DAGBOEK VAN EEN REIS NAAR DUITSLAND IN 1851 VAN JAN VAN DER
HOEVEN, samen met zoon Jan, 16 jaar oud, aanvang 16.8, laatste aantekening 2.9
(schrift vaak slecht te lezen)
16 Augustus.
Reis naar Amsterdam met den spoorweg. Hier een talrijk gezelschap
met weinig conversatie. In Amsterdam bezoek ik mijn familie. Diner in de
Keizerskroon Kalverstraat. Jonker Salverda uit Leeuwarden met vele dames: de
Heer spraakzaam, vele bekenden in Friesland. Vertrek naar Arnhem om 6 ure. Drie
Noord- Amerikanen, waaronder twee langbeenige mijn gezelschap, benevens een jong
zee¬officier, pas uit Indië teruggekeerd. In den laten avond kwamen wij te
Arnhem aan, waar wij in het logement van den Doctor onzen interk namen.
17. Augs.
Zondag. Wij wandelen door de stad. Ik schrijf een enkel woord in mijn
dagboek. Vervolgens begeven wij ons reeds om 10 ure naar de stoomboot van de
duitsche Maatschappij. Deze draagt de naam van Rubens, maar veel schilderachtigs
was er niet op; en ons Diner, dat wij om de menigte passagiers boven op het
verdek namen, werd door een vrij hevige regen gestoord, t was overigens zoo
middelmatig dat het schande was er nog iets voor te betalen. Ons gezelschap was
zeer talrijk, vooral versterkt door een aantal reizigers die eenige tijd na half
elf op de stoomboot gebragt werden met een van buiten en van binnen overladen
Omnibus, en welke met den eersten trein uit Amsterdam waren vertrokken. Er was
een Heer uit Schoonhoven met zijne vrouw, een predikant uit Gouda met zijn
twaalfjarig zoontje, een Heer H Prins uit Brasilie met een jongetje van 2 jaren,
eene familie Lehman, de man tamelijk geneusd, de vrouw beschaafd en van
verstandig uiterlijk, fransch sprekend met een jongen van vijf jaren. Van tijd
tot tijd echter spraken zij ook Hollandsch en het regte van deze lieden heb ik
niet kunnen te weten komen. Sommige uit het gezelschap beweerden dat Lehman een
jood was. Zij reisden naar Bazel en onder de vele pakgoederen van L. behoorden
ook zeer middelmatige schilderijen of om juister te spreken gekleurde
Lithographiën in mahonyhouten lijsten. Deze zaken werden als belasting
verschuldigd opgegeven en gevisiteerd. Daarbij was er bij de vrouw die op eenen
afstand bleef, zekere angst
Ik heb naderhand gedacht of die geëncadreerde platen niet kleine hoog belaste
zaken bevatten konden b.v. kant of iets dergelijks.
Van de visitatie kwamen wij vrij gelukkig af. Hoezeer ik nu en dan eenige
afwisseling vond in het gesprek met eenige der passagiers, verveelde ik mij
echter vrij wel. Onder de passagiers was een jong mensch die veel gereisd had,
van een innemend voorkomen. Hij scheen veel lust in de schilderkunst te hebben,
mogelijk was hij zelve schilder. Uit den loop van het gesprek, hij sprak
beschaafd en aangenaam bleek het dat hij in Gelderland woonde. Thans ging hij
den Eifel bezoeken. Er waren voorts nog Portugezen of zuid Amerikanen en een
jong paar pas gehuwde lieden uit Vriesland.
Te Ruhrort vonden wij de volmaakste verwarring. Eerst moest ons goed uit de
stoomboot bij de plaats waar wij uitstapten op wagens geladen worden. Er was
slechts eene wagen. Van de overladene wagen vielen eenige koffers af. Nu werden
nog twee kruiwagens genomen, waarvan er een onder t rijden omviel. Onhandigheid
wedijverde met onhandigheid. Van verlegenheid of zucht om zich te verschoonen
geen schijn. Nu weder (54 stuks bagage) op eene kleine stoomboot overgepakt, die
ook onze personen opneemt. Met dat bootje bereiken wij den tegenovergestelde
oever. Nu nieuwe toneelen van schromelijke verwarring. Slechts een enkele
omnibus. Ik (en verscheidene anderen dachten er eveneens over) verkies te
wandelen en mijn goed door eenige jongens te laten dragen, die er als om strijd
op aanvallen, gelijk hongerige honden op een been.
Wij komen aan het station te Ruhrort een ware schuur. Hier mag ik mijn goed niet
laten wegen, n.b. omdat ik eerst plaats moet nemen, en eene plaats nemen is een
onmogelijkheid daar voor het eenige hokje van den bureaulist vijf of zes groepen
van engelsche, portugese en andere aam .igte elkander verdringen. Eindelijk toch
een briefje. Toen waren de vier jongens tot meerdere aangegroeid en vroegen loon
voor 't dragen. Toen ook dit afgedaan was, kon mijn goed niet meer gewogen
worden, en 't ging ongewogen door. Nu waren wij echter spoedig te Oberhausen.
Rijtuigen van de 3e klasse nemen ons op; in die van de 2e klasse was geen plaats.
In Oberhausen komen wij in een warm posthuis, eene wachtkamer, waarbij een
kleiner wel beter gemeubileerd vertrek, doch waarvan de portugezen spoedig bezit
nemen, de canapé bezetten en rondom de tafel zich in stoelen scharen als hadden
zij het vertrek afgehuurd. Een dezer onbescheidene Heeren verlangt een pijp
tabak. De kellner vraagt of ik ook bij toeval tabak bij mij hebbe. Ik geef
vrijheid om een pijp te stoppen; maar nu wil men het zakje met geweld behouden
van de kellner koopen enz. Ik krijg het slechts met moeite weder.
Intusschen bliksemt het fel in de verte en een hevige stormvlaag met wind trekt
onze eenzame woning voorbij.
Eindelijk komt eene offïciersvrouw uit Wezel en hare twee kinderen ons
gezelschap in de wachtkamer vermeerderen. De opzichter van den spoortrein, die
hier vertoeft kent het knaapje van vroeger. Heet hij niet Karei? "Neen Oscar."
Ach ja Oscar."- Had hij toen niet een rood randseltje? Neen dat droeg hij niet,
maar hij was altijd zeer militair en levendig! Ja ja recht so. Oscarchen war ein
sehr lebhafter Knabe. Komme hier Oscarchen wir sind ja alte Bekannter en zoo
ging het voort. Echter was de inspector een zeer goedwillige, groote dikke kerel,
wiens blaauwe uniformjas voor den omvang van het benedenlijf ontoereikend van
boven toegeknoopt, van onderen de deftige figuur van den vir amplissimus niet
bedekte. Een baard van blond rosachtig haar met grijs gemengd gaf van het gehele
beeld een zeker individueel karakter en voltooide het geheel.
