognomie heeft. De Havel verfraait deze
streek; vooral is het gezigt schoon 't geen men op de brug over die rivier heeft.
In deze rivier ligt de Pfaueninsel; een zandachtige plek, waarop eenige fraaije
eiken groeijen, maar welke anders aan de vegetatie niet zeer gunstig is. Er
bevinden zich hier vele merkwaardige dieren, vooral vogels zoo als twee fraaije
condors, verscheidene casuarissen van Nieuw-Holland enz. alle in ruime
verblijven even als in de zoologische tuinen te London. Onder de zoogdieren
merkten wij Lemur Mongozf?Y De casuarissen hadden jongen voortgebragt. De
eijeren waren door kalkoenen uitgebroeid, 't Schoonste op de Pfaueninsel is de
broeikas meer dan 40 voet, in een oostersche stijl met daar achter liggend
vertrek in marmer en eene gaanderij waarin men de fraaije en frische
wondergestalte eener tropische vegetatie, uit een verrassend en nieuw oogpunt
beschouwen kan (gewoonlijk ziet men die in de hoogte turend in een gedwongen en
vermoijende houding met het hoofd in den nek waarvan de lastigheid nog
vermeerderd wordt door de 70 of 80o Fahr. van deze broeikassen.) De koffijboon
stond welig en men zou er zooveel koffij van verzamelen dat de koning er bij een
volgend bezoek op de Pfaueninsel een kopje van drinken kon. (Vorsten zijn
kinderen en kinderen zijn góden) Op de Pfaueninsel is het slot een phantastisch
gebouw opgeslagen van hout, dat grijs geschilderd en eene ruine in Italië moet
voorstellen, die er het model van gaf. Een brug hoog in de lucht verbindt de
twee torens.
Van de Pfauen-Insel naar Sans-Souci. Dit door Fred. den Grooten gebouwde slot,
ligt op een terras. Het is naar zijne eigene teekening ontworpen, waarvan men
nog het facsimile vertoont. Het slot is slechts klein en laag. Aan het eene
einde is het vertrek waar de koning werkte, een cirkelvormig vertrek van
cederhout met eene uit fransche boeken bestaande bibliotheek. Zijne zitplaats
was tegen over de glazen deur, die op eene laan van het slot uitzag. De
schrijftafel stond hier nog, waarop zijne schaar lag. De fraaije koepel in 't
midden van 't slot heeft hooge marmerkolommen uit een stuk vervaardigd en eene
zoo rijke vergulding, dat dezelve hoezeer reeds 100 jaren heugende en sedert
niet vernieuwd, nog even zeer schitterde als ware zij nieuw. De kamer van
Voltaire pronkte met beeldhouw werk en met gekleurd porcelein en versierselen in
de zolder. Men zag er een ooijevaar en een aap, en een eenhoren, alles
symbolisch zoo als de ons vergezellende slotbewaarster ons deed opmerken. Bij
deze kamer was een groot vertrek waarin de koning gestorven is, met een pendule
die zegt men schoon niet afgeloopen is blijven stilstaan op het uur van 's
Konings dood (10 min. voor half 3 uren in de morgen) De marmerkoepel prijkt met
een paar standbeelden 't eene van Venus aan wier voeten de schrandere koning t
borstbeeld van Karei den 12 den Koning van Zweden een vrouwenhater geplaatst
heeft om hem daarvoor te straffen. Schilderijen zoo wel hier als elders in oude
paleizen van Frederik zijn wel wat galant, üppig of hoe men 't noemen wil,
althans niet altijd zoo decent als men 't liefst verlangen zou, maar bij
voorkeur naakte vrouwenbeelden uit mythologie of oude geschiedenis. Vele
gemaniereerde stukken van Lannet en Watteau, waaronder ook badende dames niet
ontbraken versieren(?) de gaanderijen. Voor op het terras liggen zeven geliefde
honden van Frederik elk onder een steen met opschrift begraven ook een geliefd
paard. De beroemde molen van Sans-Souci werd door ons bij het wegrijden
bezigtigd.- Op den weg van Sans-Souci naar Potzdam bezochten wij
het nieuwe Paleis mede door Fr. den grooten (na het einde van de 7jarigen oorlog
meen ik) gebouwd zonder veel smaak, merkwaardig om deszelfs groote zalen waar
onder vooral de marmerzaal uitmunt.
