Reis van Jan van der Hoeven naar de Meeting van de British Association in
Oxford in Engeland in 1860.
van 20.6 tot
Leiden-Rd
Rd-Londen (oude en jonge Gray, Adam White, Sanders, Waterhouse, Br. Museum met
nw leeszaal, BartholomeWs Hospital, Museum Hunterianum, Quecket, Zoological
gardens)
Londen-Cambridge (Clark, Museum van Anatomy, kabinet van palaeontology van
Sedgewick in King's College, Miller, Hopkins, Dosier)
Cambridge (JarrettV-Londen-Oxford (Phillips, Griffith, Acland, Barnard Davis,
Draper, John Davys, Thomas Bell, Sir William Jardine, Owen, Lord Wrottesley,
Whewel, Sciates, Hartland, Museum, LGwyn Jeffreys, Ca rus, deLaRive, Faire, Sir
Walter Travelyan, Westwood, Verloren, Strimton, Blackwall, Babington, Benjamin
Brodie, Daubeny, Rollestone, Sharpey, Lubbock, Busk, Hant, verz.v.an. in Christ
Church College, Sedgewick, Bosworth)
Oxford-Londen (Br.Mus., Burl.House met verzam.vd Linn.Soc., Adam-White, Bohema,
Grant, Paget)
Londen-Rd
Journaal van de reis naar Engeland van Jan van der Hoeven in 1860
20 Juny
Woensdag 20 Juny van Leiden vertrokken om naar Oxford op de Meeting van de
British Association te gaan. Voor ik vertrek lees ik in de courant dat de Koning
mijn verzoek om ontslag heeft aangenomen.
Op de spoortrein naar Rotterdam weinig belangrijks. Jan haalt mij te Rotterdam
af. Ik breng de dag bij de familie van zijn meisje door.
21 Juny.
's morgens om 12 ure vertrek ik met de stoomboot Concordia van de
Steam- navigation company. In 't eerst scheen het weder goed te worden, maar 's
namiddags toen wij omtrent twee of drie uren in zee waren werd het winderig. Wij hadden dan ook eene onaangename avond en nacht.
'S morgens tegen 11 ure kwamen wij te Londen aan.
Onze boot was vol schapen en koeijen. Het gezelschap bestond voor een goed deel
uit Joden. In Rotterdam was een Heer op de boot gekomen, die ons allen reeds in
den Briel verliet. Het was een notaris vanderK...ine, een welgevormd en
beschaafd man.
Toen hij vertrokken had, was ik in 't eerst zonder gesprek. Later
maakte ik kennis met een paar jonge menschen uit Utrecht, van Geuns een jurist,
Ten Brink een Dr. in de Theologie en Letteren (maar die evenwel van eene
Historia
morbus praatte.
Deze laatste ging naar Java met de overlandmail. om als
gouverneur bij eene familie van aanzien geplaatst te worden. Of hij de jongens
ook latijn zal moeten leeren weet ik niet. Hij was zoo winderig dat ik er mij
niet sterk door voelde aangetrokken.
Van Geuns was bescheidener, maar tw'eede
persoon. Nog was er tot hun gezelschap behoorende, maar zelden bij hen te zien
een Kaapsch student in de Theologie uit Utrecht De Vries, nog ver van een
reverend in zijne woorden en in zijn voorkomen.- Onder de overige hollandsche
passagiers was ik geloof ik de eenige die geen jood was - De
kinderen der aartsvaderen reisden gedeeltelijk met het vee, dat hun toebehoorde.-
Onder de Engelschen was een predikant Graham vroeger te Jerusalem nu te Bonn;
een beschaafd Kapitein der Genie, die in nieuw zeeland lang geleefd had, een man
van bijkans 40 jaren naar ik gis, die mij verhaalt ook in Cochinchina geweest te
zijn en daar een reiger gezien te hebben niet grooter dan een snip. (Nazien of
het bekend is) Hij was Omithogist van liefhebberij. Hij belooft mij om
Nieuwzeelandsche schedels voor mij te zullen schrijven.
