Publicatie nr. 24 van de Stichting Groninger Orgelland
U kunt donateur worden indien U zich opgeeft bij het volgende adres:
Stichting Groningen Orgelland
Per adres A.H. Veening
Havenweg 48
9982 ED Uithuizermeeden
Telefoon: 0595-413518 of 0595-571869
Vraaggesprek met de Groninger orgelmaker Bernhardt H. Edskes (Zwitserland) over de
betekenis van Arp Schnitger rond 1700, over de contacten en de werkwijzen van Schnitger
over wetenswaardigheden en restauratiebenaderingen sinds de Arp Schnitger-herdenking van
1969 en over het Arp Schnitger-orgel in Mariana in Brazilië.
Betekenis van Arp Schnitger en de totstandkoming van zijn
orgels
Hoe groot was de betekenis van de orgelmaker Arp Schnitger in zijn tijd (eind 17e en
begin 18e eeuw)?
Arp Schnitger kunnen we een Europese orgelmaker noemen. Hij heeft in de instrumentenbouw
een internationale rol gespeeld, net zo alt Bach in de muziek. Je hebt orgelmakers die
lokaal, regionaal of nationaal bekend zijn geworden, bij Schnitger is dat geheel anders.
Schnitger heeft als geen andere orgelmaker een wereldreputatie opgebouwd omdat hij bij de
belangrijkste landen van de toenmalige muziekcultuur hoog stond aangeschreven en orgels
daarheen exporteerde. Hij heeft niet alleen in Noord-Duitsland, in een grote kunststad als
Hamburg, maar ook in grote Hanzesteden als Lübeck, Stettin, Flensburg en Bremen orgels
gebouwd. Het gebied strekt zich uit tot de Nederlandse kust via Groningen tot Den Haag
waar in 1695 een huisorgel voor Hernn Gebhard (een belangrijk politicus) geleverd wordt.
Maar we weten ook van andere landen. Bijvoorbeeld in Rusland leverde hij in Moskou twee
orgels, o.a. één in 1691 voor Tsaar Peter de Grote, een belangrijk figuur in de Europese
cultuur van die tijd. Deze orgels zijn helaas niet bewaard gebleven voor zover we weten.
Ze geven wel een beeld van de positie en de bekendheid van Schnitger. Hij bouwt orgels
voor Portugal, Spanje en Engeland om maar enkele te noemen. Een heel bijzonder voorbeeld
is wel het orgel in Mariana in Brazilië, dat wij binnenkort restaureren. Dat is wel een
heel unieke ervaring, dat je daar aan de andere kant van de wereld voor een Arp
Schnitger-orgel staat. Het geeft aan wat voor wereldfaam Schnitger had, een faam als geen
andere orgelmaker ooit bereikt heeft denk ik.
Hoe komt Schnitger dan aan die opdrachten uit andere landen? De communicatiewas toch heel anders dan wij die kennen?
Wij hebben een overvloed aan informatie en daarom gaat er ook
veel door die 'over-cummunicatie' ten onder, of wordt niet eens gebruikt. Kijk maar
hoeveel reclame in de prullenmand verdwijnt. Maar hij Schnitger waren het hele gerichte
contacten via de juiste multiplicatoren. Daar was bijvoorbeeld het grote
vierklaviers-orgel in Zwolle dat hij in opdracht kreeg: een zeker koopman uit Zwolle,
waarvan we de naam niet weten, ging naar Hamburg. Maar hij ging niet alleen om zijn handel
te drijven. Deze koopman was er tevens op uit gestuurd om culturele contacten te leggen
tussen Schnitger en Zwolle. Er was in Zwolle een groot legaat voor een orgel beschikbaar,
en daarvoor wilde men het beste van het beste realiseren. De koopman heeft de link naar
Hamburg gelegd en Vincent Lübeck bezocht, de toen wel belangrijkste organist in Hamburg,
organist van het grootste orgel ter wereld. Lübeck was een grote vriend van Schnitger en
een Schnitgerkenner. Hij schrijft in Flensburg (in het archief aldaar bewaard gebleven)
dar hij Schnitger in Hamburg dagelijks heeft gevolgd hij het maken van de orgels. Deze
Vincent Lijbeek, de belangrijkste organist, componist, leraar en adviseur, schrijft naar