In Potsdam bemerkten wij alleen de Garnizoenskerk, 't Was om onze hand te leggen
op de metalenkist die Frederiks gebeente bevat. Het staren op een doodkist van
eenen man, die de aarde met zijnen roem vervuld heeft, schokt en treft. Hier is
naast uitgesrekte veroveringen eene ruimte van zes voet voor onze oogen.
'S avonds zagen wij den Wilhelm Teil van Schiller in het Qpemhaus. met
grootendeels nieuwe decoratiën, de landschapstafereelen allen naar de natuur
15.
'S morgens zagen wij die Kunstkammer. De lange lijst van 't geen wij hier
vonden kan men in Murrav's Handbook for Travellers throueh northem Germanv 1838.
p.308,309 vinden. Dc bezocht vervolgens nog een maal het Museum van natuurl.
Historie, zag de Mephitis soorten door, en vervolgens ook de Chinchilla's en
Ligudium van Mevers. Daarop bezochten wij de Thierarzneyschule, waar Prof.
Greslt ons met veel vriendelijkheid rondvoerde. Het kabinet van ontleedkunde
bevat vele uitstekende zaken en is zeer rijk. Wij zagen eenige zieke paarden,
waaronder een aan koliek lijdende, 't geen zich over de grond rolde. Vervolgens
dineerden wij bij Baron d'Oksson, den Zweedsche Ambassadeur, een man van
veelzijdige kennis, in chemie, Physiologie en Physica ervaren en wiens leerrijke
gesprekken zijne ongunstigen uiterlijken vorm doen vergeten.
16.
Wij verlieten in den vroegen morgen Berlijn en vertrokken met de
stoomwagentrein naar Maagdenburg. Bij Brandenburg hadden wij op den wagen een
afstammeling van den beroemden Luther op onze wagen, grof en sterk even als
zijne stamvader maar onbeduidend zoo als Luther niet was. Wij maakten hier
kennis met Prof. Döbereiner van Jena en den Graaf Schaffeotsch. een' jongen zeer
beschaafden man, die veel ervaring in de chemie bezit en ook in geene takken van
kunst of wetenschap vreemdeling schijnt te zijn. Met hem bezochten wij de oude
cathedrale kerk waaraan van 1211 tot 1363 gebouwd werd, en waarvan het schip 108
voet hoog is. In den laten avond vertrokken wij met de "Personenwagen" naar
Brunswijk. 'S nachts hadden wij vele zeldzame ontmoetingen bij het gedurig
wisselen der wagens; hier leerde ik den bekwamen Remak kennen, een Poolsche Jood
uit Posen, die thans in Berlijn de geneeskunde uitoefent en private lessen in de
Physiologie geeft. Deze talentvolle jonge man kan om zijne godsdienst geene
aanstelling, zelfs niet als Privaatdocent, aan de universiteit te Berlijn
bekomen. Hij kende het hollandsch om mijn Tijdschrift. Egeln dat wij 's nachts
doorreden zal mij om zijne slecht geplaveide straten onvergetelijk zijn. In den
morgen kwamen wij te Halberstadt. Wij reden langs den noordelijken zoom van den
Hartz en kwamen eindelijk dood vermoeid tegen een ure 's namiddags te Brunswijk
aan. Wij hadden vooraf in het Hötel d' Angleterre plaats besproken. 'S middags
lieten wij ons nog aan het Bureau als leden der verzameling der
natuuronderzoekers inschrijven. Het was de 19de Versammlung der Gesellschaft
deutscher Naturforscher und Aertze
18 Septr.
'S morgensbezochten wij in de Aeeidiuskerk de algemeene vergadering.