21. Bij den morgen was het weder beter en stiller geworden. Weldra bevonden wij
ons op de Theems
Gravesend, Woolwich, Greenwich stoomen wij voorbij. Eindelijk daagt Londen op
met het in nevelen gehulde koepeldak van den St Pauls. Kerk, het naaldvormige
monument enz. Wij leggen met onze boot aan de London-Docks aan. Ons goed was op
de boot reeds gevisiteerd.
Met een cab rijd ik naar het Royal hötel van Kaiser op de Blackfriars-Bridge;
kan slechts een dakkamertje bekomen no 88. Ik schrijf een brief aan mijn dochter
Kingma te Leiden, wandel wat op de straat, rijd naar Coram Street om een warm
bad te nemen, vervolgens naar het British museum waar ik
Owen niet aantref, maar wel de beide Grav's en Adam White. Gray wil mij mee
hebben op een diner bij Sanders of Saunders, een bekend Entomoloog, waar ik ook
Waterhouse zou aantreffen. De jonge Grav is zeer grijs en doof geworden. Hij
toont mij de vergrooting van het locaal der Bibliotheek, alles in ijzer. Dat
locaal kan een millioen boekdeelen bevatten. De nieuwe leeszaal (Reading-Room)
is de grootste koepel, die men na de St.Pauls te Rome kent. In het midden staat
eene lessenaar voor de opperbibliothecaris (Superintendent). Hier is een soort
van Bureau.
De ingang voor de lezers is tegen over de ingang tot de boekenverzameling,
beiden loopen op dat middelpunt uit. Encyclopaedische boeken staan in de rondte
in verschillende faculteiten geordend. De studerende hebben hebben elk een
behoorlijke ruimte, de noodige schrijfbehoeften enz.
De oudere Gray verhaalt mij dat er thans 270 personen aan het British Museum
zijn aangesteld. Het British Museum welks nieuwe aanbouw bij mijn bezoek in 1850
nog niet geheel voltooid was is thans niet meer ruim genoeg. Men vindt hier ook
inderdaad allerlei. Oude kunst, noordsche antiquiteiten,
wapens en klederdragten van oude volken Men verwart in de zalen en kan het
geheel niet overzien. De groote beelden van de laatste onderzoekingen van Layand,
reusachtige dieren met menschenhoofden, basreliëfs enz. alles is hier bij een
gebragt.
't Geen het meest op een gedrongen staat zijn de zoologische schatten. Orde is
hier niet groot 't Is meer een rariteiten-verzameling om een groot publiek te
trekken. Duizenden bezoeken dan ook dagelijks dit groote kabinet of liever
magazijn. Ik zie voor ’t eerst den Balaeni
nicesas(?), den Novomis van Mantell (2 exemplaren) en een skelet van den
Gorilla.
's middags ontmoet ik aan tafel een jongen duitscher (uit Leipzig) die 5 jaren
in Brazilië had doorgebragt. Ik bezoek na den eten het Bartholomev/s hospital de
Huntersche verzameling en Dr. Queckett alles tevergeefs. In Barthol. hospitaal
had ik Paget willen zoeken.
22. Zaturdag.
Ik begin den dag met in dit dagboek op te teekenen wat ik den
vorigen ’s avonds door vermoeidheid niet had kunnen doen. Mijn eerste bezoek was
aan Arthur J. Head 64 Chancerylane, dien ik niet vond. Ik ging vervolgens na gezegd te hebben voor 12 ure terug te zullen komen
naar Quecket die nevens het Museum Hunterianum woont. Men liet mij in de
voorkamer lang wachten, Het was hier eene groote uitstalling van allerlei
stoelen groot en klein van verlakte kastjes, twee zoogenoemde bontemp du jour.