Zwolle: Arp Schnitger is eigenlijk de grootste en beste kunstenaar die je voor dit orgel
kunt krijgen. In Groningen gingen de contacten rechtstreeks via de mensen van de cultuur,
de mensen van de grote steden, de regenten, en de landadel die vertegenwoordigd was in de
stad door een secretaris. Degene die hierin de belangrijkste rol heeft gespeeld was Henrik
Piccardt. Deze Piccardt was een kunstliefhebber, bespeelde diverse instrumenten, was zeer
belezen en bereisd. Deze man vertegenwoordigde de gehele Groningse landadel in de regering
van stad en ommeland. Hij had zelf een huisorgel van Arp Schnitger, één van de eerste in
Groningerland, op zijn kasteel 'Klein Martijn' in Harkstede. Dit orgel bestaat niet meer
maar we weten ervan. Hij liet zelfs een kerk bouwen in Harkstede waarin ook een
nieuw orgel van Schnitger werd geplaatst. Hij was betrokken hij de ombouw van het grote
orgel in de Martinikerk, enzovoort. Via zulke lijnen speelden de contacten in Groningen
zich af, en had Arp Schnitger de meest directe introductie naar de Groningse landadel.
Hoe ging Schnitger een dispositie samenstellen voor een orgel
in een kerk die hij niet kende? Kwam hij zelf kijken?
Er werd niet blind een offerte gestuurd. Schnitger bezocht eerst de kerk. Hij
leverde een schetstekening waarvan er diverse bewaard zijn gebleven. Dat zijn schetsmatige
tekeningen met inkt getekend, met daarop meestal de hamburger voetmaten aangegeven. Dat
werd begeleid met een offerte, een voorlopig bestek. Het bestek werd omgeschreven in een
contract om er duplicaten van te maken die ondertekend konden worden om daarmee de
opdracht te verstrekken. Het ging altijd gepaard met een onderzoek van Schnitger
ter plekke. We weten onder meer dat hij meerdere dagen in de Martinikerk in Groningen
verbleef om in het bestaande orgel te kijken, en het te bestuderen: wat moet en kan ik
hiermee, hoe kan ik hier een optimaal groot concept naar mijn inzicht realiseren.
Bij de levering van de orgels kwamen de windladen en andere
onderdelen van Schnitger uit Hamburg. maar hoe zat her mee de orgelkassen?
Schnitger en zijn mensen bouwden inderdaad het gehele binnenwerk. De orgelkasten, het
snijwerk en de versieringen kwamen meestal van schrijnwerkers en beeldhouwers ter plaatse.
In Hamburg waren dat de gebroeders Precht en anderen. In Groningen bouwde de latere
stadsbouwmeester Allert Meijer, een vriend en vertrouwenspersoon van Schnitger de
orgelkassen. Meijer tekende ook wel kassen voor Schnitger. De tekening van het
viermanualige orgel voor de Der Aa-kerk, die bewaard is gebleven, is een tekening
van Allert Meijer. In Uitbuizen zijn alle bestekken met Allert Meijer en Jan de Rijk
bewaard gebleven. Meijer stond in contact met Jan de Rijk, één van de topbeeldhouwers
van die tijd. Hij voorzag alle kasten van snijwerk. Het personeel van Schnitger kwam met
de windladen, andere onderdelen en het pijpwerk dat gedeeltelijk klaar was naar de kerk.
Ter plekke werden alle onderdelen gemonteerd in de orgelkast die dan reeds klaar stond.
Bepaalde Schnitger in zijn bestekken welke houtsoort gebruikt
moest worden bij de bouw van de orgelkas?
Ja, er wordt altijd vermeld dat de kas van het fraaiste wagenschot- eiken gemaakt moet
worden. Wagenschot is een bepaald eiken dat kwartiers gezaagd is, met staande jaarringen,
zodat er de minste werking in het hout zal optreden en het de mooiste structuur heeft. Dit
was het beste dat in de bonthandel te krijgen was. Dat verlangt hij ook voor de delen
binnen in het orgel (laden, balgen enz). Maat daarnaast is het ook een prijsvraag geweest.
