REIS NAAR STOCKHOLM ter gelegenheid van de VERGADERING DER SCANDINAVISCHE
NATUURONDERZOEKERS VAN JAN VAN DER HOEVEN
van 26.6 tot 26.7 1863
26 Junij
'S namiddags ten 1 ure uit Leiden vertrokken. Terwijl Mat en Kingma met
de kleine Anna Fangman, die bij hen gelogeerd was mij uitgeleide deed.
Bij Jan gegeten op den veijaardag van Anna.
'S avonds 7 ure 50 min. van Rotterdam vertrokken om 9 ure 35 m. aantekomen te
Utrecht. Het was op dien dag weer vrij drukkend geweest. Te Utrecht intrek
genomen in de Pays-bas bij Schrederhoff. Goed geslapen na de vermoeijenis zoodat
ik geene zwarigheid maakte
27 Junij
'S morgens ten 9 ure op den spoortrein naar Duitsland, waarop ik tot
Minden plaats genomen had de reis te aanvaarden. Veel belangrijk viel er op reis
niet voor.
Het weer was koeler dan de laatste dagen Tot aan Oberhausen had ik afwisselend
en somtijds tamelijk veel reisgezelschap Van Oberhausen tot Minden reisde ik
grootendeels alleen met een Franschman, die een grijze baard en kaal hoofd had
en veel naar een jood geleek, 't geen ik echter niet geloof dat hij was. Hij
verstond geen enkele syllabe Hoogduitsch zoo dat ik grootendeels hem tot tolk
moest verstrekken. Met nieuw genoegen zag ik de schoone streek die zich op de
laatste uren van de reis tot Minden uitstrekt waar bij het laatste station Porta.
de Weser zich tusschen het gebergte een weg baant. Van Minden, waar wij eenigen
tijd vertoefden en eene karbonad aten vertrokken wij nog om 9 ure of daaromtrent
naar Hannover waar wij 's avonds tegen half elf aankwamen. Ik nam weder mijn
intrek im British Hotel, dat even wel thans een nieuw logement is, hoezeer
dezelfde Gastgeber Esser nog steeds het eigendom heeft. Het nieuwe gebouw ligt
digt bij het station van den spoortrein waar buiten dien vele nieuwe huizen
gebouwd zijn
28 Junij.
Zondag. Ik ga in de Nicolaikirche dezelfde waar Leibnitz begraven ligt
(de steen ligt zoo wat midden in de kerk als men met den rug naar 't orgel en
met het gezigt naar de preekstoel gekeerd is aan de regterzijde)
Hoezeer de tekst reeds voorgelezen was, bleek het mij echter dat die uit de
woorden bestond. Weest barmhartig gelijk uw vader, die in de hemelen is,
barmhartig is.- Het was eene verstandige moraalpreek, zonder eenige verheffing.
Ik hoorde later dat de naam van den Predikant Höltv was; zijn Grootvader zou zoo
als de koster mij vertelde een broeder des bekenden vroeg gestorven duitschen
dichters geweest zijn. De Nicolai Kirche is niet vrolijk, noch zindelijk en de
zitplaatsen die men digt bij het koor heeft, met glazen deuren afgesloten geven
aan die kerk een eigenaardig aanzien. De predikstoel staat aan het eind van de
kerk. Later wandel ik door de stad bezie de groote Waterloo-platz met zijne
hooge kolom, op welker vierkant voetstuk de namen der officieren opgeteekend
zijn, die in het Hannoversche Leger dienden bij de veldslag van Waterloo. Links
is op een heuvel de buste van Leibnitz in eene rotonde of koepel met kolommen.
Nog eene andere kerk wordt door mij bezocht waarin ik de namiddag kerkdienst
hoor. Een zeer schoon gebouw inwendig in den smaak van den ouden stijl en
gesneden houtwerk gerestoreerd, en met levendig geschilderde glazen. Hier staat
de preekstoel in het midden. Ik weet niet regt of ik uit den zamenhang goed
gegist heb dat de
prediker I Petr. 1 vs 24,25 tot tekst had maar zali as de vergankellij het
onderwerp zijner rede. Hoe deze, reeds oudere predikant heette weet ik niet. Na
de godsdienstoefening wordt de zegen met een kerkelijk gezang door de predikant
gegeven, waarop het amen door de gemeente volgt.
Op de Georgenplatz voorbij het Theater is eene kolossale Statue van Schiller (Duitschlands
grootsten Dichter... van de stad Hannover) opgerigt in Mei dezes jaars op den
veijaardag van Schiller's Sterven Het beeld deed op mij den indruk van geel
koper. Het beeld is deftig maar niet bijzonder karakteristiek. De kleeding van
den tijd met mantel in de regterhand die neer hangt, houdt Sch eene stift.
Ik bezoek na den eten het nieuw gebouwde Museum in de Sophienstrasse waar eene
groote schilderij van Lessing Huss op den brandstapel bij Constanz voorgesteld
is met den Hertog van Beijeren te paard. Schoone groepen aan de linkerzijde van
deelnemende aanhangers des martelaars. Het stuk is meesterlijk gegroepeerd en
stil
van toon.- Daarna bezoek Droschki de tuin van Herrenhausen met zijn
groote palmkas, waarin het midden eene Livinstonia australis prijkt, wier stam
men in een diepe kuil ten deele heeft laten nederzinken. Eene andere Livinstonia
(chinensis) is minder groot De Victoria regia bloeide nog niet.-
29 Juny.
Ik verlaat Hannover om 9 ure en kom ten half 2 te Harburg aan. De reis
is vrij verveelend. Nergens ook houdt men aan de stations genoegzaam stil om
zich wat te kunnen verfrisschen of restaureren. De regen valt aanhoudend neder
tot 12 ure wanneer wij Luneburg voorbijrijden. In Harburg neemt men in een
Omnibus plaats naar Hamburg. Hier wordt ik in Hótel de 1'Europe opgenomen maar
zeer hoog geplaatst au troisieme no 111 terwijl ik bij Amold Esser te Hannover
rez de chaussé logeerde no 3. Eene zeer goeden table d' Höte voor 2 Mark (een
Mark is 12 Sgr.). Ik bezoek de Bleichen. waar ik in 1842 logeerde. Hier is ook
de Hamburger Vereinsbank. Het hotel d'Angleterre staat er nog maar de huizen aan
de overzijde, kapitale gebouwen, zijn reeds zoo vuil dat men ze niet voor zoo
nieuw zou aanzien. Overigens is Hamburg zeer schoon herbouwd. Op de post vind ik
hier geene brieven; zonderling dat er hier wel 9 postkantoren zijn, en dat de
brieven uit Holland hier op de stadpost moeten nagevraagd worden.
'S namiddags bezoek ik den eerst in Mei geopende en nog in aanleg zijnde zoolog.
tuin. Dr. Brehm den directeur ontmoet ik niet. Er zijn reeds tamelijk veel
vogels. Het terrein is zeer uitgestrekt In de nabijheid van deze zoologische
tuin ligt (buiten das Damm-Thor) een zeer uitgestrekte botanische tuin. Ik hoor
hier de nachtegaal nog zingen dat vrij laat is. Deze botanische tuin is openbare
wandeling en wordt van stadswege bekostigd. Wij zien in de nabijheid de
vrijwillige jagers van de burgerwacht exerceren en vuren, 't geen veel geraas
maakte, waarvoor echter- vreemd genoeg- de herten in de tuin niet gevoelig
schenen te zijn.
Cygnus a..tus, reigers Ciconia nigra enz. in de vijvers. Ik zie een
Sumatraansche tapier geheel zwart behalve de witte zoomen aan de ooren. 't Dier
was zeker nog jong.
30 Junij (Dinsdag).
Ik begin den dag met aan mijne dochter Kingma te schrijven.
Op de post geinformeerd naar brieven. Geene - Vervolgens rust ik eenige tijd in
de Alster Halen waar ik de schilderijen van 1842 die destijds de wanden
versierden niet meer zie. Ik ga naar de Vereins bank, waar men mij, op mijne
vraag om 25 Thlr, 33 1/2 Riksdaler Deensch betaald
Later bezoek ik het Museum van nat Hist. Er is een Aquarium waarin echter weinig
dieren zijn, ik zie een paar kleine Actiniën en een garnaal (C...ngon vulgaris)
't laatste is een lief diertje in zeewater. De collectie is niet groot, maar
bevat toch eenige skeletten, waaronder ook dat van de Giraffe. Voorts bemerk ik
onder de opgezette dieren twee Exemplaren van Chirconecter ('t eene zeer jong).
Deze naam is niet goed het is de Didelphys met zwempooten, die ik bedoel uit Z.
Amerika. Er zijn enkele fossilen, waaronder Ichthyosauren. Bij de ....cea zie ik
ook die van het Weener en Wetter Meer, welke Loven mij geschonken heeft
In de Bibliotheek, waar ik in de Leeskamer onder andere portretten die van
Reimanns, van den afgezant St...e: van Klopstock en van Villers opmerk. Onder de
boeken zie ik
Delv.... coquilles de la Marck, Dalvell rare and remarkable Animals en Power of
the creator. Een zeer vriendelijk oud man (Dr Ilsen) geleidt mij. Deze
Bibliotheek is in het zelfde gebouw waar ook beneden het Museum voor nat.