Ook stond een piano in de kamer die zoo vol was dat men er wel twee vertrekken
met had kunnen meubelen. Queckett kwam eindelijk, een man van middelbare
leeftijd, kaal hoofd, gebukt, langzaam zich bewegende. Wij
spraken kort in deze kamer maar daar ik hem zeide dat mijn tijd beperkt was
gingen wij door het huis naar het Museum waarin van daar een ingang was. Twee
nieuwe zalen zijn aangebouwd, de eene voor palaeontologie, de ander voor
vergelijkende Anatomie, die uit de eerste groote zaal was overgebragt. In de
eerste groote zaal waarin vroeger de verg. ontleedkunde was geplaatst vond ik nu
eene verzameling van
natuurlijke historie, plantendeelen, sponsen, zoophyten skeletten. De dwerg
skelet van Mac O’brien reikt niet tot zijn knie; het voorwerp was maar 10 jaar
oud geworden. Ik bezag de schedels, ook den Tasmanian Skull, waarvan ik onlangs
door Davis een afgietsel bekomen had.
Q. toonde mij nog een cranium uit Noord Amerika met zeer kort
achterhoofd, omtrent gevormd als dat van het idiotisch meisje, dat ik bezit maar
dat in 't voorste gedeelte veel grooter is. Ik geloof dat die schedelvorm
kunstig is.- Bij de Amerikaanse schedels zoo als het Rijksmuseum die van Troost
bezit, en waarvan ik in de verslagen en mededeelingen der Kon. Akad. van
Wetensch eene beschrijving gegeven heb waren steenen wapens pijlspitsen gevonden,
zoo dat dit de Aborigines van die streken zijn, geheel afwijkend van de
Aborigines van Zweden, maar in ’t bezit van gelijke werktuigen. Ik kan niet
zeggen dat alle verandering verbetering is. Eene kleine verzameling insekten, verkleurde vlinders in glazen
kastjes, eene verzameling schelpen brengen niets tot de verzameling van Hunter
toe en zijn niet in verhouding tot de rijkdom der overige zaken. Eenige
Specimina en zalmen zijn zeer interessant, terwijl de zalm (Pan;) in zoetwater
langzaam groeit, is daarentegen de groei van deze visschen in zee zeer groot en
geteekende voorwerpen (door af...gding der penna idiopose) zijn er een twee of
drie waarden van 8 duim omstreeks tot 11/2 voet gegroeid.- Ook hier is een
skelet van Megathenium waaraan sommige stukken kunstig zijn bijgevoegd. In de
eerste zaal is ook een verzameling chirurgische Instrumenten, meest oudere tot
de geschiedenis der wetenschap be- 14>
behoorende. Ik bezoek daarop Head ten tweede maal en vind hem nu op zijn Bureau.
Hij bericht mij dat de pretensie van D.J.v.d.H. 71 £ bedraagt die van A.v.d.H.
1089 £. van deze laatste zou omtrent 13 £ teregt(?) komen. Om in t bezit daarvan
te komen, moest een notarieel bewijs dat wij afstammelingen zijn, geverifieerd
door den Engelschen consul te Rotterdam worden overgelegd. Hij raadde mij aan
dat mijn neef hem dat zou toezenden. Hij kon dan het geld bekomen. Ik vond in
Head een vriendelijk jong man. Hij zeide mij dat Abr.vdH. van een correspondent
in den Haag antwoord zou hebben bekomen. Daarop bezocht ik de St Pauls kerk waar
men met reparaties bezig was en een nieuw orgel voor het koor werd gemaakt.
Na hier eenige tijd vertoefd te hebben, het gebouw maakte nu dien indruk niet op
mij als vroeger door dien de middelste ruimte met stoe(l?)tjes opgevuld en met
planken afgeschoten was, verversch ik mij wat bij een confiturier en kok in de
omtrek (St Pauls churchyard,75. Wolf) en neem een cab naar het St. James park;
ik rijd echter eerst nog naar het Br. Museum om Owen op te zoeken, het is
gesloten en Owen is er niet. In de Zoologjcal aardens heb ik vrijen toegang als
foreign member door mijn naam in een boek te schrijven. Ik vertoef hier van 1
tot 4 ure en zie veel nieuws. De twee hippepotami zijn te water en komen slechts
met de koppen daar even uit.