Hoe blijde was ik toen eindelijk de trein om 12 ure aankwam waarmede ik nu in
een wagen der eerste klasse vertrekken kon. Ruim en hoog met alle comforts, een
fraai blad, dat als tafeltje opsloeg voor mij. Jan mijn eenige reiscompagnon in
de viersitzige coupé! "Wij zien even buiten Oberhausen een hoog gebouw,
misschien eene kerk in lichterlaaye vlam staan; misschien was hier de bliksem
ingeslagen. Daarna viel ik in slaap tot Münd
Nu moeten wij van wagen veranderen. In het stationsgebouw vind ik goede kofify
en brood voor zeer geringen prijs. De wagen waarin wij nu overgingen was lang
zoo fraai niet; alle verandering is ook geene verbetering. Behalve Jan, zijn nu
ook nog 3 Heeren, een franschman en een jonge Deen en een engelschman (zooals
hij zeide, hij had er echter niet het minste air van onze reisgenoten.
Den 18 Augs ten 6 ure rijd ik Hannover binnen. Een warm bad verfrischt ons. Na ontbeten
te hebben namen wij een rijtuig voor 12 Ggr. per uur en rijden door de stad om
het paleis van den Koning en vervolgens Hermhausen te zien. In de stad is een
groot plein. Waterloo Platz waar op eene groote colom welke van boven een
bronzen beeld der Victoria draagt. Digt daarbij is eene groote buste van
Leibnitz, in eene koepelvormige monument omsloten. Het paleis nieuw gebouwd, en
waarvan de koning geen gebruik maakt terwijl hij in een kleiner daar tegen over
gelegen gebouw woont, bevat vele zalen van schoone decoratie, met moderne
schilderijen, eene zaal, eetzaal in Fresco beschilderd door Jacobs uit Gotha met
mythologische groepen, eene fraaye danszaal met fresco beelden van denzelfden;
onder de schilderijen was een schoon stuk van Beaas de Lurley Sage voorstellend.
Bijzonder schoon zijn de parquetten en op dat wij niet zouden schaven met onze
laarzen moesten wij groote wollen sokken aan trekken, zoo
dat het gezelschap veel overeenkomst had met eene processie van beeren.
In Hannover is nog een huis waar Leibnitz lang gewoond heeft en welks gevel
zonderling antiek is. Profs. Krause die ik bezocht was met zijn gezin op reis
naar Zwitserland. In Hermhausen is een zeer schoone botanische tuin met groote
en hooge palmhuizen en kassen. Hier zag ik voor het eerst in een laag
broeikastje de Victoria regia met hare bladen zoo groot als eene groote ronde
tafel en bloemen van de grootte van een tafelbord. Een zeer beleefd jong mensch
was onze geleider. Na den eten bezocht ik in de Neustadter Kirche, een somber
gebouw het graf van Leibnitz, eene eenvoudige blaauwe steenplaat met de
inscriptie Ossa Leibnizii. Den avond bragt ik gedeeltelijk door auf den Ma...
Insel, waar tooneelvertooningen in de open lucht gegeven werden onder een soort
van dak zaten de toeschouwers, en het tooneel was niet verlicht, zoo dat het
raadselachtig was, hoe het was gedecoreerd. Vrouwen onder de toeschouwers zaten
dikwerf te breyen. Voor 2 Gute Grosschen komt men daar, een spotprijs in de daad
en niet tegenstaande de stortvlagen van den ganschen dag was het er vrij vol.-
De kosterin der Neustadter Kirche had mij gezegd dat deze groote kerk welke wel
2000 menschen bevatten kan, gewoonlijk zeer leeg was. In protestantische Lander
werden die Kirchen nicht viel besucht, zeide de Kellner in mijn logement
(British Hotel). Zie hier een beeld van het volksleven in Duitschland.
19 Augs.
'S morgens vroeg verlaat ik Hannover en ga met den spoorwegtrein naar
Brunswijk. Deze afstand wordt in 3 1/2 uur afgelegd. Ik neem plaats in een
rijtuig der 2e klasse 't geen zeer goed is. Een oude Heer die in Frankrijk
geweest is, prijst den Koning van Hannover zeer, was hij slechts een twintig
jaar jonger dan kon hij zich aan de spits van Duitschland's vorsten stellen en
het duitsche volk zou iets beters en duurzamere bekomen dan thans. In Brunswijk
neem ik intrek in het Hotel d'Angleterre even als in 1844. Ik bezoek voormiddags
het Museum waar mij eenige schilderijen vooral aantrekken van Jan Steen, van
Guido Reni, van Rembrandt, alle vroeger reeds gezien. In de namiddag bezoek ik
een Expositie van schilderijen in de Aegidius Kirche, waaronder zeer schoone
stukken. Een groot stuk van Jacobs uit Gotha, Luther op de rijksdag te Augsburg
werd juist geplaatst. Ook de Blasius Kerk met zijne naven werd weder bezocht.
Groote koperen kandelaars met 7 armen. De groote Linden¬boom bij de kerk en de
stijve leeuw voor de kerk, het paleis Wil...burg werden bezien (van de
buitenzijde), zijn park doorwandeld, en in dit dagboek geschreven. Dr Mansfels
20 Aug.
'S nachts diarrhee, 't geen zich 's morgens herhaalt
Ik ga om 9 ure met den spoortrein naar Wolfenbüttel. Hier bezoek ik den
bibliotheek onder de vriendelijke leiding van Dr Schoenemann, die blind is en
aan tabes dorsalis lijdt. Dr (und Medicinalrath Mansfels) had ons aan hem
aanbevolen. Het M...tr.k van Matth. Corvinus met Florentijnsche schilderijen
werd bezigtigd ook aflaten en de Biblia pauper... Wij vinden de Bibliotheek (im
innem) zeer gelijk aan de Radclif Library. Schoenemann interesseert zich voor
munten. De inktkoker, die Luther den duivel naar het hoofd wierp zijn beker en
een brief van Luther aan eene Hertogin van
Brunswijk om voor haar te bedanken, en eenige te zenden.
Wij begeven ons naar Harzburg in gezelschap van eenen Profr Tuch uit Leipzig,
met zijne vrouw.
In Harzburg eten wij zeer slecht. Wij klimmen op de Harzburg Eene zeer rijke en
ruime Aussicht beloont unsere Mühe. Wij hebben omstreeks een uur geklommen en in
20 minuten weder naar beneden gegaan. Wij zien ten zuiden naar de Finkenheerd
van Hendrik de Vogelaar en naar de Brokken, ten noorden en westen naar de
vlakkere streken. Schoone boomen en een anmutiges Wirthaus versieren de top van
de berg, die grootendeels met geboomte en struiken bedekt is. In de late avond
toen de zon reeds onder de kimmen was komen wij in ons Gasthoff am Eisenbahn. Ik
schrijf in mijn dagboek.
21 Aug.
'S morgens vroeg rijd ik met Prof. Tuch en zijne vrouw naar Ilseburg.
Onder weg wordt bij het verlaten van 't Hannoversche grondbebied onze pakkaadje
nog maals gevisiteerd, 't geen op de stoep van een posthuis op de opene weg en
in de brandende zon geschiedt. Vervolgens komen wij terwijl de weg langzaam
opklimt en de bergen aan onze regterhand met donker geboomte bedekt zijn, in
Ilseburg Een vierkante vijver met opgaande populieren omgeven aan de voet van
het gebergte; een vriendelijk en net logement ligt achter een ruim plein met den
achtergevel tegen den vijver aan. Ik wandel in de hete zonne en zoek eenige
schaduw bij de boschrijke voet der bergen. Aan tafel (wij waren in eene groote
zaal als verloren) troffen wij ook Prof. Nitzsch van Berlijn met zijne vrouw aan.