Zo zijn in Noord Duitsland veel kasten van het goedkopere naaldbomenhout te vinden. Iets
dat wij van Schnitger in het Groningerland helemaal niet kennen.
Hoe werden de onderdelen en pijpen getransporteerd vanuit
Hamburg naar de plaats van bestemming?
Het transport ging normalerwijze per schip, dat was de beste manier om zware lasten te
transporteren. Als er een beetje wind was kon men zeilen en het orgel ideaal
transporteren. Ook omdat een orgel gevoelig is hij transport was dit toendertijds
de beste manier. De normale waterwegen die werden bevaren waren vanuit de haven van
Hamburg direct de Noordzee op en in geval van Groningen langs de kust boven de eilanden
langs, het Reitdiep binnen, direct naar de stad Groningen. Het Reitdiep was een open
verbinding vanaf de Zee tot aan de spilsluizen. Zo kon men in de stad bijna tot naast de
kerk varen! In de stad werd er ook overgeladen op kleinere schepen en werden de orgels
verder naar dorpen getransporteerd. Uiteindelijk moest men of nog een stuk dragen of het
geheel op wagens naar de kerk brengen. In Dedesdorf is een archiefstuk waarin staat dat
her zeer heet was op de dag van het vervoer en dat er heel veel werd gedronken, onder
andere wijn en bier De medewerkers moesten onder andere de zware pijpen die in kisten met
'pijpenstro' lagen naar de kerk dragen. De pastor aldaar schrijft dat hij het hier- en
wijngebruik van de orgelbouwers hij zulk zwaar werk toepasselijk vindt. Hij vindt het
consumeren van wat zij doen dan ook zeker niet overdreven!
We zetten vervolgens het orgel in elkaar en wie deed de
intonatie?
De normale gang van zaken was dat er een groep meesterknechten werkzaam was. Schnitger had
meerdere groepen medewerkers omdat hij lang niet overal zelf aanwezig kon zijn.
In Groningen was de orgelmaker Radeer één van de hoofdlieden, later ook Rudolf Garrels
die uit Norden stamt. De groep bestond meestal verder uit leerlingen en gezellen die de
orgels monteerden maar ook het onderhoud verzorgden. De intonatie was verregaand van
tevoren door Arp Schnitger bepaald en werd mogelijk duur hem zelf of later ook door één
van zijn zonen afgerond.
Was Arp Schnitger zelf altijd bij de ingebruikname aanwezig?
Dat weten we niet. Bij de grote belangrijke orgels is hij waarschijnlijk wel aanwezig
geweest. Naast de feestpreken zijn er nok lofgedichten op Schnitger gemaakt, die zullen
hem persoonlijk overhandigd zijn. Maar hoe het precies was weten we niet.
"Echte" ingebruikname's, echte tussen aanhalingstekens, zoals wij die heden ren
dage houden, kenden ze niet. Wanneer het orgel Haar was werd het de volgende zondag in de
eredienst in gebruik genomen. Daarvoor werd het gebouwd. We weten van orgelmakers dat ze
na de bouw blijven tot de eerstvolgende zondag wanneer het orgel wordt bespeeld. Bij
grotere orgels waren er dan wat meet festiviteiten maar ook die waren met de eredienst
verbonden.
Wetenswaardigheden vanaf 1969
Zijn er nog wetenswaardigheden bijgekomen sinds de Schnitgerherdenking in
1969?
Er zijn diverse Arp Schnitger-orgels te voorschijn gekomen, die toen nog niet bekend
waren. Zo werd onlangs nog, notabene in een grote stad als Bremen waar vele
Schnitgerorgels stonden, in een kerkarchief een notitie over een Schnitger-orgel (1709) in
de Rembertikirche, dat nu niet meer bestaat, gevonden. In het orgel in Mariana in
Brazilië, dat vroeger ook onbekend was, kwamen aspecten aan het licht die we niet kenden.