phoca vitulina zie ik zonderling op den zijde zwemmen zich met den staart en
achterste ledematen bewegende. Ik zie onder de zoogdieren Thyl. st of
Harrissii(?), twee soorten van Phosco.onevs; de Kiang, Tselis maen des. In het
visch-huis zie ik in de Aquaria vele Astiar..., bijzonder schoon is Act.
crassiconius met doorschijnende tentakels. Ik zie hier ook eenen levenden
kleinen Amerikaanschen Limulus. Opde porte(?) kruipt dit dier zoo dat het schild
even als in Testedo der oude krijgskunst hoog boven dit dier uitsteekt. De oogen
zijn blaauwachtig wit de kleur van het dier is ook bijkans wit. Onder de vogels
zie ik Asterix(?) niet, welk dier sliep. Vele dieren waren om dezelfde rede
onzigtbaar. In de hokken was eene
soort van bedstede met stroo; waarin de meeste lagen te slapen. De Balaeniceps(?)
is graauwachtig blaauw de bek zwartachtig met witte strepen. Bijzonder schoon
zijn de
twee witte beeren. Ik rijd vervolgens naar Hydepark waar eene groote revue door
de koningin over de Riffle-corps gehouden werd (men verzekerde mij 26000 man).
Ik kon echter niets zien dan de hoofden der cavalerie, die het terrein bezette.
Een ontelbare menschen massa was op de been. Ik rijd naar het Royal Hotel terug,
's avonds bezoek ik de Surrev Garden, in gezelschap van twee heeren uit
Harlingen, die in mijn logement waren. Ik vind in hen en hunne conversatie
weinig behagen. De Surrey garden is zeer veranderd. Er zijn geene dieren meer.
Een nieuw gebouw is voor een theater .... ingerigt, waar gespeeld werd terwijl wij er waren ook waren er inrigtingen
om te schieten. (Rifïle-exercitia zijn aan de orde van de dag; overal ontmoet
men Rifïle men op de stallen, meest in grijze korte jasjes met rood afgezet.)-
De illuminatie bestaat in gasvlammen onder klokjes op den grond. Ik zie nog
eenige tijd naar het dansen, ’t geen op een groot cirkelvormig terrein van
planken rondom de orchesttent, die naar een torentje geleek plaats heeft. Tegen
tien ure keer ik in een cab naar mijn Hotel terug.
24 Juny (Zondag).
Ik begin de dag met in dit aantekening boekje te schrijven.
Vervolgens betaal ik mijne Rekening na ontbeten te hebben Het is Zondag en dus
stil op
de straten. Door Bradshard(?) misleid kom ik wel 2 uur te vroeg aan het
stationsgebouw Bishopsgate Street voor de spoorweg van de Eastem Counties. Ik
neem plaats eerste klasse en reis meestal alleen. Enkele personen komen in 't
begin op de wagen maar trekken bij het eerste of tweede station weder weg. De
weg loopt over vlak land, meest gelijk aan Holland of ook aan de omstreken van
Utrecht en Arnhem
* Wij passeren nog twee tunnels. De grond schijnt uit zand en keisteentjes te
bestaan. Ik kom tegen 5 ure te Cambridge aan na om 1 1/2 van Londen vertrokken
te zijn ( vracht 12 Sh.) Ik neem mijn intrek in the Buil Hötel *hier en daar
heuvelig; weiland en schoon geboomte.
wandel voorts wat door de straten, nadat ik een vrij matig diner bekomen had. Ik
treed in de Trinity Church en woon een avond dienst bij- de preek over de jongen
Samuel en Eli, was vrij schraal, ’t Gezang verkwikte mij door de schoone woorden-
Ik ga daarop naar Dr. Clark zoeken, die niet in Trinity college woont, maar in
in de Trumpington Street. Ik moet weder langs mijn Hötel terug en vind eindelijk
het huis geheel in de tuin gelegen Clark is een oud maar nog kras man met grijs
haar en kalen kruin enigszins gelijk aan van Teutem. Zijne vrouw is jonger en
elegant. Ik moet er logeren. Mijne koffer en andere bagaadje wordt uit den Buil
terug gehaald.