Na de eten beklimmen wij het gebergte. Onder digte schaduw, terwijl soms aan
beide zijden van ons pad, de sterk hellende vlakte diep onder onze voeten en
hoog boven ons met statige boomen bedekt was komen wij aan den Ilsenstein naakte
granietklompen van waar men naar beide zijden een ruim uitzigt heeft, vooral
naar de zijde der vlakte, waar Ilsenburg met zijnen vijver ligt. Nu gaan wij
weder langs een somtijds steil pad naar beneden en komen tot het dal der Use,
waar een wagen met 2 muildieren ons wacht om ons boven op de blo.sberg te slepen.
De Ilse aan onze linkerhand vormt eene reeks van watervallen en schuurt zich wit
schuimend en bruisend een kronkelend pad over groote steenblokken. Wat verder
vertoont de weg eene menigte van blokken dikwerf meer dan zes voet hoog en meer
nog lang, ordeloos opeen gestapeld. Verder op verdwijnt het loofdragend geboomte
de beuk, en vertoont zich niets dan naaldhout, dennen en sparren. De Ilse nu
niet meer zigtbaar bruischt en kookt onder de steenblokken die haar bedekken. De
boomen worden kleiner en kleiner Nu vertoont zich onder het struikgewas een
digte laag van zwart veen. De Digitalis purpurea verlaat ons niet van de voet
tot bijkans aan de top van den berg. Doch nu houdt ook de spaarzame groei der
kleine sparren op en eene naakte slechts met mos en Geopodium hier en daar
bekleeden geele grond is als bezaaid met brokken van ongemeene grootte. Na twee
groote buigingen van den weg komt men eindelijk tot de platte vlakte van de top,
waar het zwarte lage en met dikke muren en enge vensters voorziene Brokkenhaus
ons wacht. Daarvoor staat eene vierzijdige pyramide van hout, een toren met
balustrade, een soort van Observatorium. In het brokkenhuis is alles vol. Ik
moet met Jan op den zolder of eene soort van schuur in eng afgeschotene hokjes
logeren, welke hun licht alleen door een venster van de houten deur van de
slecht verlichte schuur ontlenen. Een tumultuarisch gezelschap aan tafel.
Ellendig slapen in de koude bovenlucht, zoo dat het dikke dekbed- thans eene
weldaad was. (22) 'S ochtends om 4 ure opgestaan en met behulp van waschlicht
mij aangekleed De zon ging achter wolken op maar schoon vertoonde zich hare
halve roode schijf, toen zij daar boven doorbrak, terwijl de hooge boven den
horizon hangende wolkstrepen met eenen gouden zoom aan de onderzijde verlicht
waren. Nog scheen de maan zuidwaarts hoog in de lucht als een smal wit
wolkschijfje. Weldra is het geheel dag, en het landschap vertoont zich als een
bestemd geheel van door vorm en kleur onderscheidend deelen, uit den
nevelachtigen blaauwgrijzen chaos, waarin het nog kort te voren zamen smolt.
Weldra neem ik afscheid van de Broeken, van Prof Tuch en zijne vriendelijke en
opgeruimde vrouw en rijd weder den berg af, naar Ilseburg terug. Hier neem ik
rijtuig naar Harzburg, hoopende van daar met den postwagen naar Göttingen te
kunnen vertrekken. Een jeugdig wandelaar, die nader bleek een student der
Theologie in Göttingen te zijn, werd door ons in de wagen genoodigd. In Harzburg
verneem ik dat de postwagen reeds vertrokken is. Ik neem nu extrapost naar
Goslar en besluit den nacht in die oude stad door te brengen. Een weg die schoon
genoemd kan worden,
was hij niet door geheel gemis aan schaduw in de zon enigszins lastig voert ons
met het gebergte aan onze linkerhand, door Ocker over het Ockerdal, waar de
zwaveldamp ons scherp tegenwaait naar Goslar. Dikke torens en dikke muren, oud
duitsche huizen eene bestrating die boven alle beschrijving slecht is met groote
en ongelijke steenen. Het oude Kaiserworth neemt ons op. Weldra zitten wij ons
verkwikkend aan eene goede table d'hóte met talrijker gezelschap dan men hier
verwachten zou.
Na den middag doorwandelen wij de stad. De kapel, het eenige overblijfsel der
reeds in 1817 afgebrokene Domkerk, welke echter Sprenger van Eyk in 1828 nog op
zijne reis bezocht! (bl.56) bevat een vierkant dusgenoemd Altaar van Crodo uit
den tijd der Saksen. Een vierkant van geel koper (Een mengsel van koper, zink en
lood zoo als men ons zeide) met ovale gaten van ongelijke grootte. Het is boven
met een witten steenen plaat met een klein kruis, zoo men wil uit den tijd van
Karei den Grooten, overdekt. Van onderen wordt het door vier kleine bronzen
figuren gedragen. Een paar oude schedels van graven worden hier bewaard. Oude
glasschilderijen een fresco schilderij van den byzantijnsche tijd; een oud
houten Christusbeeld met een zeer goed bewerkt hoofd. Conraad de I. stichtte
deze kerk. Op eenige afstand is de achtermuur van het oude slot nog bewaard.
Daar tusschen ligt een grasperk waarop eertijds de kerk en het slot stonden.
Achter de kapel is eene nieuwe gebouwde groote cazeme, waarvoor eenige
militairen met gymnastische oefeningen bezig waren. Van de hoogte waarop het nog
overgebleven gedeelte van het slot ligt ziet men ten noorden op de daken en
torens der oude duitsche stad. In alle rigtingen doorkruisen wij die stad om
hare somtijds schoone en schilderachtige oude huizen zoo merkwaardig. Den avond
brengen wij op eenen hooge dikke toren aan het Noordelijk gedeelte der stad
door, waar men eene restauratie en koffijhuis aantreft; vroeger was dit eene
strafgevangenis Zwinger.
Van hier ziet men naar het Noordwesten op de schoonste bergstreek. In de
voorgrond vertoonen zich tuinen. De blaauwe bergen van het vergezigt worden door
het roozenrood-geel van een heldere hemel omgeven. Digtere bergen komen daar
bruin tegen uit. Naar het Zuiden ligt de stad met hare vele torens. Naar het
Westen de Andreasberg. Een zeer schoone avond stemde mij tot weemoedige vreugde.
23.
's morgens aan de .... Mu te Frankf. a/M. geschreven. Jan gaat weder tekenen
bij het Slot.