Historie is, en waar in het Gymnasium en de Real-Schule. Levenslustige jongens
loopen in een vrij oogenblik over de groote binnenruimte.- Een hevige regen,
waarop een enkele zware donderslag volgde dwong mij om een geruime tijd onder de
galerij aan den ingang van het gebouw eene schuilplaats te houden. Later bezocht
ik de beurs waar nog veel drukte was, en eene menigte bezoekers moeten geweest
zijn, die eene warme en benauwde lucht in de met glas overdekte ruimten hadden
nagelaten. In een der nevenruimten waren ook musschen bezig met op den grond te
springen en te pikken. De facade is deftig, vierkant, met drie vensterbogen ter
zijde en vier of vijf in het midden gedeelte dat eenigszins naar voren springt.
Voor de beurs is een ruim square met grasperken en geboomte.
hier volgt een slecht leesbaar stuk....
'S namidags om 6 ure verliet ik Hamburg en rijd in een Droschki naar Altona Op
den weg van Altona naar Kiel hadden wij zeer schoon weder en kwamen om half 10
in Kiel aan waar ik in het Bahnhof hotel mijn intrek neem, 't geen zich
onmiddellijk 't station omsluit.
1 Julij (Woensdag)
Het had 's nachts sterk geregend maar was weder. Ik bezoek
Prof. Behn, die digt bij woont zwakker. Ik bezoek vervolgens B..,
die buiten de stad Brunswijk woont waar hij een op een heuvel heeft laten
bouwen
Boi. .. mij niet aanstonds. Hij noodigt mij bij zich ten eten. Ik ga vervolgens
wederom
naar Behn. waar ik een... van eene nieuwe Delph zie door Reinhardt tot
Phomens crassidens ...Owen gebragt, met kleine vinnen en eene langwerpige
gedaante daarvan een het laatste was en eenigzins naar
een kalfsnier geleek op een steel bev.... ook het skelet had hij bewaard. Ik zie
.... groote menigte H.... schedels door Behn van zijne reis medegebragt. O...
schedels
met groot lang en gewelfd voorhoofdsbeen langs het achterste
gedeelte van de pijl
Behn heeft vele vogels uit Po etc.
Groote kop van Phoea leo
Vervolgens met Dr. H ector van Behn die thans 74 jaar oud is
het jongste 4 jaren is een aardige jongen. Het oudste meisje allerlieftst.
Mevrouw eene vriendelijk en innemend iemand. Erscheinung 's avonds met Behn en
B. .. op de Kieler bogt gezeild en van het Badehaus terug gewandeld onder
schoone en zware boomen. Bij Behn thee gedronken. Behns vrouw en een dochter van
Kiefer.
'S avonds om 10 ure ongeveer op de stoomboot naar Korsör gestapt spoedig gaan
slapen. Geslapen tot 2 ure 's morgens op het dek gewandeld zeer stille zee en
schoon opgaan der zon. Om 5 ure komen wij te Korsör aan. Hier eene niet zeer
uitstekende Wirtschaft Hotel Store Belten
Wij moeten hier in Korsör waar niets te zien is, twee uren stil blijven, vóór
dat de trein naar Kopenhagen vertrekt. Daar arriveren wij zoo omstrent 11 ure.
Ik neem mijn intrek in het Hotel d'Angleterre dat nu niet meer roodachtig
gepleisterd is, gelijk in 1842. De reis van Korsör naar Kopenhagen maakte ik in
een halfslapende toestand. Ik heb dus niet veel van het land dat wij doorreden
gezien, maar wat ik zag kwam met Holstein overeen, weilanden en graanvelden en
hier en daar geboomten, een vlak land, het groen zeer schoon en frisch.
Het schielijke reizen heeft voor een deel slechts weinig tijdwinst, want men
vindt zich na die lange soeza zoo vermoeid dat men niet dadelijk bij de aankomst
op de plaats zijner bestemming weder bezig en in beweging zijn kan. Zoo althans
ging het mij. Ik
moest mij scheeren, wasschen en kleeden en uitrusten. Ik doorwandel echter de
stad, die mij den indruk niet geeft van bloei of vooruitgang zooals Hamburg en
Kiel en zelfs Hannover. Ik schrijf een' brief aan Maria.
Na den eten wandel ik naar het Rosenberger Slot omgeven met eene kleine tuin die
binnen muren is ingesloten. Het is een zonderling gebouw van rooden steen met
een zeer hoogen Toren Rondom de wanden zijn zwarte (bronzen?) borstbeelden
geplaatst waarvan een Christiaan den IV voorstelt, de andere misschien
Romeinsche keizers, maar de toegang tot de onmiddellijke nabijheid van het
gebouw was afgesloten. In mijne morgen-wandeling zoo wel als in deze namiddag
wandeling had ik een groot gedeelte der stad doorkruistt Om 2 ure bezoek ik de
beurs. De zaal waar de kooplieden zamen komen schijnt nieuw gerestaureerd
geverwd in licht bruin als eikenhout Veel beweging was hier niet vooral wanneer
men aan de menigte op de ongelijk grootere beurs van Hamburg denkt. Men klimt in
deze zaal door eene helling van de - gelijk geheel Kopenhagen - slecht
geplaveide straat langs eenige lindenboomen. Het overige van het gebouw ligt
lager.
Bij dezen ingang is de gevel, die smakeloos is en 't jaartal 1624 draagt. Aan 't
eind der zaal hangen twee schilderijen in graauwe kleur met levensgroote beelden;
het eene tafereel heeft geloof ik op de handel, 't andere op den mijnbouw
betrekking. Het overige van de beurs vertoont zich als eene verzameling van
smalle spitse daken langs het kanaal. Over de Knippelsbro wandel ik naar
Christianshafen tot aande duitsche of Friedrich's Kirche. 'S middags naar de
Gothersgade wandelende om het Rosenberger Slot te bezoeken, ga ik langs die
Trinitatis Kercke met zijn hooge tot observatorium ingerigte toren en wandel
door het kerkhof dat ten o. daarvan ligt.
'S avonds (ik ging vroeg) naar bed werd ik gewekt door een zwaar onweder, met
veel regen, dat vooral om 11 ure tamelijk sterk en nabij was, maar tegen
middernacht ophield.
3 July.
Ik begin den dag terwijl ik mij tamelijk verfrischt gevoel met in dit
journaal wat neer te krabbelen, met een stalen pen als eene naald en logements
inkt, die dik is als schoensmeer. Het regent als wilde het heden niet ophouden.
Later hadden wij nog meer, hoewel minder hevig onweer en tusschen beiden drooge
buijen. Ik bezoek in een Droschki den chargé d'Affaires Rochussen. die evenwel
niet door mij werd aangetroffen en zich thans in Holland ophield. Daarna reedt
ik naar Forchhammer en Steenstrup, welke beiden in 't zelfde Hötel woonden.
Nörre Gade no 10. Steenstrup Rez de chaussée. Forchhammer op de eerste
verdieping. Alleen de laatste vind ik tehuis. Hij belooft mij eene plaats op de
stoomboot die Maandag naar Göthenburg vertrekt. Ik ontvang van hem eene carte de
visite photographisch portret. Hij wenscht een stuk thon, klei uit de
slijkvulkanen van Java. Ik bezigtig vervolgens de in die buurt gelegen Fruekirke
met Thorwaldsen's beeld...oeth Op het fronton is Johannes de Dooper voorgesteld
door groepen van toehoorders links en regts omgeven. Naast den ingang staan 2
kolossale bronzen beelden; aan uwe linkerhand David met eene Harp en eene rol
gezangen in de hand, aan uwe regter Mozes met eene tafel in de hand waarop
eenige der tien geboden (in Het Deensch!) staan geschreven.
Binnen in de kerk heeft men links en regts bij den ingang een Basrelief waarop
allegorische voorstellingen van de liefde Voorts de bekende groote beelden, zes
aan weerszijden, waarvan links Paulus, regts Petrus het digts bij den Christus
staan. Op Petrus volgt Johannes en dan Jacobus zijn broeder; dit laatste beeld
is bijzonder schoon. In neven kamers de consistorie is links een bas-relief dat
den doop van Christus voorstelt, regts een dat het avondmaal voorstelt met
staande figuren. Christus heeft een beker in de hand, Johannes is aan zijne
voeten geknield, Judas naakt het andere uiterste der groep uit en verlaat de
verzameling.
Ik wandel nog wat door de stad en bezoek vervolgens de post, waar ik twee
brieven vindt, een van Maria en een van Jan. Na den eten durf ik mij om 't
ongestadige weer niet ver van huis te verwijderen, maar wandel door de
Amalia-straat naar de Friederichs Platz met de vier Paleizen (Amalienborg). Hier
is de ridderstatue van Frederik V, door de Asiatische Handelmaatschappij 1771?
opgerigt Eene kolossaal zittende bronzen statue van Adam
Ik wissel 2 20 fros stukken en ontvang daarvoor 14 Thlr.. 12 skill. Ik schrijf
in dit joumaal.-
Oehlenschlager bevindt zich op de St Anna Plaats digt bij de Amalien-Gade.