Zo is onlangs ook nog een kleiner Schnitger-orgel in Portugal bij de stad Porto in een
kloosterkerk (maar dat in onbespeelbare staat verkeerd) ontdekt dat hij daar gebouwd
heeft. Ik heb zelf onlangs een positief van Arp Schnitger ontdekt in Duitsland. Het orgel
dat een onbekende meester werd toegeschreven blijkt na uitvoerig onderzoek van Arp
Schnitger te zijn. Het is het kleinste positief van Arp Schnitger dat er nog is. Dit
eenmanualige Positief met Prestant 2' in het front staat in een kapel in Calberlah.
Zijn dan alle verdere kleinere orgels en huisorgels verdwenen?
We weten uit de bronnen dat er circa 30 huisorgels gebouwd zijn: kleinere werken en
positieven. Het is tot nu toe onbekend of er nog ergens een huisorgel staat.
Waarschijnlijk is de rest allemaal verloren gegaan. Er is nog wel een leuk gegeven ontdekt
door de conservator van de Menkemaborg dhr. Veldman. Op de borg Dijksterhuis in
Pieterburen is in 1702 een klein positief gebouwd. Dat moet een Schnitger-orgel geweest
zijn want de familie Menkema, één van die families uit de Groninger landadel, stond in
eng contact met Schnitger. Schnitger bouwde in Pieterburen voor dezelfde familie het orgel
in de kerk (tegenwoordig in Mensingeweer). De Menkema's waren opdrachtgevers van
Schnitger, zodat het vrijwel zeker is dat dit positief door Arp Schnitger was gebouwd. En
de tekening in het archief Golzwarden. Deze schijnt niet voor de Der
Aa-kerk gemaakt te zijn? De tekening die in Golzwarden bewaard gebleven is, maar met
het orgel aldaar niets van doen heeft, is niet voor het orgel voor de Academiekerk
gemaakt. Gustav Fock veronderstelde dat de tekening voor het orgel in de Der Aa-kerk (lees
Academiekerk) gemaakt is. Bij nadere bestudering van de geschreven tekst naast de tekening
blijkt dat het bier een 8 voets orgel betreft, terwijl het orgel in de Der Aa-kerk een
16-voets front heeft. Deze tekening is het type zoals we dat kennen van het orgel in Anloo
en het is heel goed mogelijk dat dit het eerste ontwerpvoorstel daarvan is.
Restauratieoptiek sinds 1969
Is de restaurarie-optiek veel veranderd sinds 1969?
Het is al weer een hele tijd geleden toen het Schnitger-jubileum in Groningen
gevierd werd. Er was een grote belangstelling en de herdenking heeft grote invloed gehad.
Ik was daar zelf nauw bij betrokken. De ontwikkeling was Schnitger betreft staat niet
stil. Er wordt verder onderzocht, verder archiefonderzoek gepleegd. Zijn werk wordt in
detail bestudeerd en detailaspecten komen aan het licht. Dat is zeer omvangrijk en is nog
lang niet beëindigd. We kunnen inmiddels zeggen dan het inzicht zeer verdiept is maar dat
we nog niet alles weten. Ook op het gebied van pij pen maken en stemmen komen er steeds
weer aspecten naar voren. Want ook de kleinste bouwstenen spelen een grote rol en
verdichten het hele net rond het werk van Arp Schnitger.
Ja, maar wanneer moet je daar dan een keer een streep onder zetten?
Dat kan niet!
Is er dan nog steeds sprake van voortschrijdend inzicht?
Ja. Iedere restauratie Is een restauratie van zijn tijd, dat zal altijd zo blijvers. Maar
boe meer we het orgel met respect behandelen, hoe meer we onze eigen kennis verrijken, om
zo beter zullen we inzicht krijgen in zijn werk. In de behandeling van het orgel zullen we
nog voorzichtiger moeten worden. Voorzichtigheid is een heel belangrijke factor.
Voor het restaureren is één maatstaf hoofdpunt, en dat is dat er niet geprojecteerd wordt
naar idiologieën. naar ideeën die jezelf in je hoofd hebt, of een tendens of een mode,
maar dat je de ideeën van Schnitger zoekt: naar zijn werk luisteren, zoekend te werk
gaat. Je moet zijn bouw- en denkwijze zien te doorgronden en van daar uit werken. Het is
nog niet zo lang geleden dat er toch heel snel hij restauratie werd geprojecteerd. Er zijn
nu nog steeds orgels die gerestaureerd worden waar vele aspecten van zijn werk niet
gerespecteerd worden, onderdelen waarover we wel exact geïnformeerd zijn.