Wij vertrekken op een smoor warmen dag tegen het middaguur naar Nordheim met de
postwagen. In de wagen was een zeer beschaafd jong mensch, koopman uit Leipzig,
die uit Göttingen afkomstig was. Hij wist veel bijzonderheden van Professoren en
scheen meer belang in wetenschappelijke menschen en zaken te stellen dan
kooplieden anders gewoon zijn. Op den bergachtigen weg zien wij weder menig
schoon uitzigt, somtijds gaat de diligence langs een vrij steilen afgrond en
over de andere zijde langs eenen hoogen berg. Met onze reiscompagnon maken wij
een uitstapje uit den wagen omtrent 1/2 uur buiten Goslar naar een groote
Schiefer-groef. In Clausthal drinken wij een bijzonder soort zoet bier. Tegen
den avond komen wij te Nordheim. In dit stadje is weinig te zien. Na eenig zeer
middelmatig avond-eten genomen te hebben gaan wij met extra-post naar Göttingen
waar wij 's avonds over 10 ure aankwamen en in het Logement zur Stadt Londen
onze intrek namen.
24.
'S ochtends was het mijn eerste werk na ons gekleed te hebben, Jan naar de
post te zenden. Hij kwam met 2 brieven terug, 't geen mij zeer veel genoegen
deed, en ging ik naar de Jacobi Kerk, waar eerst een bijbeloefening gehouden
werd uit de Handelingen der Apostelen Paulus voor Festus, vervolgens om 1/2 10
ure de preek begon over het verbond van den Doop naar aanleiding van de woorden
van Petrus, die den doop met den zondvloed vergelijkt. De predikant heet
superintendent Hildebrandt en scheen vrij
algemeen voor eenen der beste predikanten gehouden te worden.. De kerk was
langwerpig, met eene gallerij voorzien en had een krachtig orgel. Het getal der
aanwezigen was vrij groot, hoezeer de kerk niet overvuld was.
Hoogst ongelukkig was ik in 't opzoeken van Professoren, die ik vroeger gekend
had of met welke ik kennis wenschte te maken, en waarmede ik na den eten (de
table d’hdte is hier 1/4 over 12 ure) een aanvang maakte. R. Wagner, die ik 't
liefst van allen zou ontmoet hebben, was naar Triest Berthold. dien ik van
vroegeren tijd kende, Grisebach. dien ik in Stockholm had leeren kennen waren
ook op reis, en hetzelfde was het geval met Ruete en Hausmann. Alleen Bergmann
vind ik in de stad, maar hij was wederom niet te huis. Vermoeid door de
vergeefsche pogingen en grootelijks verontmoedigd, besluiten wij om toch iets te
doen den botanischen tuin te bezoeken. Deze treft ons door zijne kleinheid en
onbeduidenden omvang, is voor een klein
gedeelte binnen de stad, maar over een groter daarbuiten, terwijl gangen onder
wallen gaan gelegen. De paden zijn eng. Tegen de stadtmuur loopt de tuin in een
punt uit, hier is een boschachtig plekje. De boomen dragen meestal namen; eene
schoone Tilia grandifolia wordt door ons opgemerkt. Achter in den tuin zijn de
niet hooge kassen, die wij niet binnen gaan. We wandelen vervolgens langs de
hooge wallen der stad, die met firaaye lindenboomen beplant zijn en van waar men
op de stad en op de heuvelachtige omstreken een dikwerf zeer schilderachtige
uitzigt heeft. Hier lag ook het Theatrum anatomicum op onzen weg. Het is een
niet zeer ruim gebouw, met het auditorium in het midden en eenige kleine
vertrekken aan beide zijden. De dissectie- kamer is klein hoewel in een vorig
jaar zoo als de vrouw die ons rondgeleidde zeide hier 200 cadavers gedisseceerd
waren. Onder de Praeparaten ziet men vele van Laneenbeck voor de arterien, zeer
schoone preparaten van neurologie van den
Prosector, ik meen Pauli genaamd (nervi cerebrales, verd van den minus,
verbinding met de overige zenuwen, oorsprong der zenuwen fraaye preparaten van
het gehoor enz.
Onze wandeling door de stad brengt ons ook voorbij het nieuw Akademie-gebouw in
1837 door Willem de IV, gesticht. Zijn standbeeld staat teregt voor dat gebouw.
Het is eenvoudig en niet bijzonder ruim. Op de plaats waar het staat ligt het
Gymnasium er juist tegen over.
Nog in den laten avond terwijl de zon reeds bijkans onder was, wandelen wij
buiten de stad, naar een op eene hoogte aangelegde tuin, Rohn's Garten. buiten
de Albani- Thor. Hier drinken wij eene flesch bier. Het hooge geele huis, was
ons reeds van de stadswallen in het oog gevallen.- Wij begeven ons dan
vroegtijdig naar bed.
25
'S ochtends bezoek ik Bergman een klein, jong, bleek eenigszins gezet mensch,
met rond gezicht en donker haar. Wij zijn spoedig in orde. Ik ga de Bibliotheek
bezoeken, 't geen mij echter door de vacantie op dezen tijd niet mogelijk was.
Na bij het gebouw der Bibliotheek, waar tegen over het vroegere Akademische
Gerigtshof ligt, lang heen en weer gewandeld dan weder op de steenen trappen
gezeten te hebben, ontmoeten wij B. weder die met ons hier in het museum ging.
Een Giraffe staat aan de ingang; wat hooger op de trap twee struisvogels met een
ei. Het museum zelve is zeer onbeduidend; slechts het ornithologische en
amphibiologische gedeelte is eenigszins beter. Van Le...iden zag ik slechts
Stenops iavanicus. Onder de nesten en woningen van insekten zag ik twee van
Cteni.a, welke in de Ann. des Sc. nat. beschreven en afgebeeld zijn. Ik zag een
opgezette Monsdon ...noceros, een groot exemplaar (waarschijnlijk slechts een
balg) van Crvptobranchus iaponicus, een groote
Alligator Op de dieren (boven op den rug) zijn de etiquettes gestoken 't geen
zeer
weinig elegantie verraadt.
Wij gaan vervolgens naar het physiologisch instituut, en doorlopen de
verschillende kamers. Hier wordt ook de physiologische lessen gehouden. Nobert's
glasplaten met
fijne strepen onder een mikroskoop van OberMuse lossen zich tot de vierde groep
op B. verhaalt mij dat zij met het nieuwe mikroskoop van Oberh., met zijdelingse
spiegel zich tot den 10 de groep oplossen, 't geen tot nog toe door geen
mikroskoop mogelijk was. Blumenbach's schedelverzameling wordt doorlopen. Wij
zien vele zigeuner schedels. Wagner zou welligt wel eenen dezer schedels willen
ruilen.
Na den eten bezoek ik de Bibliotheek en blijf omstreeks een uur in deze groote
zalen. Ik zie er eene zeer schoone buste van Soemmerring door Launitz, een van
Blumenbach, Heyne J.v.Müller enz.
Wij bezoeken vervolgens Prof. Baum, Prof. der Chirurgie die vroeger in
Greifswald geweest was en sedert 3 jaren hier is aangesteld. Met hem bezoeken
wij het nieuwe Hospitaal, ingerigt voor 200 bedden. Het heeft bij de oprigting
100.000 Thlr gekost en jaarlijks worden er 15000 Thls aan de kosten gelegd. Ik
zag eene kunstneus, die pas even gemaakt was; na lupus die echter reeds 6 jaren
genezen was. Bij een knaap was na wegnemen van een gezwel op de wang, 't geen
onder den mass.1.. doordrong een
fistel van den d..tus stenonianus overgebleven. Het pa tiden vocht toonde eenen
andere reactie, dan het speeksel; misschien is het sc der gl. sect manillanis en
linguolis verschillend.