4 July.
Verjaardag van Maria. Ik begin mijnen dag met het schrijven van een'
brief aan mijne dochter Mattha. Steenstrup bezoekt mij. Vervolgens bezoek ik
Kröyer in de Wilders gade eene armoedige wooning maar hij is omringd door eene
groote en rijke bibliotheek. De man ligt op een stoel en kan zich niet bewegen.
Een lange baard maakt hem bijkans onkennelijk. In een Droschki reed ik
vervolgens naar het Ethnographisch Museum Hier zag ik zeer veel dat mij
interesseerde en ik kocht den cathalogus. Met den Heer Herbst wierp ik ook een
blik op het Museum van Noordsche Oudheden. De schedels uit de steenperiode
bleken mij ver van gelijkvormig te zijn en sommige waren van grooten omvang en
ovaal eer doli- dan brachycephalisch. Intusschen waren zij op dezelfde plaatsen
gevonden. Bij allen
waren toch de orbitae min of meer d gelijk bij Tschuden. Ik zie hier ook
specimina van de Kjökkemeodinger en een stuk daarvan achter glas grootendeels
uit Ostrea e cardium edule en Buu... undatum bestaande.
Het museum Thorwaldsianum ligt achter het Christiansborgerslot en is na Th's
dood opgerigt die alle zijne kunstschatten aan de stad Kopenhagen gelegateerd
had. Het is zonderling in Egyptischen stijl gebouwd, van buiten bruin
geschilderd met groote beelden die scenes uit Th's leven voorstellen.
Na den eten ga ik met een stoombootje dat naar Elseneur vertrekt tot Bellevue
bij Taarbek in Dyrehaven. De stoomboot voer reeds af toen ik er op stapte.
Grooter gedrang en volte heb ik zelden op een boot gezien Men kon niet zitten;
en er werd ten overvloede nog muziek gemaakt. Er was vrij veel wind op zee. Bij
Bellevue werden omtrent een veertig-tal passagiers afgezet in twee booten en wij
werden naar het Strand geroeid. Hier liep ik eerst onzeker rond, doch een
bejaard Heer dien ik in 't Hoogduitsch toesprak, had de vriendelijkheid mij met
zich te nemen op eene wandeling door het schoone bosch na dat ik eerst met hem
in eene groote tentvormige koffijhuiszaal van het Badhuis bij Taarbek gegaan was
in bruin rood en wit gestreepte kleuren inwendig geschilderd.
Het bosch bestaat uit groote eiken en beukenboomen hier en daar door
uitgestrekte grasperken afgewisseld, waarin eene troep herten graast. In de
verte toonde hij mij het Jagtslot op eene hoogte liggende. Bij het afscheid
vroeg hij mijn naarn. Wij wisselden onze kaartjes Hij was een Heer F Kietz.
koopman in Koppenhagen die hier in deze streek een zomeroptrekje had, wij
ontmoeten later nog zijne familie die uit een oude vrouw en aardige dochter
bestond, welke beide echter weinig duitsch konden spreken. Kietz zeide mij van
een russisch-poolsche vader en engelsche moeder te zijn. Met een omnibus van
Taarbek die om half 8 vertrok keerde ik naar Kopenhagen terug. De straatweg
loopt digt langs het strand en is er digt bij Taarbek tot Bellevue slechts
eenige schreden van verwijderd. Aan de andere zijde van de weg liggen vele
landhuizen, meest net, doch in zeer verschillende trant gebouwd en geene van
bijzondere omvang Het weder was zeer schoon geworden. De zee vertoonde zich
donkerblaauw. Tegen negen uur was ik in Kopenhagen terug.
5 July.
Ik begin den dag met in dit Dagboek te schrijven. Daarna ga ik naar het
Koninkl. Museum van natuurl. Historie, waar ik met Profr. Reinhardt de fossile
beenderen van Lund bezie. Sonilodon in zeer groote schedels met 2 kiezen (diast...tusschen de canini en kiezen) smico enz. Icticvon f..te Dicotyli enz.
Ik bezoek vervolgens het Museum van Thorwaldsen. In de midden... is het met
klimop bedekte graf van T. Ik vertoef hier nagenoeg 2 1/2 uur. Daarop begeef ik
mij weder naar het natHist. Museum Ik zie den kop (schedel) van Balaenicaps, die
R. van Weenen bekomen had. Skelet van Canis juba... slanker als van een wind-hond
met dunne lange beenderen ffemur. os enz) Eene Gee..soort met oogleden, door
Peters reeds beschreven. Zeer vermoeid kom ik in mijn Hotel terug.
Na den middag ga ik met een Omnibus naar het slot Frederiksberg. De wagen was
propvol; ik was de eenige mannelijke persoon overigens vrouwen en kinderen Ik
bezoek het slot dat er weinig pragtig uitziet, eene groote binnenruimte heeft,
witgepleisterd, met geboomte omgeven. Voor het paleis op den weg daast een
jongen met rooden broek en blaauw buis, bruin, klein en zwartharig (een
laplander?) met een lier. Het bosch dat tegen over het slot ligt is eene der
schoonste wandelparken die ik immer zag, met groote linden en beukenboomen en
hier en daar heuvelig. Een achtkante hooge toren moet een schoon uitzigt op de
omstreken geven, maar ik vind den toegang gesloten Een weinig verder dan het
slot is eene kleine zoologische tuin,
hoofdzakelijk met vogels, eenige papegaaijen uitgezonderd, sche, waaronder
vooral roofvogels en zwemvogels en eene menigte verscheidenheden van hoenders,
en een paar apen.
Ik wandel den weg terug naar Kopenhagen een klein uur gaans. Men komt eerst door
eene groote voorstad Westerbro, dan op de straatweg, aan welke aan beide zijden,
breede voetpaden zijn met groote lindenboomen.
Digt bij de stad ligt de tuin Tivoli, waar muzyk gemaakt wordt, waar vele
koffyhuizen restoratie's en winkels zijn mallemolens draayen, rutschbanen zijn (montagnes
russes), koordedansers of gymnastische kunstenaars hunne toeren vertoonen.
De toegang kostl Mark (1/3 Bank Rigsdaler). Ik bezocht dien tuin voor een klein
half uur voordat ik in de stad terugkeerde.
6 July.
Ik was gisteren laat in slaap geraakt niettegenstaande ik vermoeid was
en mij vroeg ter rust had begeven ja misschien juist omdat ik zoo vermoeid was.
Ook is mijne kamer in 't Hotel vlak boven de hoofdingang en 't gedruisch der
wagens die in het Hotel inrijden duurt tot 12 uur.
6 July 's morgens om 11 ure begaf ik mij naar de stoomboot Orion. Het was er
zeer vol. In no 6 had ik een slaapkajuit in welke enge ruimte nog twee andere
moesten deelen. Prof. Carlson en Blomstreng Ik maakte op de boot kennis met
Worsaae, een man met zwart haar en donker bruine oogen zeer levendig en
vriendelijk, met Lütken met een blonden baard en bril- hoevele naturalisten zijn
myopisch- met een predikant Hog uit Kopenhagen een vriendelijk lang man, met
Manta, een doctor, staatsraad uit Kopenhagen, enz. Ook met Schiödke vernieuwde
ik mijn kennismaking; ik had hem vóór 21 jaren mede ontmoet. Onze reis was zeer
voorspoedig en het weder schoon, terwijl men gestadig nu in grootere dan in
geringere afstand de bergen der Zweedsche
kust ziet Hi waar Tycho Brahé's observatorium was. De nacht werd van 10 tot 2
ure door mij in mijne kajuit doorgebragt De zon ging zeer schoon op, maar digt
bij Gothenburg terwijl wij tusschen de menigte kleine rotsige eilanden
heenvoeren was er een zware morgennevel Gelukkig dat die niet vroeger was
ingevallen. Wij hadden dan Gothenburg niet bereikt en den dag aldaar moeten
doorbrengen. Thans doorwandelen wij in den vroegen morgen tusschen 4 en 5 ure de
ruime straten der schoone stad. In het stationsgebouw staat een collation gereed
7 July.
Wij verlaten om 6 ure Gothenburg en bereiken om 8 ure Stokholm. 14 uren
op een spoorweg en dan na eene nacht op eene stoomboot. Hoe zeer vermoeid was ik
toch in staat althans nu en dan iets van het schoone landschap te zien.In mijne
wagen
zaten Eschricht Reinhardt Worsaae en een stafarts met zijne vrouw te Marberg
aten wij zeer verward en in haast Anders hadden wij niet veel verkwikking De weg
loopt langs de met altijd durend groen bekleede heuvels en bergen en nu en dan
heeft men het uitzigt op meeren waarin zich de hemel en de bergen als in een
spiegel afschilderen. In het stationsgebouw te Stokholm verneem ik van Prof.