25 Junij.
Ik begin den dag wederom met aanteekeningen en met het schrijven van
een brief aan Jan. Met Profr. Clark ga ik vervolgens het Museum van Anatomy
bezoeken. Veel is hier in een' zeer morsige toestand. Skeletten van eenige
zeldzame dieren, een zonderling visch kop met knobbel aan het achterhoofd;
skelet van een Menoponia(?), koppen van Phocae, van onderscheidene zwijnen.
Menschelijke Anatomie niet veel.- Eenige schedels van rassen.- Physiologisch en
comparatieve collecties Vervolgens bezoeken wij het kabinet van palaeontologie
van Sedgewick in King’s College. Hier is een groot aantal van zeldzame dingen
vooral uit de omstreken van Cambridge uit de Greensand; fraaye
skeletten van Ichthyosaurus en een zeer groote Plesiosaurus; versteende
regendroppel enz.
Eindelijk zagen wij een collectie schilderijen die een geschenk van een Lord
Fitzwilliam waren en die in een schoon gebouw digt bij de woning van mijn gast
heer waren geplaatst. Dit Museum bevat eenige goede schilderijen. Al worden de
Venus van Titiaan met een mannenportret v Leci gecatalogiserd als Phil II en
Princes Eboli)
's middags komen eenige Heeren Prof. Miller (Prof in de Mineralogie) Wm Hopkins
een mathematicus en Dr Drosier aan de tafel. Het diner duurt wat lang Vermoeid
van den dag schrijf ik wat in het dagboek ongeschikt om mede te doen (vervolg
zie ...p 14)
26 Juny
Profr Clark brengt mij met een cabriolet naar het station. Daar de
spoorweg hier veel hooger ligt wordt het langs een trap naar boven gebragt. Ik
maak de reis met den Prof. der Hebr. taal van Cambridge Th. Jarrett. een man die
vol is van het denkbeeld om de uitspraak van het engelsch voor vreemden
gemakkelijk te maken, door gelijkluidende klanken uit andere talen aan te wijzen
Wij komen nu naar Londen in een veel kortere tijd door dien het een zoo genoemde
Expresstrein is. Groot is de afstand van de Bishopsgate Street tot Pimlico, het
Station van de Great Western Railwav. Dat gebouw 25)
is reusachtig. Ik moet hier geruimen tijd wachten. Eerst om 2 ure vertrekt de
spoortrein voor Oxford. Te Didcot vergeet ik mijn reiszak in de wagen, waarin ik
gezeten was. Men verlaat daar de wagens van den hoofdtrein die naar Bristol gaat;
er zou om getelegrafeerd worden Ondertusschen heb ik tot mijne spijt en groot
ongemak dien zak ’s avonds bij het naar bed gaan nog niet. In Oxford kwam ik
tegen 1/4 over 4 ure aan. Begaf mij naar de Town Hall om mijn biljet te bekomen
als Lid der Association, vond hier Profr. Phillips en Griffith, die mij naar
Acland bragt. Hier is het huis vol volks. Ik zou echter Aclands gast zijn, maar
logeer liever in eene door hem gehuurd kamer in de King's Arms Hötel digt bij
zijn huis. Victor Carus
27 (vervolg van p.25)
dien ik voor 3 jaren te Bonn had leeren kennen is meede hier. Ik keer naar mijn
Hotel terug om wat uit te rusten, waar ik een bezoek van Bamard Davis ontvang.