Wij bezoeken vervolgens de Rohn's Garten andermaal. Wij staan hier op eene
heuvel van muschel kalk en gaan naar de steengroeve. Stukken met Tarebratulen en
Ammoniet worden opgeraapt. Door een lang pad in de laagte langs eenen beek
keeren wij naar de stad terug. Baum noodigt ons in zijn schoon versierde woning.
Hier drinken wij in gezelschap van zijne vrouw, die wij met hare dochter aan de
piano vinden thee. Baum is een zeer beschaafd man geen vriend van de nieuwe
duitsche rigting; van Vogt en dergelijken. Onder het spreeken over het Hospitaal
zeide hij mij van de besmettelijkheid der cholera stellig overtuigd te zijn:
vroeger was hij anticontagionist. In Göttingen had zich in 't vorige jaar de
cholera enkel tot het Hospitaal bepaalt, waar hij uit een bezoek van eene plaats
waar choleralijders waren, terwijl de studenten een lijk ontleed hadden, het
door patienten uitgeworpene en ingewanden had medegebragt.
In de woning van Baum zijn de schoonste gravures naar schilderijen van Rafael en
anderen Ik zie hier de de schoone plaat van Leonardo de Vinci's avondmaal de
carton's van Rafaël, de platen der Sextische Kapel uit het Vaticaan enz.- de
wanden versieren.
26.
Ik schrijf hier een brief des konings van Hannover af, dien ik reeds in de
couranten gelezen had, maar nu ook aan het universiteitsgebouw aangeplakt vond
en die hij na zijn bezoek aan den akad. Senaat geschreven had.
Magnificent Herm Professoren!
Es thut mir Leid dass ich nicht noch eine Gelegenheit hatte, ihnen meine völlige
Zufriedenheit zu bezeugen über Alles was ich in Georgia Augusta sah, wo als
junger Mann ich hatte können viel profitieren, aber Jugend hat keine Tugend und
statt meinen Zeit gut zu benützen, förchte ich, ich habe vieles verloren. Ich
sehe an die grosse Ordnung, Ruhe und Sittsamheit zwischen der Jugend dort
gftnzlich als eine Folge von der Wachsamheit und die guten Lehrer von Ihnen
Meine Herm. Ich danke Ihnen alles daför und hofïe: Gott wird noch femeren Segen
bringen der Georgia Augusta.
Dieser Brief soll der ganze Universitat bekannt werden indem ich wünsche Sie
mogen, das O. gen sein meine Zufriedenheit zu bezeugen auch an alle Studenten
die dort sind und die mir so viele Beweise gaben von ihrer Anhanglichkeit Ich
verbleibe Euer Magnificus und der Herren Professoren Hannover Wohlgeneigter
9 August Ernst August
1851
SrMagnific....
Dr. Briegle.
Pr der Universitat
'S ochtends schrijf ik in dit dagboek en bezoek daarop met Prof. Bergmann het
Physiologisch instituut. Ik zie preparaten van vergelijkende anatomie skeletten
enz.
Bij een phacochoerus Pattasii in de onderkaak regts, twee kiezen naast elkander
maar de kaak was uitwendig beledigd. Schoone preparaten van het zenuwstelsel van
Tospudt.
De ..k van het ovarium heeft eene opening bij M..tela. Electriek orgaan van Mo
sus
Schedelverzameling van Blumenbach. Bijkans elke schedel wordt in de hand genomen.
Na den eten bezoek ik het nieuwe universiteitsgebouw. De Aula is een deftige
vierkante hooge zaal met eene gallerij De plafonds zijn fresco gekleurd: Willem
IV en een ander portrait hangen aan het eind. De promotie zaal is klein en men
moet deze doorgaan om tot de Aula te komen. Beneden zijn de vertrekken voor het
akademisch Geregtshof en bevindt zich ook de Carcer. Er is in het
universiteitsgebouw nog eene verzameling van schilderijen, waaronder een fraai
portret van Rembrandt een jeugdig man, een Moucheron die veel geleden had. Een
nieuwe schilderij van Prof. Oesterley Christus met twee engelen, die de hostie
uitdeelden, en eenige aan weerszijde gegroepeerde beelden zeer correct van
teekening en zeer dun geschilderd, zoo dat de nerf van het doek geheel zichtbaar
bleef Verwonderlijk in effect was het licht dat ver achterin op de beelden viel.
Beneden zijn ook pleisterbeelden en eenige antiken Assirische vazen enz, doch
van weinig beteekenis.-
Met Profr. Bergmann en Baum ga ik vervolgens wandelen, wij begeven ons naar
Profr. Herbst, die zich sedert jaren met de Pacinische ligchaampjes bezig houdt.
Wij vinden hem in een pels voor een schrijftafel zitten, een man van 50 jaren,
mager en tamelijk lang. Hij toont ons verscheidene teekeningen van deze
ligchamen. Tot nog toe vond hij ze alleen bij vogels en zoogdieren. Bij vogels
liggen zij langs den bek, en bij velen in de tong. Bij vogels en zoogdieren in
de membrana intererossea van den radius en ulna en ook tusschen .ibia en fibula.
Bij een konijn toont ons Herbst deze deelen onder een mikroskoop van OberhSuser
waar zij onder het foramen nutsitian van den radius in de membrana interossea
zeer talrijk zijn.
Met Herbst wandelen wij over de Muschelkalkbergen (Ha. inberg) weder naar
Göttingen terug. In het huis van Baum worden wij zeer vriendelijk ontvangen;
hier vond ik ook de jonge vrouw van Bergmann. Wij drinken thee en gebruiken
eenig brood.; vervolgens worden nog een paar flesschen Rudesheimer Hinterhaus
met smaak geledigd. In het gesprek dat vrij levendig was, blijkt mij meer en
meer de uitgebreide kennis van Baum, die ook met de grieksche litteratuur bekend
is en met de arbeid van Ermerins hoog loopt.
27.
Ik moet Göttingen verlaten Ik neem afscheid van Bergmann en Mevr. Baum, Baum
was naar het hospitaal, en neem vervolgens plaats op de postwagen naar Cassel.
Wij rijden eenen schoone bergachtigen weg. Buiten Munden wandelen wij een eind
weg over den berg. Jan vindt hier eenen rups van Bombyx Carpini. 'S namiddags
komen wij in Cassel. Een warm bad verfnscht ons. Na den eten bezoeken wij het
Theater waar de verlichting veel te wenschen overliet. Een paar kleine stukjes
werden uitgevoerd en een paar Balletdansen. Reeds voor 9 uur is de vertooning
geeindigd.