Abelen dat ik bij de Heer Enequist ingekwartierd ben. Ik vind een vriendelijken
langen man die goed Engels spreekt. Om half elf begeef ik mij ter ruste.
8 July.
Ik ontvang 's morgens een' brief van Matje van 1 July. Schrijf aan Jan
en vervolgens in het dagboek. In het Hotel la Croix haal ik mijne kaart vind
eene invitatie van de staatsraad Malmster om bij hem 9 July te dineren en maak
terloops kennis met den Heer Leljeborg
Om 2 ure werd onze eerste algemeene bijeenkomst gehouden. De koning en zijn
broeder waren daarbij tegenwoordig. Wij vereenigden ons in een groote zaal in de
la Croix Hotel Brunkebergstorv. De President Maamsten een goed mathematicus naar
ik hoor, een klein en krachtig man met grijze haren, sprak deze Redevoering uit
over de geschiedenis der natuurkundige wetenschappen, waarvan ik meer verstond
dan ik eerst vermoed had. De materialistische inzigten van den laatsten tijd
werden daarin tenslotte krachtig weersproken. Ik werd aan den koning voorgesteld,
die mij tegen vrijdag bij de koningin uitnodigde. Ma femme sera charmée de vous
voir Vervolgens sprak ook des Konings broeder mij aan. Hij is een zeer lang man;
beiden waren in het zwart gekleed met twee decoratiën van grootkruisen (Seraphine
orde en Danebrog?) Na deze vergadering breng ik mijn brief aan Jan op de Post;
een vriendelijk jong mensch wijst mij daartoe de weg (Lille Nveatan i Staden).
Hij brengt mij vervolgens weder terug naar Bem's Salong in het Berzelii park,
waar ons diner gehouden werd.
Ik zie nu dat de jonge man ook eene kaart als Lid der vereeniging had, die hij
bij het gebouw uithaalde, maar mij tevens beduidde dat hij geen toegang voor het
diner bekomen had. Ik vind bij mijne aankomst het diner reeds aangevangen.
Abelin had evenwel eenige open plaatsen gereserveerd en ik werd nu nevens den
generaal Wrede een der leden van het Comité geplaatst, terwijl ik aan de andere
kant Prof Nilsen had, evenwel nog door twee ledige plaatsen gescheiden. Daar ons
Diner reeds verder gevorderd was, werden aller deze plaatsen nog weder ingenomen
door Dr Djörup en zijne vrouw die ook van Kopenhagen de reis met mij gemaakt
hadden. Wrede, die ik reeds in 1842 had leeren kennen was zeer mild met de
champagne. Verscheidenen mijner bekenden, Boeck, Steenstrup, Reinhardt Sundevall
bragten mij een toast toe, zoo dat ik vrees dat ik wel wat veel champagne
gedronken heb. Ik bleef hier nog tot 8 ure wandelde vervolgens in het park dat
naar Berzelius genoemd is en waar een zeer schoon bronzen standbeeld van dezen
verdienstelijken man is opgerigt. Berzelius is met een grooten mantel bekleed en
houdt het hoofd eenigszins naar beneden gebogen. Na nog eenigen tijd in de stad
te hebben rondgewandeld waarvan, evenwel het slechte plaveisel alle genot
wegneemt, begaf ik mij naar mijne woning terug. Hamngatan 14, en weldra naar
bed.
9 July.
Ik begin den dag met in dit dagboek te schrijven. Na het ontbijt neem ik
een warm bad digt bij de Norrbro. Het was mij een vreemd verschijnsel dat een
dienstmeid bij het ontkleeden bleef en nog eens terugkwam toen ik geheel
ontkleed reeds in 't bad was en mij vroeg of zij helpen wilde. Ik vernam later
dat dit zoo de gewoonte is en dat vele van die hulp gebruik maken 't geen
bestaat in stevig borstelen, 't geen men meent dat de poren te opent. Bij
Homerus worden de helden ook door maagden gewasschen Intusschen waren dit
waarschijnlijk andere exemplaren van de vrouwelijke Homo sapiens. Na het bad ga
ik naar de post Lille Nygatan en vind een brief van Jan. Ik bezoek daarop de
Zoologische Sectie, waar Prof. Bohema over Insekten van de noordpoolstreken
spreekt, en verlaat die vergadering met Prof. Nilson
voor de Geologische waar wij Prof Blomstreng zoo geloof ik is zijne naam (hij
was mijn reisgenoot van Kopenhagen) over Niobium en Tantalum sprak. Nalatiger en
onbehagelijker vorm van spreken hoorde ik niet veel.
In de algemeene vergadering, welke door Prins Oscar werd bij gewoond, werd eerst
door den Director Borg van het blinden-instituut een' blinden voorgesteld, die
las uit een boek met verheven letters, vervolgens een blinde en doofstomme, die
op eene globe door 't gevoel de werelddeelen onderscheidde, en met teekens de
letters der namen opgaf. Daarna sprak Prof. Forchhammer over de Geologie van
Denemarken, Prof Faye over de wetten der geboorte (Sussmilch) enz en Lovén over
de Fauna van Wener en Wetter en over de vroegere verbinding van de Bothnische
Golf met het noordelijke gedeelte der zee boven Europa.
In het huis waar ik gelogeerd ben is een wenteltrap in de eerste kamer van brons
waarmeede men naar een hooger vertrek gaat. Dat fraaije kunststuk heeft groote
en puntige knoppen die naar beneden uitsteken. Tegen een dier knoppen stootte ik
stevig mijn hoofd kort voor dat ik naar het diner van den staatsraad Melmsten
moest gaan. Het bloedde vrij sterk. Ik was in t begin daarvan zeer geschrokken
en meende dat het gevolgen had kunnen hebben. Intusschen het had zulks gelukkig
niet. Ik maakte op het Diner wat een mal figuur, daarmede liep alles af. Na de
afloop van het diner ging Prof Stein met mij en onderzocht de wonde; hij
verklaarde dat ik niets te vreezen had en ik ging gerust naar bed.
10 Julij.
Ik begin den dag met in dit dagboek te schrijven. Vervolgens ... ik
met een droschki naar mijn bankier waar ik 120 Hamb Mark opneem. Daarna ga ik
tot 12 ure naar de zoologische Sectie waar Mörch over de ka... en de morphologie
van Pteropoden en Cephala poden, Malm over Visschen aan de kust van Gothenburg
Reinhardt over slangen spreekt
Ik begeef mij vervolgens naar de Fredgatan en koop eene decoratie van de
poolster voor mijn rok. Daarna rust ik uit in mijne woning het is zeer warm.
Ik was ten 4 ure ten hove genoodigd en begaf mij met rijtuig derwaarts ten 3 ure.
De weg naar Ulriksdal is zeer schoon, langs heuvels met denne en sparreboomen
begroeid; en in de nabijheid van het slot zijn zeer zware lindeboomen. De koning
kwam mij voor het paleis tegen in een zomerkostuum met grijze hoed en gaf mij de
hand. Ik wachtte vervolgens eenige tijd in een antichambre der Koningin, waar
eenige schilderijen (meestal van mindere waarde hingen) Eenige hofdames
verschenen Ik werd aan Gravin Hoon voorgesteld, naast welke ik aan tafel zitten
zou.
De koningin verscheen weldra met de kleine Princes Zij heeft blond haar en is
myopisch, knijpt daarbij hare oogen digt toe; hare figuur is rijzig en schoon
maar haar gelaat door zeer vooruitstekende (kunst)tanden in de bovenkaak
werkelijk niet aangenaam.
Aan tafel bleven wij slechts kort. Horchheimer en champagne werd gediend Een
pikzwarte Negerknaap van Congo stond steeds achter 's Konings stoel. Bedienden
in uniform, eenige met zeer groote regt opstaande pluimen op den chacot dienden
achter tafel.
Na den eten werd koffïj gepresenteerd en de koning gaf mij een sigaar; hij
wandelde met mij vervolgens achter het slot zette zich op een bank neder en
sprak over intrekken van ene Nederlandsche Ambassade in Zweden, 't geen hij
zeker niet aangenaam vond, maar waarvan hij lugchte, meenende dat dat later wel
weer hersteld zou worden. Vervolgens toonde hij mij de bovenvertrekken van het
slot, waar in vele oude meubelen zijn bij een gebragt en de zalen in een
antieken smaak zijn ingerigt. Oostersche en vaderlandsche wapens van vroeger en
latere tijd, zijn daar vereenigd, en van deze wapenverzameling is eene catalogus
gedrukt met gelithograph. afbeeldingen, die de Koning mij geeft. Hij geeft mij
ook zijne photographie, carte de
visite enz.
Om half zeven uren kwamen de genoodigden, waartoe al de vreemdelingen die het
Scandinavische congres bij woonde behooren in drie stoombootjes aan. Ik zag nu
ook mijn vriend Davis voor 't eerst, die eergisteren te Stokholm was aangekomen.