Moeten we dan meer conserveren?
Ja, en bij restauratie echt restaureren. Dat wil zeggen bewaren, herstellen en doorgeven
naar de komende geslachten. Niet veranderen maar zo echt mogelijk laten. Daarbij moeten we
alle details, ook als we iets moeten vervangen door ouderdom, gebreken of omdat het niet
meer aanwezig is, geheel in de trant van Schnitger maken, tot in het kleinste detail. Ik
kan mij niet voorstellen dat je hij een Schnitger-orgel, om maar een aspect te noemen, de
klaviaturen van naaldhout maakt, (spreek Fichte of dennen-hout), en dat de toetsen en
toetsbeleg dan wel zo ongeveer een Schnitger-indruk wekken. Schnitger heeft soort zoiets
gebouwd! We weten 100% zeker dat hij eiken toetsen bouwde en de welborden en de
registermechanieken waren voorzien van eiken wellen. Dat zijn naar mijn mening belangrijke
aspecten. Feiten die we zeker weten voor wat betreft materiaalgebruik, die feiten moeten
we respecteren. In onze tijd wordt er daar nog veel te veel van afgeweken. Er zijn
restauraties van na 1969, tot zelfs kort geleden, waarvan ik zeg: dat moet echt niet zo.
Ik heb er toendertijd voor moeten vechten om de windlade, tractuur en alles ongewijzigd te
behouden hij de restauratie van het orgel in Nieuw-Scheemda in 1968. Dat is een
restauratie van 30 jaar terug maar is nog absoluut actueel. De windlade functioneert nog
steeds feilloos. Er is toen niets aan de windlade veranderd. In Nieuw Scheemda is
alles bewaard gebleven en ook zo gelaten. Er is geen Schnitgerorgel in Nederland dat
technisch gezien zo compleet bewaard is gebleven. Daar is wat dit betreft gerestaureerd
zoals het moet, daar sta ik nog steeds achter. Er zijn slechts details van windvoorziening
en intonatie die later door mij gecorrigeerd zijn. Een leuk aspect van het orgel in Nieuw
Scheemda is dat daar intussen weer gesneden zijvleugels zijn aangebracht, met twee barokke
bazuinblazende engeltjes. Deze zijn zonder twijfel door Jan de Rijk gesneden. Ze zijn
ontdekt aan een klein gedemonteerd klein orgel (Eppenhuizen) van heel andere makelij waar
ze nier hij pasten. Ze zijn aangekocht door de huidige eigenaresse. Na onderzoek blijkt
dat dit mogelijk de originele vleugels van dit orgel zijn. Er is nu geen enkel
Schnitger-orgel meer te noemen waar ze van de maatvoering uit gezien aan zouden passen. Ze
passen in Nieuw Scheemda exact. Het orgel wordt er prachtig mee gecompleteerd. Wat we zien
bij restauraties van de afgelopen tijden is dat er te veel wordt afgeweken van details die
absoluut bekend zijn. Tot op heden worden er triplexplaten op de laden gelijmd. Ik noem
verder het gebruik van andere houtsoorten voor toetsen, wellen en registermechanieken en
abstracten; liet veranderen van ventielopeningen en daarmee de cancellen, her doorzagen
van alle sponsels en andere details van de windlade> het veranderen van sleepsystemen,
en het niet realiseren van een "echte" keilbalg-windvoorziening. Dit gebeurt ook
hij Schnitger-orgels en dat betreur ik ren zeerste. Het subjectieve punt van de klank, de
pijpen, laat ik dan nog buiten beschouwing. We moeten echt terug naar conserverend
restaureren. En als er iets te reconstrueren valt moet dat met dezelfde constructies en
materiaal als in de bouwtijd. Dit moet nu hoogste gebod worden voor onze tijd hij alle
restauraties en ré-restauraties, want anders verdwijnt er steeds meer van de
oorspronkelijke substantie?