Ik heb vervolgens Thee bij Acland met een Amerikaanshen Physioloog Draper. Vrouw
en dochter en 's avonds is groote reunie bij Profr Phillips, die zijne wooning
heeft naast het nieuw gebouwde Museum een gebouw in bestemming niet ongelijk aan
het nieuw gebouw op de Ruine te Leiden, dat ook tot kabinet voor de nat. Hist.
bestemd. Onder de aanwezigen is ook eene zeer rijke jonge dame, waarvan ik meer
particularia verneem die belangrijk zijn. Het weder is slecht.(Miss Burdett
Coutte(?) 30.000 of 40.000 £....)
28)
27 Juny.
Ik wandel naar de Post om een' brief te zoeken. Van Matje vind ik een'
brief zonder veel nieuws. Ik ga na het ontbijt bij Acland waar ik en Prof Draper
uit New York en John Daws* vind met de laatste eenig boodschappen doen.
Vervolgens ga ik naar het station om naar mijn mantelzak te vragen. Niet gekomen.
Bijeenkomst van het committee. Kennis gemaakt met Thomas Bell, Sir William
Jardine en Owen ontmoet. Discussie over de vraag of er eene afz. sectie voor
Anatomie *gelijkt op zijn broeder Sir Humphrey Davys; hoezeer 70 jaar oud nog
een jong man. H Davys zoude nu 82 jaar oud zijn
en Physiologie zal zijn. Bij de sectievergaderingen zijn hier dames tegenwoordig,
't geen in Duitschland het geval niet is.
Om 4 ure wordt de British Association geopend. Prins Albert beklimt de
presidentsstoel en draagt het voorzitterschap over aan Lord Wrottesley.
Aanspraak voor Lord Wrottesley. Aanspraak van dank van de Graaf Derby chancelor
of the Oxf University, van Prof Whewel en van Prof Philips. Bij het uitgaan werd
ons het gedrukte Adres aangeboden, 's avonds is er receptie bij den Vice
Chancelor Lejeune in Pembroke college. Hiet ontmoet ik Sir Wm Jardine, wordt
door Owen aan den vice chancelor en aan Wrottesley voorgesteld.,zonderlinge gewoonte van de Dames om zich in kleine door een knecht getrokken
koetsjes naar de openbare plaatsen te laten brengen. Ongehoorde menigte personen.
Ik blijf kort, ontmoet bij ’t uitgaan Sclates en Hartland.
28 Juny.
Ik vind op de post een brief van Jan, ontbijt bij Davis in zijne
gehuurde woning in Shipstreet met v.Carus, ga vervolgens naar het Museum waar
onze sectie vergadert, maak kennis met I. Gwyn Jeffreys aan wien de British
Molluscs van Forbes zijn opgedragen. Ik hoor Carus in mijne sectie spreken over
den Septocephalen, dien hij voor eenen jongen visch houdt en geloof niet in het
systeem te moeten blijven. (Cepola, Vogmares?)
Ik zoek tevergeefs op het station naar mijn reiszak.
Ik schrijf twee brieven naar huis. Ik bezoek Gwyn Jeffries die mij zijne
teekeningen vertoont van verscheidene soorten van Teredo. Hij logeert Lincoln
College. Ik tracht eenige woorden over Teredo in 't Engelsch bij een te brengen.
Bij Acland dineren Profr deLaRive van Geneve en zijn zoon, de Heer Faire(?) ook
van Geneve en enige andere Sir Walter Travelyan en zijne vrouw, 's avonds is er
reunie in het Museum.
Hier ontmoet ik Lancaster, Wm Jardine enz. Het getal menschen is wederom zeer
groot, maar in de groote Hall kan men zich nog bewegen. Minder was dit het geval
in eene kamer, waar zekere Heer Ladd electrische proeven nam, electrisch licht
door groote inductietoestel in ledige ruimte glazen cylinder, allerhande kleuren,
violet, groen.
29 Juny.
Ik ontbijt bij Acland, ga naar de Geogr. Sectie, waar een stuk van Dr.
Livingston over Zuid-Afrika wordt voorgelezen. Daar ik het niet kan volgen ga ik
naar mijne sectie waar ik mede eene mededeeling over Teredo doe Ik verlies hier
mijn brieventas.