Daar ik veel met de koningin sprak en haar zulks verhaalde, verlangde zij dezen
engelschman te zien. Ik had dan het genoegen hem aan haar voortestellen. Nadat
wij eenigen tijd op het terras gestaan en thee gedronken hadden; bezichtigden
wij het slot, langs de twee trappen van het portaal opklimmende in statige orde
of liever in gedrang. Ik had dat alles nu reeds gezien en trachtte met den Heer
Scharling te ontsnappen. Met hem wandelde ik een eind weg buiten de naaste
omheining van het slot onder het hooge geboomte; wij spraken bij een fontein;
staande over Oersted, vervolgens over Natuurphilosophie, over het Godsbegrip enz.
Jammer dat zulke gesprekken wederom spoedig moeten worden afgebroken. (Scharling
is Prof. der Chemie in Kopenhagen, broeder van een Prof. in de Theol. aldaar, en
gelijkt veel op Groen v. Prinsteren)
Wij hadden vervolgens een aan drie tafels aangerigt souper, waarvan ook de
Koning, de Koningin en de hofdames gebruik maakten, terwijl de koningin de
vriendelijkheid had met mij een glas champagne te drinken, 't geen ten
aanschouwe van zoovele gasten een zeer sterke indruk op de aanwezigen scheen te
maken. Zonderling genoeg dat de kleinkinderen van Bemadotte het fransch niet
beter spreken. Zij zijn in het Noorden opgevoed. Zweedsch is hunne moedertaal
geworden en hoogduitsch spreken zij beter dan het Fransch. A la santé de votre
patrie was zeker al een zeer zonderling toegebragte toast van Prins Oscar Malem
van Gothenburg, Berg van Stokholm
Met het schoonste weder keerden wij in de stoombootjes naar Stokholm terug waar
wij tegen middernacht aankwamen.
11 July.
Ik schrijf een brief aan Mat en begeef mij vervolgens met een Droschki
naar Kongsholm Handverhara Gatan no 3 in het Carolinska Instituut naar den Baron
v.Düben. Ik zie de collectie van schedels van Retzius welke eenige honderden
zweedsche schedels bevat maar anders niet bijzonder rijk is. Er is en skelet van
eene Laplandsche reuzin 6 voet 61/2 duim engelsch hoog. Ook de overige anat.
verzameling zag groot skelet Elephanta africanus Goed skelet van Cervus
meaacacerus wordt bezigtigd. In de sectie van Anthropologie sprak Steenstrup
over de steenperiode. Het duurde vrij lang en de warmte verjoeg mij In het
Bureau onzer zamenkomst ontmoette ik den jongen Retzius eenen innemenden jongen
man.
Daarna reed ik met mijn gastheer naar Hasselbokken eene restauratie in de
Diergaarde. Wij namen echter eenen langen omweg door schoone eiken en andere
boomen beschaduwde wegen. Na den eten was ik in huis teruggekeerd slaperig, maar
lees wat in den Bijbel en schrijf in het boekje. Ik verlang zeer naar brieven
van huis.
12 July.
'S ochtends om 9 ure voeren wij af naar Grypsholm De stoomboot
Telegraaf voer van Ridderholm af door nog twee bootjes vergezeld waarin personen
waren die ons naar Gripsholm wenschten te geleiden. Het weder was zeer schoon en
langs en tusschen menige eilanden kwamen wij tegen 12 ure te Gripsholm aan
bezochten eerst het daarbij gelegen kleine stadje Mariensted. en de eenigszins
duistere en met enkele oude schilderijen voorziene kerk, die op eenen heuvel
ligt. De huizen van Mariensted zijn alle van hout. Het geel geverwde stadhuis
draagt met gulde letteren op de kroonlijst de inscriptie Curia urbis Mariae
Langs een pad met wilgeboomen van ongemeene sterkte tusschen grasvelden komen
wij in Gripsholm. 't gebouw is uit roode baksteeneen opgetrokken Het hoofdgebouw
vormt een ronden toren, waartegen hooge vierkante vleugels zijn aangebouwd. Door
eene oude poort kwamen wij eerst in eene voorste ruimte waar twee lange op de
Russen eenmaal veroverde en met russische inscriptiën voorziene kanonnen lagen.
In
het Slot zijn eene menigte schilderijen, grootendeels portretten van Zweedsche
koningen en staatslieden, maar ook van andere vorstelijke personen, b.v. van
Marie Antoinette ten voeten uit met den Dauphin en Madame. Kinderen tusschen 4
en 7 jaren aan hare hand waarschijnlijk geschilderd omtrent 1786.- In het
torenvormig hoofdgedeelte des gebouws vormen de vensters kleine kamers, daar de
muren zeker meer dan 8 voet dik zijn, waarin voor 4 rijen schilderijen van
gewone grootte, levensgrote portretten kniestukken plaats is. Het Theater met
vergulde kolommen, en spiegels versierd, waarop ook Gustaaf de Hl zelve speelde
bevindt zich hoog in 't gebouw. Het tooneel was open en vertoonde een rustieke
wooning van binnen. Eenigzins terzijde daarvan was een ronde enge gevangenis
waar Erik XIV opgesloten was. Men zag op de muren bij het enge venster de
indrukken van elboogen waarp de gevangene zich steunde om uit het venster naar
de vrije natuur of naar lucht en wolken te zien.
Na dat wij braaf vermoeid waren van het zien der very indifferent pictures (ik
moet nog de portretten van Linnaeus, de Geer, Grile enz. vermelden), rustten wij
wat uit in den tuin en namen om 3 ure ons diné champêtre, helaas staande. Er was
al te veel gedrang. Ik herinner mij niet dat zulks in 1842 zoo was. Toen ik mij
wat verzadigd had en in 't gras nederlag hoorde ik dat Dr. Malm uit Gothenburg
op mij een toast had uitgebragt. Men drong mij te antwoorden. Ik deed het zoo
goed ik kon in het Hoogduitsch
In de stoomboot keerden wij om 6 ure terug. Ik sprak hier met Z. Exc. den
opperhofmeester Gvldenstotpe. die op mijn gezondheid dronk. Van vele werd ik
toegesproken, die verklaarden uit mijn Handboek veel geleerd te hebben, een Dr.
Sandake die het in Egypte bij zich had, was daardoor in staat gesteld geweest de
daar levende dieren gemakkelijk te bestemmen. Hij gaf mij zijn photogr. portret
carte de visite. Laat (om 9 ure) kwamen wij te Stokholm terug, dronken aan de
Norsbro nog sodawater met frambozenstroop en ik begaf mij om 10 ure naar bed
13 July.
’S morgens vroeg begaf ik mij met mijn gastheer naar het Park van het
Carolininska Institut waar de buste van Retzius onthuld werd. Behalve de
president van het Gezelschap van Geneeskundigen die de aanspraak hield werd door
een gezelschap jonge menschen gezongen, en dit gezang werd afgewisseld door en
gezang dat Lovén zeer schoon voordroeg. Militaire muziek (blaasinstrumenten)
lieten aan het begin en op 't einde zich hooren. De buste van Brons staat op
eene ronde eenvoudig zuil met het opschrift Andreas Retzius
Tehuis gekomen vind ik een brief van Matje en moet te huis blijven omdat mijne
laarzen ('t eenige paar dat ik meebragt) reparatie behoeven. Ik gebruik daarvan
mijn tijd met aan Jan te schrijven. Daarna ga ik naar de zoologische sectie waar
ik Profr. Boheman aantref met wien ik naar het zool. Museum ga, dat grootendeels
vergroot wordt Het ligt aan 't einde der Drodtningsgatan. Hier zie ik de nieuwe
localen en in het oude gebouw de zaal waar de Acad. der Wetenschappen bijeenkomt
waar de portretten van Linnaeus, Thunberg en Berzelius enz hangen. Met Bohema
werp ik een blik op de entom. verzamelingen. Bohema toont mij de C.sideën enz.
Van de Kaap is
hier natuurlijk veel- (Chrv.op cocenti.s 5 is zwart) soorten van Manticora Ca
enz.
Bohema woont (in de buurt van 't Museum) zeer goed. Van hem ga ik naar de alg.
vergadering, blijf er slechts kort. Scharling hoor ik spreken over koffij, Thee
en chocolade
Ik bezoek vervolgens mijne woning en schrijf in dit boekje
Wij aten in Bem's Salony Berzeliipark, waar ik nevens Nilson aanzat. Om 6 ure
voeren wij in een stoomboot naar Upsala, waar wij eerst laat om middernacht
aankwamen.