Een rijk bezet orchest. vStrombeck een oud man sprak zonder verstaan te worden.
Mansfeldt de Secretaris wordt beter verstaan. Van allen het beste de Heer
Holscher die goed spreekt, maar zonder iets nieuws te zeggen, oppervlakkkig en
zich zelve behagend 'S namiddags verzamelt zich de zoologische, physiologische
en an. sectie, en worden de presidenten verkozen.
Weber uit Leipzig bekomt de meeste stemmen, daarna Lichtenstein vervolgens ik,
daarna Germak uit Halle.
'S avonds bezoeken wij het Casino. Schoone Brunswijkerinnen. Ongemeene hitte.
Slechte straten.
19 Sept.
Schrijven aan mijne kinderen. Bezoek dan de Anatomie. Vergadering
mijner Sectie. 'S middags bezoek met de Ijzeren Spoorweg van Wolfenbuttel 300
personen verlaten te gelijker tijd onder militair muziek de stad. Bibliotheek te
Wolfenbuttel, oude manuscripten schoone inrigting van het gebouw, terugkomst in
Brunswijk. Zonderlinge kleeding van het landvolk vrouwen met groote kragen en
lange zwarte linten aan de muts, die op de rug nederhangen - dezen dag kennis
gemaakt met Berthold. die mij naar de Vos vraagt en met hem in Berlijn geleefd
had. Berthold is 38 jaren oud, bijziende brilt, heeft geen veel beteekenend
gelaat, maar een hoog voorhoofd.
20.
In mijne Sectie voorlezingen van Prof. Kuerscher uit Marburg en van Dr Remak
uit Berlijn. De bloedbolletjes bij de zoogdieren zouden geen kern bezitten, de
muntvormige gedaante geene oorspronkelijk zijn, maar eerst door invloed van de
lucht of het water ontstaan. Zij zouden blaasvormig zijn. Vervolgens bezoeken
wij het naturalien kabinet, waarvan de vogels nog het beste gedeelte uitmaken,
doch waarin ook eenige skeletten zoo als Hvrae capensis. Stenops eracilis en
Brodvpus tridactvlus niet ontbrakea Visschen en amphibien waren grootendeels
onbestemd. In het zelfde gebouw bevindt zich een klein beeldhouwwerk van
Albrecht Dürer, een Johannes de Doper waaraan vooral onder de figuren eene vrouw
te bewonderen is, die met het aangezigt van ons afgewend is zoo dat men niet
begrijpt hoe de kunstenaar tusschen de beelden ruimte voor zijne werktuigen vond.
Onder de schilderijen waarvan ik den catalogus kocht bevonden zich twee van Jan
Steen van buitengeoone grootte waarvan het eene een huwelijkscontract voorstelt,
het andere een bordeel, met zeer schoone figuren; een groot schilderij van
Rembrandt, zoo men verzekert zonder penseel grootendeels met de vingers of met
temper mes geschilderd (eene weddenschap), eene fraaije Jordaens, de boonkoning
enz. Ook een zeer fraai italiaansch schilderij Adam en Eva met levensgroote
beelden, groote landschappen van Ruvsdael enz.
'S namiddags hadden wij eene mikroskopische vereeniging. Een tje werd door
een slag in den nek gedood; een chylvat(?) geopend. Remak vertoonde chylen en
lymphalletjes met een kern onder zijn mikroskoop van Schick; Weber vertoonde
Lever...te Vervolgens wandelde ik met Graaf Shaffgotsch, dronk Brunswijker ..oni
een drank aan stroop gelijk; de goede oude waardin, wilde omdat ik mijn glas
niet uitdronk van mij geen geld aannemen; bezochten eenen fraaijen tuin van
Bierbaum bij de stad en schreef in mijn dagboek.
21 Septr.
Bijeenkomst mijner Sectie, waarin ik presideer. Vervolgens bezocht ik
met Hartlaub uit Bremen den Dom van St. Blasius met zijne menigvuldige
lijkkisten (....stengruft) en eene privaat verzameling van Schilderijen van
vSierstorff. waarin enkele zeer fraaije stukken, zoo als van Rembrandt.