's middags eet ik bij Westwood buiten, waar Verloren gelogeerd is. Strimton(?)
en zijne vrouw Blackwall en Babington enz. 'S avonds Converzazione in het Museu
30.
ontbijt bij Wm Jardine in de Brase-nose College. Ik hoor Draper uit
Philadelphia lezen over de civilisatie van Europa, de geschiedenis van de volken
als kindschheid, jeugd enz. in den smaak van
Herders Ideën. Duidelijke en langzame voordracht. Benjamin Brodie spreekt eenige
woorden. Ik verlaat de zaal* en woon de discussie van den Bisschop van Oxford
niet bij. ’S avonds hadden wij eene soiree bij Daubeny in zijne woning in den
Botan. tuin, waar even als voor 13 jaren, zoo veele menschen bijeen waren dat
wij ons naauwelijks konden bewegen.
1 July Zondag.
Ontbijt bij Griffith in de Jesus-College Eerst ter kerk bij een
zekere Temple in de Mary-Church, vervolgens gewandeld van 4-5 Prayer in de
cathedral of Christ Church. 'S avonds van 7-11 diner bij Rollestone in de
Pembroke-college omstreeks 20 personen, Davis (Sharpey, Lubbork, Busk, Hant enz
♦bezoek in de Christ Church College de schoone verzameliong van de Anatomie
waarin preparaten van omithosi...tus, fraaye skeletten Asteryx krokodillen
visschen.
2 July.
Nog geene brieven, ontbeten bij Davis. In mijne sectie gesproken over
den Potto tamelijk goed ging het mij af
Promotie van delaRive Sedgewick en Wrottesley. Receit van een engelsch vers door
een student op John Franklin 's middags diner bij Acland. Mevr de la Rive
Mejufvr. deLaRive een zeer schoon en zoo het schijnt lief meisje.
's avonds wederom in het Museum, t begint eentonig te worden.
3 July
Ontbeten bij Acland. De familie de laRive vertrekt. Ik bezoek Bosworth
zie de schoone tuin achter Worcester-college met
waterpartijen, een waar park in grootschen stijl bezoek vervolgens de
schilderijen in het Museum in de Beaumont Street, waar vele teekeningen van
Rafaël en eentje van Michel Angelo. Om half 5 vertrek ik van Oxford in
gezelschap van William Jardine en Lubbock. Kom om half 7 te Londen aan en rijd
nog een half uur in een vigilante voor ik op de Blackfriars bridge aankom. Dat
is de schaduwzijde van het alleen reizen, dat men met zijne avond geen weg weet.
Ik ben geen liefhebber van alleen in een theater te gaan. Ik blijf op mijne
kamer en ga vroeg te bed
4 July.
's morgens vroeg naar de London Bridge gewandeld door de Upper Thames
Street. Twee schermvesten gekocht Vervolgens den ganschen dag bijkans
doorgebragt in het
Chrystal pallace, waarvan ik na het begin van het springen der fonteinen ten 5
ure 's avonds vertrok. Men rijdt voor 2 1/2 sh. heen en weer in den spoortrein
eerste klasse en heeft daarvoor ook den vrijen toegang. De toren, 410 trappen
hoog, wordt beklommen, doch het uitzigt is door nevelen beperkt.
5 July
’S morgens wandel ik naar de Westminster Abbey bezoek die overschoone
kerk met hare grootendeels door baldadige knapen beschadigde monumenten (* Ik
bezoek vervolgens het in 1850 nog niet voltooide parlements-gebouw, doch kon
niet
* schoolknapen van eene school van deze Abbey hebben vrijen toegang tot de kerk
en maken de beelden tot mikpunt van het
(dwars:)
in de kamers der Lords of in de House of commons komen. Vervolgens wandel ik
naar de James' park met zijne zwarte zwanen.