De vaart is schoon langs bergachtige kusten over de Maelar, waarin de Fyresa die
door Upsala stroomt zich ontlast. Het laatste gedeelte van den togt gaat door
deze rivier Fyresa. Wij varen voorbij het oude Sietuna. Overal waar eene
enigzins belangrijke bevolking is of een slot of zomerhuis staan de bewoners aan
de vensters of op den weg om ons met wuivende hoeden en witte zakdoeken en een
luid Hoeah te begroeten. In sommige plaatsen worden geweren of kleine kanonnen
afgeschoten. Eene digt bijeenstaande bevolking omringt ons bij het aankomen als
door eene kring, en met een gezang der Upsala-Studenten worden wij begroet,
terwijl eenige stervormige illuminatien op den weg zijn opgerigt. Mijn gastheer
Prof. Sundevall, Prof. der Anatomie en jongere Broeder van de Stokholmschen
zooloog weet zich met mij en mijne medegezel Prof Boeck uit Christiania een
korteren weg door de menigte te banen en wij bereiken zijn woning aan de Fyresa
waar wij door zijne vriendelijke vrouw begroet worden en waar eenig avond-eten
brood, gebak, Thee, salade visch en gerookt vleesch voor ons gereed staat. Om
een uur begeef ik mij naar bed en slaap kostelijk na den langen en vermoeijende
dag.
Hetgeen mij vreemd voorkwam was het dienen der Huisvrouw die bijkans niet zat.
In mijne slaapkamer die aan die van Prof. Boeck grenst was een gedeelte der
boeken van mijnen gastheer waar ik Hastings boek over het Mikroskoop en mijn
Handboek, duitsche uitgave zag.
14 July.
'S morgens ontbeten wij met de twee jongste zonen van Sundwall, en een
Prof der Physica uit Stokholm, klein en gebocheld en met een zwarten baard, die
behalve Boeck met mij in het huis van Sundevall gelogeerd was. De oudste der
twee jongens van S. had een gezwollen knie, en wandelde op krukken. Wij wandelen
in den grooten tuin achter het huis van S. en zoeken en vinden Persiohvllus.
gelijk ook Reaumur's Aphis A....S. De lindenboomen zijn met honingdauw van Aphi..
overdekt. Na in het Anat. Museum rondgewandeld te hebben bezoeken wij de
gebouwen der universiteit de zaal van den Senaat, de kerk met Monument van
Gustaaf Wasa en de Fresco schilderijen van Sandberg, de beenderen van Erik den
Heiligen in een kistje met groene zijden lappen, die zich voordoen als salade.
De derde of vierde halswervel is doorsneden. De schedel is bruin en glad. Het
Monument van de Geer waar Equite in plaats van Equiti staat, (de andere woorden
zijn in den dativus). Het grafgesteente van Linnaeus ligt digt onder het orgel
en op korten afstand daarvan zijn monument (in 1798 zoo ik meen opgerigt). In
het gebouw waar de zool. verzameling is, ontmoette ik Lilseborg enz. De
zoogdieren zijn slechts weinig beteekenend Van Lemuriden Stenops Gracilis en T..sius
spectrum.
In het anat. museum waren goede preparaten ook schoone skeletten, Struthis
camelis, Python bivi..atus. In datzelfde gebouw bevinden zich vele schilderijen
en een groot kunstkabinetje in Ebbenhout met vele kastjes en laadjes, geschenk
van Neurenberg aan Gustaaf Wasa.
Ik bezoek den tuin van Linnaeus waar aan een ingang regts de woning van Linnaeus
is.-
Upsala heeft wijde straten die hoofdzakelijk in vier rigtingen op de groote
markt bijeenkomen. De bevolking is 9000 menschen. Op een heuvel ligt het van
rooden steenen opgetrokken slot waar de Landshöfding (Gouverneur) Hamilton woont
met wie ik kennis maak, een jong mensch van innemend voorkomen met een zeer
regelmatig eenigszins bruin gelaat. Digt daarbij is de Bibliotheek, waar ik in
de lange bovengallerij den codex Argenteus en het dagboek van Linnaeus zie Ons
diné werd in de nabijgelegen botan. tuin, in de oranjerie, gehouden. Zitten
konden wij niet.
Upsala’s studenten zijn ijverig bezig met dienen. In den tuin was eene tribune
waarop nog eenige heeren klommen om aanspraken te houden Prof Fries werd na
zijne aanspraak op een stoel rondgedragen op de schouders van studenten. Ook mij
wilden zij alzoo in triomf ronddragen nadat ik op aanzoek van sommigen gesproken
had, 't
geen ik echter niet wilde toestaan. Om half zes verlieten wij Upsala en voeren
Skokloster met zijne vier torens (een wit gepleisterd gebouw digt aan de kust)
voorbij, waar men eerst voornemens was zich nog op te houden In Stokholm kwamen
wij net tegen 11 ure terug.
15 Julij.
Ik begin den dag met in dit boekje te schrijven Vervolgens ga ik
Fachingerwater drinken in een Brunnen In....tning op de plaats voor mijn huis en
ga naar de zoologie sectie Hier hoor ik over het tiendeelig stelsel van maten en
gewigten eenige adviesen, vervolgens spreekt Prof Schiödle over de algemeene
vorming der Arthhropoden en een Magister Malmgren over de Fauna van Spitsbergen.
Ik verlaat de sectie en bezoek Sundevall of liever ik zoek naar zijne woning en
geef na die gevonden te hebben een kaartje af. Daarna bezie ik de
Riddarholmskirkan waar de ridderwapens hangen van al de leden van de Saraphinen
orde; ook Napoleons wapen. Het graf van Banner van Led..s van Gustaaf Adolph,
van Carel XIII, van Bemadotte enz. In de Grafkelders de lijken van Oscar van
zijne moeder, van den jongen prins enz, rood fluweel met goud. In de Rustkamer
in Bunkenbergshotel zie ik vervolgens de kleedingstukken van Gustaaf Adolph, van
Karei XII, de zwarte grove hoed met een koperen knoop en een gat in de rand,
zijne immense stevels. Het balkleed, bruinachtig grijze zijde waarin Gustaaf IV
op een maskerade 1792 vermoord is. Het hemd van Gustaaf Adolph aan de regter
schouder verwond, met bloedvlekken, de wieg van Karei XII, en rijkvergulde
groote .. .slede en het paard opgetuigd waarop G.Ad. zat, toen hij bij den slag
van Lütze verwond werd. Een kanon van leder.
Ik schrijf vervolgens in dit boekje. De laatste (afscheids)maaltijd werd in onze
gewone zaal in 't park van Berzelius gehouden. Prins Oscar was daarbij
tegenwoordig. Het gedrang was groot 269 personen namen aan deze maaltijd deel.
Toasten begonnen reeds kort na de soup. Ook werder veel gezongen en gedronken.
Hoezeer ik wel geloof dat vele den toasten (skol..) goed waren, ik verstond ze
natuurlijk slechts zeer gebrekkig, zoo vond ik de toast verbazend lang en
emphatisch. De dwaze menschen beelden zich in dat zij met glazen wijn te drinken
de wereld hervormen kunnen, door wenschen en woorden, en dikwerf heft een toast
iets van een strafpredicatie of van een profetisch wagtwoord.
Ik had de dwaasheid om mij van mijne vriendelijke gastheer te scheiden, daar men
voor mij aan 't hoogen eind der tafel eene plaats had, en zat nu naast een Heer
van der Maasen chargé d'Affaires eerstelijk secretaris van Legatie van den
deenschen koning, en eenen stadsrath (Herr StadtsRadet Bredberg. Een jong blond
man, commandeur van de Poolster-orde. Na afloop van het diner ga ik voor eenige
oogenblikken naar het huis van Prof. Nilsson. dat in de nabijheid ligt; hij
geeft mij zijn portret (carte de visite) en twee stukken van zijn werk over de
bronzenperiode der oude bevolking van Zweden.
16 Julij.
Ik schrijf eenen korten brief aan Mat, poste restante naar Baden.
Vervolgens
breng ik dien brief naar de post en zit een weinig uitterusten in het koffijhuis
onder de Norsbro, waar ik vriendelijk wordt toegesproken door den Capitein Oscar
von Knorring dien ik reeds herhaalde malen (ook in Ulriksdale) had gezien. Hij
geleidt mij naar het Antiquiteits museum, maar brengt mij eerst naar den tuin
die op een terras achter het paleis gelegen is, en waarin de koning met de
koningin wanneer hij het paleis bewoont gewoonlijk elke morgen eenige
oogenblikken wandelt zoo dat de bevolking hem zien kan. Het Museum ligt in de
nabijheid Skeppsbron no 2. De directeur (Riks Antiquarie) Hildebrand geleidt mij
vriendelijk rond. Ik besteed aan dat bezoek wel een paar uren. Vele steenen
wapenen en werktuigen van verschillenden aard, overblijfsels uit de bronzen- en
uit de ijzerperiode. Ook andere rariteiten van vroegeren en lateren tijd. De
commandostaf van Gustaaf Adolph bij den slag van Lützen enz.- De oorijzers onzer
landslieden en boe waren reeds in de bronzen
periode bekend. Hildebrand bezat zulke spiraaldraden, zonder te weten waartoe ze
dienden, voor dat hij Holland gekomen deze dingen aldaar gezien had. Schoon in
zilver gebonden en met kleine robijnen gesierd aandachtsboekje van Christina van
1648. Ik ga, na dat alles gezien te hebben naar huis, om in mijn dagboek te
schrijven. - Ik heb geen brief uit Holland en vrees dat ik er nu geen hebben zal
vóór dat ik in Kopenhagen gekomen ben.