28. Een aanhoudende dichte regen was het eerste wat ons begroette bij ons
ontwaken. Na dat wij vruchteloos op eenige verbetering van het weder gewacht
hadden moesten
wij tot het besluit komen om van het bezoek aan Wilhelmshöhe voor dit maal af te
zien.- Wij bezoeken het Museum op de Friederich's Platz maar hoezeer dit voor
het publiek open stond wilde men ons 1 Thlr daarvoor laten betalen. Wij moesten
echter nog een uur wachten. In deze verlegenheid besloten wij liever de
schilderijen verzameling in de Frankfurter Strasse te gaan zien. Ik herinner mij
niet of ik die Gallerij in een paleis, vroeger bewoond door de keurvorstin (moeder
van den tegenwoordige keurvorst) reeds gezien had; maar mijne verwachting werd
overtroffen ofschoon een goed gedeelte der schilderijen door reparaties aan het
paleis niet te zien was. De zaal met de schilderijen der vlaamsche en
hollandsche school bevat fraaije schilderijen van Rubens, van Dijck, een groote
Teniers, een boerenfeest, een groote Potter met vele figuren, een zeer groote
Hondercoetter, dierconcert met een uil als concertmeester. Ik zag hier ook een
fraai portret van de vrouw van Admiraal van Galen, in een blaauw satijnen kleed
van Abraham van Tempel. In de Italiaansche Gallerij was een Io van Correggio
volkomen gelijk aan die van de Gallerij van Berlijn. Eene geboorte van Venus
door Treco Visani; het hoofd van Venus is verwonderlijk; eene heilige Cecilia
van Carlo. dolce een groot schilderij van Palma Vecchio Andromeda zeer schoone
vrouwen figuur; van Paul veronese een levensgroot portret zijner (zeer leelijke)
dochter; van denzelfden een klein schilderij de onthouding van Sapio zeer fraai.
Eene stervende Cleopatra van Guido Reni en eene van Titiaan, de eerste reeds met
de doodskleur overtogen, schoone vormen het hoofd achter over gebogen, krachtig
van bruin, de laatste nog levend en met frische verven, veel minder schoon doch
meer bevallig; in die zal was ook een eene biddende vrouw, het hoofd van Ribera
Spagnoletto. In een lager vertrek waren fraaije groote dierportretten van Rosa
genoemd Tivoli.
Wij bezochten vervolgens nog de Orangerie, met het marmerbad onder onze
parapluie. Van de orangerie hadden wij een schoon uitzigt op Wilhelms-höhe. Het
Marmerbad is een groot koepelvormig gebouw, met vele beelden van Monot en
basreliefs in carrarisch marmer. De koepel is beschilderd in het plafond. Deze
prachtige stichting is oorspronkelijk van den landgraaf Karei en werd in het
laatst der 17e eeuw voltooid. Vele beelden van Monot dragen het jaartal 1692.
Men roemde zeer eene dansende bachante, rustende op een voet enz.
Om 1 ure verlieten wij Cassel zonder het museum gezien te hebben, met den
spoortrein naar Frankfort. Wij reden langs heuvelen en velden over Wabem naar
Marburg waar wij 's avonds aankwamen en in een nieuw logement Ritter onze intrek
namen. De op eene berg gebouwde stad werd door ons doorkruist. Bijzonder
herinnerde ons de Caseme aan het Kaiserworth van Goslar. Langs een weg die men
Pilgrimsstein noemt en waar wij links beneden ons de botanische tuin zagen,
terwijl aan onzen regterhand meer dan honderd voet hoog de huizen der stad op
den top der helling zich verhieven wandelen wij naar Prof. Herold, der verreist
war."
Vervolgens bezochten wij aan den Katzerbach. eene straat langs eene gracht met
kleine Acacia boomen beplant Prof. Fick wiens vrouw ons berigtte dat hij niet te
huis was en eindelijk den Geheime Medicinal Raad Prof. Heusinger, die ons in een
chamber cloak op den trap zijner woning ontmoet, ons door een labyrinth van
kleine kamertjes met boeken en slecht verslotene spiritusfleschen met preparaten
naar zijn donker en laag studeervertrek voert, waar wij in een menigte van
loketten en planken onder den last van papieren buigende naauwelijks een ruimte
vinden om ons neder te zetten. Heusinger is grijs, met een groot hoofd en
vriendelijk helder oog. Hij verhaalde mij in 1813 als officier van Gezondheid in
Holland geweest te zijn. Van hem vernam ik voor t eerst den dood van den jongen
v.d.Bosch uit Zeeland, die hier in Marb. in 't vorig jaar onder zijn behandeling
overleden was.
Marburg, de Keurvorstelijke Hessische Land's Universitat telde in het zomer
Semester
van 1851 262 studenten; van deze waren 236 uit het keurvorstelijk Hessen Slechts
27 waren vreemden. Onder dezen waren er 14 voor geneeskunde
Van de 236 Hessen waren 73 Theologen, 70 Regtsgeleerden en alwetenschappen
beoefenende, 46 voor Genees- en Heelkunde. Er zijn in Marburg 4 gewone Prof der
Theologie 1 buitengewone en 1 Privaat docent, in de regtsgeleerde faculteit zes
gewone Professoren, en buitengewone en vijf privaat-docenten; in de
geneeskundige faculteit (waartoe echter ook de Professor der botanie en zoologie
behoren) 7 gewone,
3 buitengewone en 2 privaatdocenten.
In de philosophische faculteit (mathesis, physica, chemie, Geschiedenis
Philologie Philosophie) 13 gewone Professoren 9 buitengewone en 5
Privaat-docenten.
Voegt men hier nog 6 onderwijzers in kunsten, teekenen muziek, in schermen en
dansen bij dan staan de 63 docenten in eene zeer vreemde verhouding tot de 262
studenten.
29 Augs.
'S ohtends schrijf ik in dit dagboek. Vervolgens bezoeken wij de
Elisabeth Kerk. Deze oude kerk welke voor ons logement in het lage gedeelte der
stad ligt, met twee spitse torens is eene der oudste gedenkstukken van duitsche
bouwkunst begonnen in 1235.
De grond was door een wolkbreuk 3 Augs 1847 geheel beschadigd en de kerk
daardoor thans buiten gebruik. Men zou haar echter herstellen en weder in ouden
toestand brengen, waarmede een honderd duizend daalders gemoeid zoude zijn. Men
vindt hier in eene kapel de koperen zark van de heilige Elisabeth, versierd met
edelgesteenten die echter grootendeels zijn weggenomen Nog was een groote parel
en een amethyst over. In de kerk zijn altaren beschilderd door Albert Durer en
door Lucas Cranach die echter veel geleden hebben. Vooral de laatsten. Binnen in
de deuren zijn uit hout gesneden figuren
Heinrich das Kind; seine Mutter Sophie Herzogin von Brabant, alteste Töchter der
Elisabeth.
Schoon is de aanbidding der wijzen en het sterfbed van Maria van A.Durer.
Ik bezie vervolgens de Anatomie een schoon nieuw gebouw aan het eind van den Ke...bach.
Prof. Fick is hier en geleidt mij vriendelijk rond. De verzameling is zeer groot
vooral voor normale menschelijke anatomie. Onder de skeletten is een groot
skelet van St.thio Camelus. Het groote skelet van Anton. 8 voet en eenige duimen.
Ik
kom naauwelijkss tot aan de lendenwervels. Os van Anton zzo groot als os
ten..is.