Ik bezoek eene tentoonstelling van nieuwe schilderijen in het huis van de
national gallery. Niet veel fraais
* Ik wandel vervolgens naar het British Museum waar Owen mij medeneemt om bij
hem in zijn huis in de nabijheid van Sheen. waar Thomas Temple gewoond had te
komen eten. Hij heeft hier een zeer aardig landelijk huis met schoonen tuin.
midden in' t park van Richmond, waar de koningin van Engeland hem eene vrije
woning gaf.
werpen hunnen boeken, gelijk Owen mij verhaalde.
*namelijk Chiromys op spiritus, die Owen zou ontleden. Ik verschil met hem in
opinie; hij houdt het dier voor een Lemuride(?).
6 July.
Ik bezorg een brief aan Jan, bezoek Quechett dien mij eene sp . .. op
eene rups groeijende geeft, Ik bezoek het bankiershuis van Glyn(?) en Mills ..
en neem 6 £ op.
Ik bezoek Burlington-house, waar thans de verzamelingen der Linnean Society
zijn.Ik werp een blik op eenige laden der Insekten. Lepidoptera. die
grootendeels nieuwe exemplaren zijn, terwijl de Linneaansche voorwerpen nu niet
meer te herkennen zijn, daar alle met nieuwe etiquetten zijn voorzien blijkbaar
met eene engelsche hand geschreven.
Carpenter en White Cooper (hoek van Br Street en Berkeley Square) worden
nutteloos door mij gezocht 's avonds wandel ik door de Regentstreet, bezoek nog
even
het Theater in Haymarket waar ik het derde bedrijf van eene comedie die
naar Indie tot onderwerp had bij woon.
Het theater is zoo vol dat ik bij het zomerweder door de hitte bijna verstik.
Nadat de farce uit was (half 10) moesten nog twee stukjes vertoond worden: maar
ik had geen moed die bij te wonen, en wandelde langs het Strand en de Fleet
Street naar Blackfriarsbridge terug.
7 Julij.
Ik begin den dag met adressen op te schrijven; bezoek dan het british
Museum waar ik Owen niet aantrof, maar bij Adam-White zag ik Bohema(?) uit
Stocholm- PrapittenesC?) twee exemplaren. Breede middelste boven snijtanden; een
witte streep dwars voor op het hoofd boven de ogen; staart kort. Ik bezoek
vervolgens Grant Euston Grove 2 bii Euston Square; vind hem niet te huis,
schrijf aan hem op mijne visitekaart; evenmin vind ik Sir Benjamin Brodie
Saville Row 14 die uit de stad was. Een portret van Brodie zeer gelijkend
gegraveerd naar eene Photographie, dat ik op het Strand zag, kon ik niet
afzonderlijk kopen, maar wel een geheel
stel van 26 portretten voor 2 sh. dat ik zeer weinig vind maar waar ik niet toe
kon besluiten. (Ik bezoek den boek verkooper Williams en Norgate Henrietta
Straat dit behoort tot de vorige dag). Ik bezoek vervolgens Paget in zijn huis(
ik had hem reeds tweemalen in het St Barth. Hospital vruchteloos gezocht) en
vind hem te huis; hij nodigt mij tegen 7 ure bij zich te eten. Ik ga naar
Blackfriarsbridge terug en bezoek in 't voorbijgaan de National Galleiy waar ik
eenige nieuwe schilderijen aantref. Na wat gegeten te hebben ga ik nogmaals naar
't British Museum maar tref Owen niet aan, die dezen dag niet in Londen geweest
was. Zeer vermoeid keer ik naar mijn woonig terug, en schrijf in dit dagboek
Ik dineer ten huize van Paget met Brown Sa.... Wij hebben eenen aangenamen avond.
Het huisgezin van Paget heeft eene grote aantrekkelijkheid. Een jongen zingt
zeer goed en een meisje speelt quatremains met hare moeder op de Piano.
8 July.
De vertrek per Batavia naar Rotterdam waar ik 9 July aankwam. De
overtogt leverde weinig belangrijks op. 's nachts was het vrij koud.