Om half drie verlaat ik de stad om met mijn gastheer Enequist en een Heer Hoppe
en zijne vrouw uit Koppenhagen in Hasselbacken te dineren. Wij bezoeken Manilla,
een blinden- en doofstommeninstituut, waar wij eenige proeven zien van de
vorderingen der kweekelingen, twee lezen en een rekent voor ons; Vele zingen.
Het merkwaardigste is echter een jong mensch van 18 jaren, die op zijn zesde
jaar door eene hersenontsteking zijn gezigt en gehoor verloren heeft Hij geeft
op teekenen te kennen dat hij verstaat dat ik uit Holland ben. Zijne opleiding
heeft hij vooral onder de doofstommen ontvangen.- Wanneer ik in Koppenhagen kom
moet ik niet vergeten Hoppe te bezoeken.
17 July.
Vertrek van Stokholm; groot aantal van passagiers en andere personen,
die om afscheid te nemen in de wachtkamer zijn Hier verscheen ook Prins Oscar in
lichtgrijs reiscostuum en mengde zich in het gesprek. Het regende veel, dat van
den anderen kant dit voordeel had dat wij nu niet van het stof te lijden hadden,
gelijk bij de inreize. In mijnen wagen zijn Djörup en zijne vrouw, Reinhardt
Steenstrup. De Prins aan het station gekomen, waar hij moest afstijgen kwam nog
aan onzen wagen om door het portier met ons te spreken en ons een hand te geven.
Tegen 11 ure kwamen wij te Gothenburg (Göteborg) aan, waar de Heer Tog, Prof.
Boeck en ik onzen intrek namen in de Gotha Kellve. In de verte bliksemt het. 'S
nachts veel regen.
18 July.
Ik wandel 's morgens door de stad die beter bestraat is dan Stokholm en
veel welvaart vertoont. Op een vierkant plein op de hoofdkade staat een
standbeeld van Gustaaf Adolf. op dat plein ligt het fraaije beursgebouw en het
raadhuis. In het O.Ind. huis is het Museum dat ik vervolgens bezoek. Hier vindt
men allerlei vereenigd. Het gebouw dient tot eenen soort van expositie van
allerlei fabricaten en werktuigen. Sommige winkeliers of liever werktuigkundigen
en fabricanten huuren gedeelten van het gebouw om er hunne waren en
voortbrengsels te exposeren. Ook ziet men in een der zalen vele schilderijen,
waaronder echter weinige merkwaardig waren. De bestuurder van het zool. kabinet,
Malm, dien ik in Stokholm had leeren kennen vergezelt ons; mij en Prof. Boeck
vervolgens en toont mij vele merkwaardige zaken Aan de eene zijde derzelve zijn
al de inlandsche dieren geplaatst, aan de andere is eene algemene collectie van
dieren gerangschikt, waaronder vooral vogels en insekten vrij belangrijk zijn.
In het huis van Malm was ook Morch, de bekende conchylioloog van Kopenhagen, die
met Malm aan de fossilen vooral co..gliën van de Krijtperiode (van Bohuslau?)
arbeidde. Een hermaphroditische haring zonderlinge meening van Malm, dat deze
monstruositeit tot de tweelingmonsters zou behooren. Die opvatting is gezocht en
verklaart eigenlijk niets het is slechts eene andere uitdrukking van het factum
en behalve dat eene naauwelijks verdedigbare stoute hypothese Maar met Malm is
niet te disputeren; ook met Morch niet
Dwars over de tekst geschreven:
Malm bezat in het Museum eene soort van Pleun...tes, die door verwonding zoo het
schijnt een stuk van de kop verloren had waardoor het bovenste oog nu regts en
links kon gebruikt worden Die Pleuronectes vertoonde geene witte zijde, maar was
aan beide zijden gekleurd; had ons waarschijnlijk met beide zijden beurtelings
gezwommen of wel met den rug naar boven 't geen naar mijne meening
waarschijnlijk is
Wij eten zeer familiair bij Malm Met zijnen zoon een lieven bescheiden jongen,
die
eerstdaags student zou worden begeef ik mij naar het kantoor van den stoomboot
Sa..., die 's avonds na aankomst van den spoortrein uit Stockholm van Gothenburg
zou vertrekken maar er is op die boot geen enkele plaats meer te bekomen. Ik
moet dus besluiten met Princes Louise een noorweegsche boot uit Christiania te
vertrekken, die ’s ochtends of beter 's nachts te 2 ure van Gothenburg zou af
varen Wij wandelen lang, al te lang in de schoone tuin die bij de stad ligt en
Malm legt een bijzonder gewigt er op dat wij zijnen ventilatie toestel in de
Orchideen-kast zien, waar door verwarmde lucht (door gisting van paardenmest en
organische stoffen) waarin een ijzeren pijp ligt te weeg gebragt wordt, die
boven in de kast uitkomt terwijl een andere pijp op eenige afstand loodregt naar
boven stijgt, die van onder gespreid is en digt tot den grond
reikt. Een nieuw stelsel van ventilatie; waar de uitstrooming aan plaats heeft
dat
Malm ook door verwarming der kagchels in vertrekken heeft toegepast Eindelijk
raken wij van den verpligtenden maar vermoeij enden Malm af en voelen ons Prof.
Boeck en ik gelukkig zermalmt wie wir sind in de Götha Kellase wat uit te rusten,
na nog wat avondkost genoten te hebben
19 July
om 1 ure stond ik op en wandelde met mijne trouwe reisgezellen Boeck en
Fög naar de aanlegplaats der stoombooten. Reeds was hun vaartuig, zijne
Excellentie Holm zoo ik geloof aangekomen waar mede zij naar Christiania zouden
vertrekken. Terwijl wij aan de kade stonden kwam echter ook Princes Louise aan
en nu wilden mijne vrienden mij niet laten vertrekken voor zij mij op de boot
gebragt hadden en wel verzorgd wisten hun vaartuig zou later vertrekkea Ik kon
geene kooi bekomen en moest op een sofa aan de wand rusten. Prof. Boeck was nog
vooruitgeloopen om met zijnen landsman de kapitein te spreken, maar het hielp
niet. Een Dr Blix uit Christiania, die zich op de Boot bevind en op reis was
naar Hamburg werd mij door Boeck voorgesteld 't Was een zeer beleefd jong mensch
met intelligent voorkomen In t eerst sliep ik wel, maar later hadden wij in de
Oostzee of het Kattegat veel van de omstuimige zee te lijden, zoo dat ik nu en
dan misselijk werd, hoewel het niet tot braken kwam. Ik bleef bijkans tot 12 ure
zoo wat liggen en had geen lust iets te eten. Om mij te wasschen moest ik naar
beneden gaan en mij in een slaaphokje dringen, daar er geen andere waschplaats
was dan in deze kooijen. Een vriendelijk parijzenaar toonde mij de weg.
Om 2 ure dineerden wij op de boot. Het water was nu stiller geworden. In ons
gezelschap waren Worsaae. Diörup met zijne vrouw, Liljeborg van Upsala met zijne
vrouw en nog een paar vroegere reisgenoten. Tegen 4 ure kwam ons groot en ruim
schip te Kopenhagen aan; t ging te diep om tot aan de wal te komen; met bootjes
werden wij aan wal gebragt. Ik laat mij per droschki naar het Hotel d'Angleterre
brengen, waar ik eene kleine vrij goede kamer bekom; ik wandel na een kop kofïy
gedronken te hebben door de stad en vind op de post een' brief van Jan van 12
Julij.
20 Julij. Maandag.
Ik schrijf een' brief aan Jan. Vervolgens bezoek ik Prof.
Steenstrup en bezie met hem het Museum van nat. Historie der Universiteit, 't
geen slechts klein is voor gewervelde dieren maar daarentegen; rijk aan
Conchyliën (de verzamelingen van Tessin, Spengler, Chemnitz, zoo dat er van de
originale exemplaren van Car. Linnaeus en Chemnitz beschreven hebben hier nog
aanwezig zijn) Rijk is de verzameling van Salpen, waarvan de twee vormen,
concatenala of aggregate en Simplex) van deze soort aanwezig zijn ook in
Cephalop..en is de verzameling zeer rijk. Doorschijnende vormen en Cranchia.
Groote cephalopoden.
Het originaal exemplaar van Gronovius van Ana ...mus bij Mormyri Lucenariae en
vele ander acalophen en .ydiomedusen.
Doorschijnende Crusthaceen waar men het zenuwstelsel kan zien
Groote verzameling van losse beenderen in laden. Het gelijknamige been (b.v. os
,u..i) van een genus op kaartpapier gehecht, even als pans fluitjes. Dit noemde
Steenstrup zijn alphabeth; 't diende hen namelijk om de beenderen en
beenfragmenten inde Knökkenmödinger te onderkennen. Bij de vogels zou voor al 't
os coracvid. m goede resultaten geven Groote menigte van varkensschedels. Het
wilde zwijn verschilt van het tamme; de tegenwoordige varkens in Denemarken van
de vroegere. Groot skelet van Cervus Alies. Afteekening van een Molen, waar bij
Kjökkenmödinger Bos firontatus en longfrons misschien o en o van dezelfden soort,
sexueel verschil in het achterhoofdsgat bij Bos (smaller en hooger bij ö.)