Van het gehoor orgaan zeer fraaije preparaten. Gedroogde hersenpreparaten van
Fick. Profr. Fick belooft mij twee Hessische schedels
Vervolgens zien wij het op den hoogste top der stad gelegen slot, van waar men
een schoon vergezigt heeft op de stad en omstreken. Het slot dient tot
strafgevangenis voor de tot de ijzers veroordeelde misdadigers. Wij zien den
Ridderzaal waar Luther met Zwingli getwist hebben over de transsubstantiatie.
Vervolgens wandelen wij door de stad. Aan den palysinstein ontmoeten wij Prof.
Heuringer die met ons naar den botanische tuin gaat. Deze is rijk aan boomen
Slechts eene broeikast met weinig ruimte. In ons logement vinden wij een talrijk
gezelschap aan de table dliöte. Na den eten bezoeken wij de Bibliothek bij den
Barfusser Thor; een gebouw dat vroeger een klooster was. Deze ontvangt jaarlijks
3000 Thllr. tot aankoop, eene voor eene zoo kleine universiteit vrij belangrijke
som. Het zijn twee verdiepingen boven eene groote zaal, onder kleine vertrekken,
doch beiden laag. In een matig klein vertrek beneden staan de boeken der
natuurlijke wetenschappen: voor welke gedeelte weinig gedaan schijnt te zijn,
hoezeer ik toch een en ander goed werk, zoo als Cuvier en Valenciennes Poissons
en Agassiz Poiss.fossiles aldaar in der haast opmerkte. Ik ontmoet hier Profr.
Gildemeister, een oude bekende uit Leiden, waar hij zich voor 10 jaren eenigen
tijd ophield.
Met den spoortrein van 3 ure vertrekken wij naar Giessen, langs bergen, somtijds
tusschen bergen, roode zandsteen.
Giessen heeft in het zomersemester 1851 409 studenten, welk getal 4 minder
bedraagt dan het voorgaande wintersemester.
In de theologie zijn voor de katholieken l student voor de protestantsche
evangelische 61 Voor dezen 1 katholieke geeft de oprigting van eene theologische
school in Mainz opheldering. In de regten studeren 100; in de medicijnen 88 in
chemie en pharmacie 52; de philosophie en philologie 31 de overige studeren
Cumeraldswissenschafït enz. 332 zijn uit Hessen Darmstadt 77 zijn buitenlanders;
van deze bedragen de chemici en Pharmaceuten 35, 't geen zeker aan Liebig is toe
te schrijven.
Akademische leraars zijn
5 gewone Professoren der Theologie Protestantsch
4 gewone Professoren der Theologie Katholiek
regtsgeleerde faculteit 3 gewone Professoren 4 privaat-docenten
Geneeskundige faculteit 7 gewone Professoren 1 honorair Professor 2 buitengewone,
2 privaat-docenten
Philos. faculteit 12 gewone Professoren 1 honorair Professor 12 buitengewone
Professoren 1 Repetitor 4 Privaatdocenten De Muzijk-directeur H Hofman is leerar
der Muzijk
Prof. Bischoff, eene oude bekende wordt door mij opgezocht, "der Herr Professor
B. ist verreist”. Vervolgens bezoeken wij Profr. Leukast een zeer jong jong
mensch, die im oberste Stock woont buiten de stad, doch op vrij elegante kamers.
Zijne vreugde mij te zien, was ongeveinsd en hartelijk, maar daar ik van hem
vernam dat zijne vrouw gisteren eerst hem een dochtertje geschonken had, wilde
ik hem niet lang ophouden. Hij zeide mij thans het eerste stuk mijns tweeden
deels gereed te hebben. Van hem vernam verneem ik dat ook Tiedemann op reis is,
en wel met Bischoff naar Milaan. Dezen zal ik dus wederom niet aantreffen te
Frankfurt, gelijk ik hem tweemaal misliep in Heidelberg.- In het voorbijgaan
wijst men mij het groote laboratorium van Liebig, het nieuwe Akademiegebouw, de
Bibliotheek en het Ziekenhuis. Hoe veel doen toch deze kleine duitsche staten
voor hunne kleine Universiteiten!
30 Augs.
Wij bezoeken met Profr. Leuckart 's ochtends de Anatomie een schoon
nieuw gebouw. Bijzonder doelmatig is de dissectiezaal en eene inrigting waardoor
men het cadaver uit de kelder door een luik op de tafel naar boven opwindt.
De verzameling van Soemmering is hier. De afdeeling der pathol.anat. hebben wij
niet gezien, maar ons bepaald tot het zoologisch kabinet, 't geen in het zelfde
locaal is, tot de en physiol. anatomie. In het zoologische museum was een
Scvllaca aals Tritonia door Sars gedetermineerd: de insekten zijn zonder
beteekenis. Voor zoogdieren is meer als te Göttingen. Onder de mollusken vele
exemplaren van Solpa embryona van Torpedeo met nog afgezonderde vinnen.
Gymnet.us ...di..rranens enz. Een schoon polypterus van Rüppele In de vergel.
anatomie is de verzameling voor vergelijkende oskologie vrij aanzienlijk, ook
vele preparaten van de hersenen. De menschelijke anatomie beslaat nog slechts
uit naar vergelijking der ruimte weinig zalen.
Wij bezoeken na den eten met Dr. Hempel het Chemisch Laboratorium van Liebig,
vrij morsig. Wat is Helicin? Een gele zalf digheid eene geheeele flesch. Er
wordt in gewerkt, dit kan men zien. Vele lansen. Daarna gaan wij een
afscheidsbezoek aan Leuchart brengen, wiens vrouw zich in bedenkelijke toestand
bevindt.-
'S avonds om 6 ure verlaten wij Giessen. Wij rijden naar Langgöns met een
omnibus en van daar terwijl reeds de donkerheid ons belette iets te
onderscheiden met den
spoortrein om 8 ure naar Frankfurt, waar wij tegen half elf ure aankwamen en
vergeefs, in Waiderbusch logis gezocht hebbende, nu in Weissen Schwan daar tegen
over onzen intrek nemen.
31 Aug.
'S ochtends beginnen wij onzen dag met naar de post te gaan Vruchteloos
evenwel vragen wij daar naar brieven. Wij wandelen vervolgens om de stad in de
schoone aangelgde wandelingen. Der Sorgfalt und den Schutz des Publicums werd
Alles und Jedes empfohlen. Wij komen langs den Main en zien op die rivier en de
lange brug en het tegenover de stad liggend Sachsenhausen. Vervolgens brengt ons
onze wandeling toevallig langs eene protestantsche kerk, waar wij eene korte
doch goede predikatie hooren over de woorden in den brief van Jacobus. Niemand
zegge dat hij van God verzocht wordt enz. Daarna wandelen wij naar de Allee digt
bij ons Logement tegen over het Theater waar wij de groote bronzen statue van
Goethe beschouwen. In de regterhand houdt de dichter een rol, in de linker die
naast het lijf nederhangt een krans. Het voetstuk is met bas-reliefs op scenes
uit Goethe's Schriften, Herman u. Dorothea, Alterthum, Faust, Tasso enz.
betrekking hebbende versierd. Betmann's tuin bij den Friedberger poort wordt
opgezocht Ariadne van alle kanten bezien, voeten handen, de geheele ligte als
zwevende gedaante, vol van leven en jeugdige kracht bewonderd.