Abraham Sara en Hagar, van Jan Steen een huwelijkscontract gelijk aan dat van de
hertogelijke verzameling doch kleiner een fraaije Hans van Weeninx, bloemstukken
van Seegers, ook zonderling schilderij van Frank. 'S avonds werd in de
Aegidiuskerk, door een zeer talrijk orchest en eenige honderd zangers het
Oratorium Das Weltgericht uitgevoerd. Duizenden waschlichten brandden op de
kandelabra en kronen. Voor plaatsen voor de Naturforscher was niet gezorgd en
het gedrang ongemeen
22 Septr.
Ik had in Brunswijk ook kennisgemaakt met Leop. vBach Het was de avond
van den 18 dat de president Hoeninghaus aus Crefeld mij aansprak tegen over mij
aan tafel van ons logement gezeten. Nu vroeg ik hem mij aan Leop. vBach bij
gelegenheid voor te stellen. Deze zat naast hem zonder dat ik het wist. Hierop
volgde nu eene
spoedige zijn kennis making Leop. vBach is een klein man met vooruitstekende
neus sch trekken een weinig glad gestreken haar, een bril, vrij roode kleur. Wie
in hem een aesthetisch fijn man verwacht bedriegt zich. Hij is meer een droog
komicus, daarbij van tijd tot tijd grof, heftig in zijn tegenspreken. Ik ontving
's anderen morgen op mijne kamer twee stukjes van hem over goniatiten en over
den Jura-Kalk beide pas uitgekomen ten geschenke.
Verder was thans ook Bisschof fuit Heidelberg aangekomen, groot en zwaar met
haviksneus. Wij hadden eene openbare zitting ’S middags aan tafel zat ik naast
de gezelschapsjuffer van vStrombeck, naast haar zat de Graaf Schaffgotz en
daarnevens vStrombeck. Ik raakte met Strombeck dus nader bekend, ook met
Wedekind uit Mainz, waar de volgende vergadering bepaald was
’S avonds hoorden wij de Falschmünzer eene Opera van Auben, miserabele muziek;
't stuk werd beter uitgevoerd dan het verdiende.
Nog bleef ik tot den 24 te Brunswijk.
Den 24 werd de laatste openbare vergadering gehouden. Ik heb hier belangrijke
kennissen gemaakt. Onder de te Brunswijk te huis behoorende leden waren mij
vooral Blasius. den ijverigen innemenden zooloog en Faesebeck den bekwamen
prosector hoogst belangrijk. Uit Hannover de vriendelijke en bescheiden oude
Haussmann.
Prof. Krause en Dr.Ziegler, uit Bremen vernieuwde ik de kennis met Hartlaubf?)
Van al mijne kennissen was mij echter geen aangenamer dan Graaf Schafgotsch.
Welk een man! Hoe gemakkelijk, vrij van vertooning, hoe veelzijdig gevormd. Onze
vriendschap was dan ook zoo bevestigd, dat hij mij nog in den laten avond van
den 24 tot aan de Diligence naar Minden vergezelde.
De diligence vertrok eerst om middernacht. Wij kwamen weder in eene bijwagen. In
den morgen kwamen wij te Hildesheim, later te Elze waar wij een zeer ruim en
schoon posthuis vonden met goede bediening, waar men op de hooge stoep een
schoon uitzigt heeft op de fraaije streek. Vervolgens kwamen wij in het schoone
weserdal. te Hessisch OldendorfF vonden wij een vrij sober en niet zeer
zindelijk middagmaal. Te Buckenburg, de hoofdplaats van het kleine vorstendom
Schaumburg Lippe, verliet ons een belangrijk reisgenoot die wij te Elze hadden
opgenomen en met wien wij afgespraken ’s anderen daags naar Osnabrück te reizen.
Een jong mensch van omstreeks dertig jaren, schoon gevormd, klein, zwart haar,
zeer levendig oogen, wel bedreven in de geschiedenis, verstandig sprekende,
ernstig Hannoveraan.