Ik wordt door St. bij zijn gezin binnen geleid. Zijne vrouw is klein en
oudachtig; zijne schoonmoeder eene hoogbejaarde vrouw; zijne jongste dochter
Johanna een lief blond meisje van 10 of 11 jaren; zijn oudste zoon, die dit jaar
student zou worden had weinig dat hem aanbeval. Zonderling is het dat de Deenen
niet althans eene enkele taal behalve de hunnen met gemak leeren spreken, enkele
geleerden uitgezonderd. Dit maakt voor een' vreemdeling de conversatie ook met
hen die duitsch spreken in gezelschap of in de familie k... gedwongen.
Ik bezie met Steenstrup nog de verzameling van Eschricht, die in een
kelderachtig donker locaal onder het Universiteitsgebouw als in een Magazijn
opgestapeld staat. Daar op bezoeken wij het eerst het sedert een paar jaren
voltooide gebouw de Akademische Bibliotheek, dat een enkele lange gallerij is
met twee rijen van bogen, waar in in nissen de boeken geplaatst zijn, hoogst
eenvoudig en daarbij goed verligt en door zijne uitgestrektheid en hoogte
imposant. Men toont nu eene menigte oud noordsche manuscripten een wetboek der
Uslandsche republiek en een in Runen schrift nedergeschreven boek. Onder de
Runen letters is er een die op een vork gelijkt. Steenstrup verstaat dat schrift.
De bibliothecarii vertoonen mij een zoo even ontvangen eerste stuk van een werk
over Orania germanica van Ecke
Na den eten, aan tafel ontmoet ik een Prof. in de regten uit Dorpat Bulmeringt)
met zijne vrouw, ga ik naar de Post, maar vind geene nieuwe brieven. Ik bezorg
den mijne aan Jan, Wandel door de stad, zoo ver de regenvlagen het toelieten;
bezoek den Heer Hoppe dien ik niet tehuis vond (hij was van zijne Zweedsche reis
nog niet terug) In mijn Hotel teruggekeerd lees ik wat in Murray's Handbook for
Northern Europe en bestudeer het plan van de stad Koppenhagen zoo goed ik kan.
21 July. Dinsdag.
Ik begin den dag met in dit boekje te schrijven.
Bartsch. Catalogus raisonnné de toutes les estampes qui formes 1'oeuvre de
Rembrandt. Vienne 17971 n 76
no 1941 p. 168 studiebeelden
152 le Perse Rt 1632 Chapeau omé d'une plume etc
139 Juif a grand Bonnet B 133
Daarna om 4 ure ga ik naar de Privaat-bank Privatbanken 1 achter de beurs, waar
ik 40 Mark Hamburgsche opneem 26 Rsd. 5 Mark. Men laat mij hier vrij lang
wachten Daarop begeef ik mij naar de Gravurenverzameling, welke in P...dsen
Palais achter het koninklijk slot gelegen is. Ik vind hier schoone gravures; een
plaat avant la lettre van Müller naar de Madonna de San Si... van Rafaël. Ik
bezie eene portefeuille met etsen van Rembrandt; de bovenstaande etsen herinner
ik mij zelve te bezitten Men toont mij een landschap met drie boomen waarvan
eene andere proef (la seul epreuve (sic), waar de linker achtergrond en de lucht
onafgewerkt is en verder 3 platen met zeeschepen van Bakhuysen, waarvan men het
nadere niet weet. Op de eene ziet men eene vlag met een wapen van een blaashoom
(Tromp); informeren wanneer ik terug ben. Daarna bezoek ik de antiquarische
verzameling. Deze is slechts klein De rangschikking is chronologisch. Prof.
Thomsen is weder druk bezig met alles te verklaren. Een bronzen beeld van Marcus
Aurelius (?) met een later toegevoegde mantel van marmer. Ik bezoek eindelijk
het zoologisch Museum in de nabijheid, en
zie met Prof. Reinhardt de mammalia. Hij toont mij een opgezet dier dat uit
Madagascar afkomstig is en dat hij niet kon tehuis brengen. Het is Otolicones
crassicanda.. Ie grand Galoeeo. Reinhardt heeft zes levende exemplaren van
Svrraptes. die ik vervolgens bezie. Een schoon skelet van Bab. Mysticientas met
de baarden.
Ik bezoek vervolgens Steenstrup dien ik niet te huis vond en Forchhammer met
wien ik sodawater dronk. Daarna ga ik naar mijn Hotel om te dineren en mijne
Rekening te betalen. Na den eten ontvang ik nog een bezoek van Profr Liljeborg,
die mij zijn portret geeft. Om 7 ure vertrek ik met den spoortrein naar Korsör.
Het landschap is grootendeels vlak, hoezeer men in het westen nu en dan in de
verte heuvelen ziet. In mijn wagen zit de Heer Vallöe, Prosector te Kopenhagen
dien ik vroeger reeds onder de aanwezige deelnemers aan de Vergad. te Stokholm
ontmoet had en die bijzonder vriendelijk was. Hij beloofde mij een hart te
prepareren gelijk ik dat van Ibsen geprepareerd gezien had in het museum
anatomicum te Stokholm. Wij passeren w....rs, Roeskilde waar een fjord of bogt
van het kattegat is, Ringsted, waar wij eenige tijd stilhouden en Söröe. Voorbij
Roeskilde is veel schoon hout. De geheele streek doet aan Gelderland denken.
Tegen 11 ure kwamen wij te Korsör.
Woensdag 22 Julij.
Op de stoomboot hadden wij weinig ruimte Ik sliep zonder mij
te ontkleeden in de kajuit. De zee was nog onstuimig, het weer slecht, bij onze
aankomst te Kiel (6 ure 's morgens) regende het bij stroomen. Ik begeef mij naar
het zelfde Hötel dat ik op de heenreize betrokken had en na mij wat gewassen en
ook geschoren te hebben, nam ik een ontbijt, terwijl ik in de tusschen ruimte in
dit dagboekje schreef.
Hoe vermoeid ik ook was, bezocht ik Profr. Behn en gaf hem het door mij
meêgenomen exemplaar van de Ontleedkundige Aanteekeningen over den
cryptobranchus Hij wilde met mij eten. Ik was echter blijde dat het uur van de
Table dTiöte dit niet toeliet daar ik indedaad te vermoeid ben om weêr nieuwe
vermoeienissen op mij te nemen. Ik denk om 6 ure naar Hamburg te vertrekken voor
den eten wandel ik nog een eind weg den straatweg op, die eene voortzetting van
den hoofdstraat der stad is, tot op eenigen afstand waar een heuvelachtige
boschrijke grond het uitzigt beperkt. Langs den weg liggen vele nieuwe, en
sommige fraaije huizen. Er staat een steenen monument naar eene pomp gelijkend
Fredericus V ha..
viam ste
...onleesbaar stuk...
Er zijn vele visschen een zeer groote Thvmus vulgaris. een groote kop van
Polyodon in spiritus De mineralen zijn slecht en bestoven. Eenige Lepidopl...die
zeer verkleind zijn, een colcoptera zijn geexposeerd Men vindt eenige goed
skeletten uit
alle klassen, Ichtthyota en Pent.... onder de fossilen (van W....berg).
In het voorportaal van het gymnasium hangen de portretten der twee broeders
Wolff In de laatste kamer der verzameling van het Museum zijn eenige curiosa,
ethnographische en antiquaria Verder een zeer groote schedel van Baluena myst...tus,
een schedel van Hyneroodon ...atum een naar mijn schatting meer dan 14 voet
lange onderkaak van de cachelot. 'S namiddags naar Hannover. Moeijelijke en
lange rijweg naar Harburg met overvaren en stoombootjes Gevaar van het
struikelen der paarden bij het uitgaan uit de vaartuigen
24 July Hannover.
Wandeling door de stad. ruiterstandbeeld van Ernst August (dem
Vater des Vaterlandes Sein dankbares Volk.) in Huzaren-uniform. Het paard is vol
beweging, dit beeld is geplaatst op het nieuwe plein bij het stations-gebouw 'S
namiddags vertrek ik naar Emmerich om 2 ure 21 minuten. Te Emmerik kwamen wij om
11 ure 's avonds aan Reisgezelschap onder anderen een Rus, die goed fransch
sprak. Even voorbij de Porta Westphalica eene badplaats Rheda ?, waar vele
paralitici
in wagentjes, naar den trein zitten te kijken
In Oberhausen een landgenoot ontmoet Schokker expert voor schepen voor
Assuradeurs te Amsterdam
25 July.
'S ochtends door Emmerik gewandeld, dat op eenige afstand van het
station van den spoortrein ligt. Het stadje is grooter dan ik dacht en telt drie
kerken.