Het Museum Senckenbergianum bezoeken wij. Onder de zoogdieren zien wij
verschillende exemplaren van Felis maniculata.
Felis Eyra van Azara Pa..gudae. (afgeb. Weme..ai Soidtg vol.in tab. 10)
geelachtig, ros, lange staart grootte van Felis catus (fel..s) slank, was mij
onbekend. Mus minutis, Nest met jongen uit weilanden in de omstreken van
Frankfort Macacus gaelades. Bradypus julasia synoniem met cuculliger Wagt. een
zwarte streep langs de rug Onder de visschen een groote gedroogde Polyodon foli..m.
Polyodon maculatum Rüppeler Schneider Bloch 62.f.2.
Lept.... gigas een fossiel (Loligo)?
Het ethnologisch gedeelte is in het bovenste van het gebouw. 50 Schels, drie
musnia.. Dunne regenmantels in vel Rumlaida van de Aleutische eilanden.
Na den eten bezocht ons Sr Soemmerring. Met hem zien wij de Pauls kerk; de
vergaderzaal der Nationalversammlung De plaats waar Robert Blum gezeten had was
uit heilige eerbied met messen aan stuk gesneden terwijl men stukjes hout als
reliquiën had medegenomen. Zoo ook van eenige andere democraten. Een schilderij
Germania eene groote vrouw, met opgaand licht. Duitsche kleuren zwart rood geel
versieren den koepel in draperiën.
Wij bezoeken vervolgens den daartegenoverliggenden Römer met de Keizerszaal en
de vele op doek geschilderde afbeeldingen der duitsche keizers. Onder de meesten
staat eene latijnsche spreuk. Een schilderij van Salomo's eerste oordeel is in
het midden. De Reichsverweser Johann hangt in moderne klederdracht als
vreemdeling in deze zaal.
De oude Domkerk, met het graf van Gunter wordt door ons bezocht, de plaats waar
de Roomsche keizers gekroond werden ook die keizer Frans de laatste van allen (hij
vervulde het laatste ook van den Keizerszaal en meer ruimte was er niet) die na
zijne krooning, de kroon van Karei den grooten niet lang kon torsen en
prophetisch zeide Sie ist mir zu schwer.
De groote markt achter de Römer had thans een bont en vreemd aanzien door de
vele met de Mes opgeslagen kramen.
'S avonds bezoeken wij het Theater waar ons Hassel een zeer goede comicus
uitmuntend bevalt.
1 Septr.
vruchteloos informeren wij naar brieven: ook om 4 ure's namiddags.
Wij bezoeke de Heeren Mumon & co waar wij f 100 opnemen. (Grosse Gallus-gasse
op den hoek van de Rossmarkt). De ontvangst was zeer schraal. Het kantoor was
niet zeer druk De persoon die ons ontving (Mumon zelve?) was een dik blond
duitschertje, die met zijne aufgedünsene figuur ons niet beviel.
Vervolgens brengen wij onzen tijd tot den eten (1 ure) in het StSdelsche Kunst.
Institut door. Hier ontmoeten wij den bekwamen Schmidt von der Launitz. die aan
het Guttenbergsche monument eene groep van 3 figuren werkte. Hij maakt deze
figuren door galonas-plastike. Wij zien in zijn atelier busten van eenen neger
uit Dasfoes, Dongola een marabou-Arabier, een zigeunermeisje enz. 7 busten voor
Anthropologie, die te zamen omstreeks 80 Gulden kosten.
In het museum bevalt ons zeer een Paul Veronese, Mars en Venus, een groot
schilderij van Aschenbach Storm op de kust van Noorwegen. Na den eten bezoeken
wij met Ruppell andermaal het Museum Senkenbergianum. Hij toont ons als een
nieuw geslacht door hem Sca..do. genoemd, een exemplaar van een visch uit Java
Calliodon con.petoo.
De tanden zijn hier achter in den mond boven en onder tot eene plaat vergroeid
Eene aft. van Lophuis piscalonus in jeugdigen toestand toont dien visch als
zamengedrukt, even als Antennarius of Chironectes
Launitz heeft de statuen vervaardigd die den uit groen graauwe zandsteen
opgetrokken gevel van het nieuwe beursgebouw versieren. Zij zijn zeven. Op eene
zijde is de Landhandel; een arabier met een kameel, op de andere de zeehandel,
een zeeman in regenmantel met een anker, daar tusschen vijf vrouwelijke figuren
met attributen. Het gebouw staat op dezelfde plaats als de paulskerk, tegen over
de Römer Ruppell plaatst Chionis bij Tot.o, Opisthoco .us bij Musophaga en
cosvthrai.
’S avonds hooren wij Weber's meesterstuk den Freischütz op het Theater uitvoeren
Voor Agathe speelde eene nog zeer jonge Actrice, Tomala met eene zeer zuivere en
klare stem.
2 Sept.
Dit is eene donkere dag op mijne reis; 's morgens werd ik evenwel op de
post verrast door een' brief van Maria waarop ik bijna de hoop had opgegeven.
Spoedig werd nu nog naar Mat geschreven. Vervolgens op mijn kamer 11/2 uur
gewacht naar schoon linnen, 't geen ik eindelijk gedeeltelijk nog vrij nat te
huis kreeg. In aller ijl de rekening betaald en plaats genomen op den spoortrein
naar Wiesbaden waar wij tegen 1 ure aankwamen. Wiesbaden was mij van vroeger
bezoek bekend. Ik wilde na den eten eene wandeling maken naar het schoone
jagtslot die Platte. Maar de regen die reeds 's ochtends aanving, werd onder de
wandeling zoo flink dat ik het moest opgeven. Langs eene ruischende beek
gedeeltelijk onder beplanting der boomen voert ons een kronkelend wel gezand
voetpad naar de oude ruine boven het dorp Schonenberg. Het werd zegt men door
Adolph van Nassau gesticht Slechts eene
kleine kamer is nog over. Men heeft hier een ver uitzigt zelfs tot den Mont- als
de lucht helder is; nu bedekte regen en nevel al wat niet in de onmiddellijke
nabijheid lag. Druipnat kwamen wij niet tegenstaande ons Reeenschirm weder in de
Vier Jahreszeiten terug. Hier heeft men ons Ebner Erde aan het eind van het
binnenhof eene groote kamer gegeven of eigenlijk zaal, donkerrood behangen, met
twee kristallen kroonen versierd en met 4 bedden.
Jan voelde zich onwel en klaagde over hoofdpijn; reeds sedert eenige dagen was
hij verkouden. Wij namen daarom een bad, 't geen men hier in huis hebben kan;
reeds als men de rtrap afklimt komt ons de warmte tegen welke de uit warme
bronnen afgeleide baden aan de lucht mededeelen. Het bad zelve is afgekoeld tot
27 o; boven op het water ligt een vlies of schuim dat bij het baden verdwijnt.
Verkwikt door deze thermen keeren wij naar onze slaapplaatsen terug; tot een
niet geheel dolce far niente veroordeeld drinken wij thee en gaan zoo vroeg naar
bed, dat ik als in mijn kinderjaren verplaatst word.-
3 Septr.
einde van dit dagboek
/