Minden is een sterke stad van 8000 inwoners en ligt aan de Weser. Aan onze
linkerhand, dus ten Z. hadden wij het Wiehen gebergte in de verte en zagen wij
bij Minden op de Porta Westphalica. 't gezigt op de Steenenbrug die 600 voet
lang is, is naar t noorden vlak. Wij namen onzen intrek in de Stadt London, waar
wij zeer hoog, ons gewone lot, logeerden.
Den 26 bezocht ik de Cathedrale een fraaije katholieke kerk. Wij gingen
vervolgens met een' Hauderer in gezelschap van Erxleber. dit was de naam des
jongen Osnabruckers. die te Gottingen privaatdocent geweest was en thans vol
lust en moed een Professoraat in de Regten te Zurich ging op zich nemen, en
zijnen broeder naar Osnabrück. Ook deze weg was schoon Osnabrück waar wij in den
Krommen elleboog logeerden is zindelijker en netter dan Minden en de meeste
kleinere duitsche steden. Ik noemde het schertsende na Berlijn en Dresden de
schoonste duitsche stad op onze reize. 11.000 inwoners.
27 Septr.
’s Ochtends verlieten wij met een Hauderer Osnabrück om 's avonds nog
te Lingen te komen. Te Bramsche vonden wij een regt goed middagmaal, en eenen
hupschen Kellner. die mijnen reisgenoot zonder hem er van te verwittigen op
griesmeel met eijeren vergaste omdat hij hem over zijne ontstelde digestie had
hooren klagen en zijne onzekerheid vernomen had, wat hij eten zou. Te Fuerstenau
kwamen wij in den late namiddag; 't was er kermis, groene japonnen en vuurroode
doeken scheenen de heerschende smaak der landbewoonsters te zijn. Eerst in den
nacht kwamen wij te Lingen.
28 Septr.
Wij hielden ons te Lingen eene onbeduidende stad veel langer op dan
noodig was, omdat wij eerst meenden met de avond diligence vertrekkende nog 's
anderen daags des avonds te Leiden te kunnen zijn. Bij Langschmidt vonden wij
een goed logement. 'S middags aan tafel hadden wij een langen Oostfries 6 voet 5
duim. Na de soep werden kleine houten plankjes even als fleschenboekjes naast
het bord van elk der gasten gelegd. Dc zag toe wat er toch van worden zou.
Hierop werd de gerookte ham, die elk nam in zeer kleine stukjes gesneden en dan
op 't bord onder de spijzen gemengd. Onze waard verzekerde ons dat wij met de
avond diligence vertrekkende 's avonds van den volgenden dag eerst te Utrecht
zouden zijn. Ongenegen om daar te vernachten moesten wij wel extra post nemen om
op de diligence van Gend en vLoos, die 's morgens om 7 ure uit Deventer
vertrekken zou te geraken.
Lingen had vroeger eene zeer kleine en zeer obscure Universiteit. Voor het
logement van Langschmidt is een plein, links een groot huis, regts huizen met
glad geschoren boomen er voor, tegen over het logement het wit gepleisterde
raadhuis. Wandelt men in die rigting de stad door dan komt men uit dezelve langs
bleekvelden op een kerkhof. Overigens ziet het er hier in de achterstraten
armelijk uit. Achter Langschmidts hotel loopt eene vrij breede straat en links
daarvan is eene fraaije nieuw gebouwde catholieke kerk.
'S middags om 5 ure vertrokken wij en reden 's nachts over Nordhom, Oldenzaal en
Delden naar Deventer Wij hadden 's nachts te Delde vooral gelegenheid om ons
over de slechte inrigting der posterijen in Nederland in vergelijking met
Pruissen te ergeren.
Den 29 vertrokken wij v morgens om zeven ure van Deventer en kwamen 's avonds te
half 9 in Leiden aan. Hartelijk was de blijdschap mijner kinderen en innig mijne
dankbaarheid hen allen weder gezond aan te treffen.